Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 408 van 1112

...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...
[14] Toen Ik dat gezegd had haastten Martha en ook Maria zich de kamer uit naar de keuken en stelden daar alles in bedrijf, zodat het avondmaal in een uur tijd uitstekend bereid zou kunnen worden. Het was evenwel een door sterren verlichte avond en in het westen waren nog de laatste stralen van de ondergegane zon te zien, wat wij door de open ramen goed konden waarnemen, en speciaal de Romeinen uitten de wens om nu een poosje in de open lucht aan Mijn zijde de sterrenhemel en verschillende verschijnselen van de avond te bekijken en gade te slaan.
Hoofdstuk 93: De lievelingsspijs van de Heer (13.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen Ik dat had gezegd waren alle aanwezigen, die met tamelijk velen waren, direct bereid om dat uur ook in de open lucht door te brengen, en wij stonden op en gingen naar buiten, waar een grote, vrije plek was. Allen verbaasden zich nu over het ontelbaar grote aantal sterren, en prezen de almacht en grootheid van God.
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Vanaf de genoemde berg zag ik de zon dan ook helemaal in de zee zakken. Dat bevestigde voor mij ook het volgende: toen de zon volledig in het water wegzakte, verbleekten haar vuur en licht ook zo volkomen dat er, nadat ze volledig was ondergegaan, geen spoor van avondschemering meer waar te nemen viel, en uit het genoemde verschijnsel concludeerden wij dat de zon, de maan en alle sterren in het verre westen gewoon letterlijk in de zee zakken en na 12, soms 14 en soms -midden in de zomer -ook wel na 9 uur ergens in het zeer verre oosten weer uit de zee opstijgen.
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Inderdaad, zoals Ik jullie op de Olijfberg al gezegd heb; toch zien jullie temidden van deze vele zonnen ook verscheidene centraalzonnen waar, zoals jullie reeds bekend is, de planetaire zonnen met al hun planeten in grote cirkels omheen bewegen, en ook zien jullie die grotere centraalzonnen weer, waaromheen zich hele zonnegebieden bewegen, en ook een paar van die centraalzonnen, waar hele zonnenallen zich in uiterst grote cirkels omheen bewegen. Maar het zou van weinig of helemaal geen nut voor jullie zijn, als Ik ze jullie nu ook met de vinger zou aanwijzen; wanneer jullie echter in je geest gewekt zullen zijn, zal de Geest van het meest innerlijke leven en alle waarheid jullie zeker in al het licht binnenleiden. En hoe dat mogelijk is en zal zijn, heb Ik jullie op de Olijfberg al enkele malen zelf aanschouwelijk laten ervaren. Hier kan Ik voor jullie alleen maar herhalen dat er in het huis van Mijn Vader heel vele en grote woningen zijn'
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Kijk, de maan en ook de andere planeten zijn op zichzelf net zulke donkere lichamen als de aarde! Het licht van de zon, een rond lichaam, straalt naar alle mogelijke richtingen; maar het manifesteert zich alleen maar als weerspiegeld en zichtbaar aanwezig, waar het op een voorwerp valt waarvandaan het terugkaatst en door jullie ogen waargenomen wordt.
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Wanneer Ik nu een groot voorwerp ergens op ongeveer de afstand van de maan tot deze aarde zou plaatsen, zou je direct zien dat de zon niet in de zee van deze kleine aarde is ondergegaan, maar zich nu net als overdag vrij in de lucht bevindt en alle planeten die om haar heen cirkelen haar licht geeft alsook haar warmte. Wat nu op deze aarde, zoals ook op de andere aarden, die jullie planeten noemen, de dag en de nacht veroorzaakt, heb Ik jullie al meer dan voldoende getoond, daarom kun je je opvatting vanuit een werelds standpunt nu wel helemaal laten varen.'
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Zo verbazen de mensen zich ook over heel hoge bergen, brede rivierengrote meren en zeeën en slaan nauwelijks acht op een vruchtbare heuvel en een zuivere bron die hun dorst lest; maar bij Mij staat de vruchtbare heuvel ver boven de onvruchtbare Ararat en de zuivere bron ver boven de oceaan. Want deze zijn reeds zeer verwant met het leven uit Mij; maar de Ararat en de oceaan staan nog heel diep in het gericht en staan nog ver van het leven af
Hoofdstuk 95: Over de kracht van het kleine - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar mensen die het eenmaal ver gebracht hebben in de ware kennis van zichzelf en van daaruit ook van de hele natuur en haar krachten, zullen iets heel anders en beters als aardse bezigheid kiezen dan het vervaardigen van allerlei kunstmatige en materieel nuttige dingen, machines en producten; want geestelijke mensen zullen er altijd bovenal naar streven steeds nader tot Mij te komen en zich de volheid van het eeuwige leven eigen te maken. Want alleen dat kan voor de ware denker en ziener een reële waarde hebben, omdat dat een eeuwig bezit is, maar alles van deze wereld alleen maar voorzover het hem behulpzaam kan zijn bij het bereiken van het grote hoofddoel.
Hoofdstuk 97: Over het materialistische onderzoek van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Marcus zei: 'Ik dank U, o Heer en Meester, ook voor deze les! Weliswaar is die niet zo verheven als andere lessen die wij al uit Uw heilige mond ontvangen hebben, maar ik beschouw hem als ook heel belangrijk en verheven voor ons Romeinen, die qua wereldbeschouwing nog heel verkeerde ideeën hebben. Want wanneer de mens verkeerde ideeën heeft over een of andere kwestie, ook al heeft die slechts betrekking op deze wereld, dan kan het niet anders dan dat hij ook in andere, geestelijke dingen tot allerlei misvattingen komt; want de ene vergissing leidt tot de andere, net zo lang tot de hele mens vol vergissingen en dwaasheden raakt. Maar als het bij iemand, dikwijls gaat het om iets kleins, licht begint te worden, dan breidt dat licht zich langzamerhand uit naar grotere en belangrijker dingen, en zo komt de mens tot ware wijsheid. Daarom zij U, o Heer, ook dank voor zulke lessen, die voor ons Romeinen van buitengewoon groot nut zijn!'
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] En kijk, precies hetzelfde is het geval wanneer de mensen Mij liefhebben, eren en prijzen! Wie Mij liefheeft en in stilte prijst en daarbij in alle deemoed zijn kleinheid en Mijn alles erkent, eert Mij werkelijk geheel en al in de geest en in de waarheid en Ik schep een groot welbehagen in hem, en wat zo heel gering lijkt, heeft grote gevolgen. Wie Mij echter met grote wereldse praal, met allerlei nietszeggende ceremoniën en lange gebeden en gezangen eert en prijst en daarbij gelooft, dat dat Mij genoegen doet, vergist zich flink; want een dergelijk prijzen is een gruwel in Mijn ogen, als het van de priesters uitgaat; en als het onwetende volk Mij daardoor meent te eren en Mij daarmee om genade wil vragen, zal het door Mij niet op grote schaal verhoord worden, zodat het tot het inzicht komt dat zulke grote en pronkerige gebeden en vereringen Mij absoluut niet bevallen
Hoofdstuk 95: Over de kracht van het kleine - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik heb jullie op de Olijfberg al een aanwijzing gegeven en bij een andere gelegenheid een nog uitvoeriger aanwijzing aan Mijn leerlingen, dat deze aarde evenals ieder ander hemellichaam een dierlijk organisch leven heeft en zodoende ook al de natuurlijke verrichtingen en verschijnselen van het organisch dierlijke leven te zien geeft. Ten eerste moet ze gevoed worden, en wel zoals bijvoorbeeld een groot dier. En omdat ze een dierlijk leven heeft, moet ze ook een soort hart, longen, milt, lever, nieren, maag en, kortom, op analoge wijze al die ingewanden hebben, die ook bij een volmaakt dier nodig zijn om te leven. En als de aarde dat allemaal in zich heeft, spreekt het ook vanzelf dat er aan de oppervlakte alle mogelijke uitingen van haar inwendige organisch dierlijke leven waargenomen worden door jullie, bewoners van het oppervlak van de aarde.
Hoofdstuk 96: Het ontstaan van de wind - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Kijk, bij de oude Egyptenaren bestonden er ten tijde van de latere farao's ook een aantallouter uiterlijke natuuronderzoekers en natuurkundigen, en nu nog vullen de werken die ze geschreven hebben grote zalen en kasten en planken! Je zou er zeker een paar eeuwen voor nodig hebben om al die boeken en rollen en tabletten door te lezen. Kijk, de zielen van die natuurkundigen zetten ook aan gene zijde hun onderzoekingen en zoeken voort, vallen van de ene dwaling in de andere, laten zich door geen engel iets leren en blijven in hun waan en zoeken de oergrondslag van de krachten alleen maar in de materie, die voor hen zo goed als helemaal niet bestaat; want hun eindeloos gezwoeg vindt alleen maar plaats in hun schijnmaterie, die nergens anders uit bestaat dan alleen uit hun vluchtige en zeer wisselvallige inbeelding en fantasie!
Hoofdstuk 97: Over het materialistische onderzoek van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] En Ik heb dit nu tegen jullie gezegd, opdat jullie je ziel zuiver zullen houden; want een onreine ziel is tenslotte net zo materieel als haar lichaam en kan daar niet over waken, aangezien ook de geest die zich in de ziel bevindt niet over haar kan waken als ze vast slaapt, omdat de ziel dan niets van zijn invloed kan en wil merken.'
Hoofdstuk 98: De waakzaamheid van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Daarop stonden allen op en begaven zich naar de plaatsen, waar rustplaatsen voor hen klaargemaakt waren. Ik bleef echter tot de morgen op Mijn ruststoel in de zaal.
Hoofdstuk 99: Uitgekomen en niet uitgekomen voorspellingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Wie voor de armen doet wat deze Romeinen doen, heeft ook het recht om, als zijn vermogen dat toelaat, ook zijn lichaam te verzorgen op de manier die hij reeds van kind af aan gewend is; want voor hen is dat net zo'n natuurlijke behoefte geworden als voor jullie het zuivere, frisse water. Ik let er niet op, of en waarmee iemand zijn huid heeft gereinigd en verfrist, maar alleen of hij gewassen en rein van hart ten overstaan van Mij is.
Hoofdstuk 100: De wilsvrijheid van de mens en de alwetendheid van God Zeden en gewoonten. (18.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  396 - 397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421  ...