Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 408 van 1088

...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...
[9] De tollenaar had dat nog maar nauwelijks gezegd, of allen in het huis stonden op en haastten zich naar buiten om ons, en speciaal Mij, te bekijken en tevens vragen te stellen.
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'Opdat jij en nog verscheidene anderen die net als jij zijn en die zich net als jij voor vroom en rechtvaardig houden, mogen zien dat Ik jullie wel ken, wil Ik jullie heel in het kort een klein voorval uit jullie leven vertellen. Omdat jullie jezelf voor vroom en rechtvaardig houden, maar andere mensen verachten, van wie jullie oordelen dat ze niet zijn zoals jullie, gaan jullie dan ook naar de feesten in Jeruzalem, brengen de tempel de voorgeschreven offers en rechtvaardig jezelf op die manier in de ogen van de priesters van de tempel,
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Op het paasfeest van dit jaar reisde er dan ook een oude Farizeeër, die zichzelf als vroom en rechtvaardig beschouwde, naar de tempel, als ook een tollenaar .
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Maar de tollenaar bleef een eind van het offeraltaar afstaan en durfde zelfs zijn ogen niet op te slaan, maar sloeg zich op de borst en zei: 'O Heer, wees mij zondaar, die niet waardig is zijn ogen op te heffen naar Uw heiligdom, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Ik zei: 'O, dat genoegen kan Ik jullie wel doen! Ik zeg jullie: deze tollenaar ging gerechtvaardigd de tempel uit, omdat hij zichzelf vernederd had en zijn schuld tegenover God in zijn hart getrouwen waarachtig bekend had, en zo keerde hij ook ten aanzien van de Farizeeër gerechtvaardigd naar huis terug. Wie zichzelf verhoogt, wordt vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden!'
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar de tollenaar verontschuldigde zich tegenover Mij met de woorden: Vriend, je hebt weliswaar heel juist geoordeeld, en jouw oordeel zou mij nog meer genoegen gedaan hebben, wanneer ik niet juist die tollenaar geweest zou zijn, die zich naar volle waarheid in de tempel tegenover God zo uitgesproken heeft! Maar hoe het ook zij, het komt mij toch uiterst raadselachtig voor hoe jij dergelijke dingen zo goed kunt weten. Wat mij betreft houd ik je voor een profeet en ik vraagje om in de naam van Degene die jou met Zijn geest zo verlicht heeft, mijn huis en mijn gezin te willen zegenen!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Het huis was maar een paar stappen verwijderd van het hoofdhuis, en de tollenaar en alle anderen gingen inderhaast naar binnen en troffen tot hun zeer grote verbazing alle zeven volkomen gezond aan; ze vroegen hun wie hen gezond gemaakt had, want er moest een groot wonder gebeurd zijn. Want nog nooit had een arts zulke lammen, kreupelen, blinden en jichtlijders genezen,
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De twee blinden dienden ons wel als een eerste bewijs, dat niet alleen zij het licht van hun ogen weer teruggekregen hadden, maar dat ook wij weer helemaal in het bezit van onze rechte ledematen gekomen waren, maar toch geloofden wij niet volledig in onze toch zo duidelijk ondervon den genezing; maar nu geloven wij het, omdat jullie daarvoor naar ons toe gekomen zijn.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Daarop haastten vele vaders en moeders zich naar hun woningen en brachten weldra een groot aantal kinderen mee, die in meerdere of mindere mate ziek en zwak waren, en vroegen Mij of Ik ze allemaal wilde zegenen en daardoor gezond maken.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Het aantal meegebrachte kinderen was echter aanzienlijk en toen de leerlingen hoorden dat Ik ieder kind apart wilde aanraken, overeenkomstig de wens van de ouders, zeiden zij: 'Nou, nou, de dag zal nauwelijks nog twee uur duren. Als de Heer ieder kind apart moet aanraken en zegenen, zal de dag wel voorbij zijn; en we moeten nog naar een andere plaats reizen! Want er is geen sprake van dat we hier blijven, omdat Hij onderweg al gezegd heeft dat Hij niet in het eerste dorp zou overnachten. En wat Hij eenmaal uitspreekt, daar wijkt Hij ook nooit een haarbreed van af Laten wij de toestromende kinderen terugsturen met de goede opmerking, dat het niet nodig is dat ieder kind apart aangeraakt wordt; het is voldoende dat Hij slechts één woord over hen uitspreekt, dan zullen ze allemaal genezen en geheel en al gezegend en gesterkt zijn!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Toen kwamen er echter enkele leerlingen naar Mij toe die zeiden: 'Heer! U hebt nu alweer een nieuwe voorwaarde gesteld om het rijk Gods deelachtig te worden! Hoe kunnen wij, voor het merendeel vergrijsde mannen, nu weer kinderen worden om in het rijk Gods te komen? En toch hebt U zojuist duidelijk gezegd dat een mens die het rijk Gods niet als een kind in bezit neemt, er niet zal binnenkomen! Wanneer dat zo is, wat baat ons dan al onze inspanning, ontzegging en zelfverloochening?'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen we daar het brood en de wijn genuttigd hadden en enkelen van Mijn leerlingen begonnen te informeren hoe ver het nog was naar het volgende plaatsje, en wij ook aanstalten maakten om verder te reizen, kwam er een overste naar Mij toe en zei: 'Luister, werkelijk grote en goede Meester op Uw terrein! Aangezien U een van Gods geest vervulde man bent en het hemelrijk beter schijnt te kennen dan wij, zeg mij wat ik moet doen om het eeuwige leven in het hemelrijk te verkrijgen!'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Van deze woorden van Mij stonden allen versteld, en de waard zei: 'Beste en wonderbare Meester! Dat er meer achter U schuilgaat dan bij een of andere profeet, dat ben ik stil in mijzelf direct gewaar geworden, hoewel ik het niet hardop durfde uit te spreken; maar aangezien U nu Zelf een groots en betekenisvol woord over Uzelf hebt uitgesproken, kan ik nu niets anders meer doen dan zeggen: Heer, ik ben het niet waard om mijn ogen naar U op te slaan, maar wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam ook Simon Juda echter naar Mij toe en hij zei: 'Heer, wij hebben alles verlaten en zijn U bij de eerste oproep die U tot ons richtte zonder enige terughoudendheid gevolgd, en hebben daarvoor nog nooit enige aardse schadeloosstelling van U verlangd; maar nu er hier veel over het hemelrijk en over het eeuwige leven gesproken wordt, wil ons dan ook een verzekering geven van wat wij in het andere leven te verwachten zullen hebben!'
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Nu zou iemand echter -nota bene - kunnen vragen hoe het nu kon dat de bewoners van dit dorp, die tenslotte toch ook bedevaarten maakten naar Jeruzalem, nog vrijwel niets over Mij gehoord hadden, terwijl Mijn roep al in bijna het hele joodse land geklonken had en Jeruzalem vol was van Mijn leer en Mijn daden.
Hoofdstuk 167: Petrus vraagt naar het loon van de leerlingen (Luc. 18: 28-30) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...