Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 409 van 1110

...  397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422  ...
[6] Dat een ziel echter af en toe om Mij alleen bekende redenen door een sterkere en dichtere scheidingswand van het algemene allerintelligentste goddelijk leven gescheiden is, kunnen jullie heel goed zien bij zwakzinnigen, stommen en zogenaamde onnozelen; een dergelijke ziel is dus ook alleen maar tot een zeer povere en soms ook helemaal geen ontwikkeling rn staat.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Waarom ook dat toegelaten wordt, weet Ik heel goed, en sommige van Mijn oude leerlingen weten het voor een deel ook; jullie anderen zullen alles daarover echter nog wel te weten komen.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Zielen van dieren en planten zijn echter niet streng gescheiden van het algemene goddelijke leven in de ruimte en zijn daarom door hun innerlijke gewaarwording zonder enig onderricht in staat datgene te doen waarvoor ze volgens hun hoedanigheid en inrichting bestemd zijn. Ieder dier kent het voedsel dat goed voor hem is en weet dat te vinden; het heeft zijn wapens en weet die zonder enige oefening te gebruiken.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zo kent ook de geest van de planten heel precies die stof in het water, in de lucht en in de aarde, die bevorderlijk is voor zijn specifieke individualiteit. De geest of de natuurziel van de eik zal nooit ofte nimmer de stof naar zich toetrekken, die de ceder voor zijn bestaan en wezen nodig heeft. Wie brengt een plant immers bij om steeds alleen de voor haar bestemde stof naar zich toe te trekken? Kijk, dat is allemaal de werking van de hoogste en algemene levensintelligentie van de ruimte; hieruit put iedere planten en dierenziel de voor haar speciaal noodzakelijke intelligentie en is vervolgens volgens de aanwijzing daarvan werkzaam.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer de mens echter volkomen doordrongen is van de geest van alle leven en licht, zal hij een dergelijke orde in zichzelf waarnemen zoals Ik die eeuwig en altijd in Mijzelf waarneem, namelijk dat alles uit Mij bestaat en Ik alles in alles ben. -En zeg Mij nu, vriend Lazarus, of jij dat nu allemaal ook goed begrepen hebt! En het staat ook een ieder van jullie vrij om zijn gedachten daarover te kennen te geven.'
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Lazarus: 'Heer en Meester! Deze uitleg van U overtreft alles wat wij tot nu toe van U gehoord en gezien hebben, en het wordt mij nu pas volkomen duidelijk waarom U, als Zelf een mens, bij ons bent gekomen om ons te onderwijzen over God en over onszelf omdat wij door U bestemd zijn om eeuwig voort te leven in de hoogst mogelijke zelfstandigheid, wat wij echter eerst door onze zelfwerkzaamheid volgens Uw leer uit vrije wil moeten, willen en met Uw hulp ook zullen verwerven.
Hoofdstuk 30: Over het kennen van de toekomst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Daarom moeten jullie niet al te ijverig zoeken naar hoe de toekomst eruit ziet, maar wees tevreden met wat jullie voor het heil van je ziel moeten weten, en neem dan ook genoegen met het feit dat Ik in Mijn liefde en wijsheid dat weet, en beslist alles zal laten geschieden op de manier zoals het te allen tijde voor de goede of wellicht ontaarde mensheid zeker het beste zal zijn, dan zullen jullie ook iedere slechte en goede toekomst kunnen verdragen!
Hoofdstuk 30: Over het kennen van de toekomst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wanneer jullie echter zelf in de geest van het leven wedergeboren zijn, zullen jullie ook in staat zijn om in de toekomst te kijken en daar niet bedroefd en zwak door worden.
Hoofdstuk 30: Over het kennen van de toekomst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Hoe het zich echter in de verre toekomst zal ontwikkelen, heb Ik ten eerste met de nachtelijke verschijning al tamelijk helder laten zien en nog duidelijker in de uitleg van de twee hoofdstukken van de profeet Jesaja, en Ik zal jullie nog meer laten zien over het einde van de in feite slechte mensenwereld, waarmee jullie ook wel niet erg tevreden zullen zijn. Maar in dit middernachtelijk uur laten we dat onderwerp nog met rust; want wij hebben nog veel noodzakelijker dingen met elkaar te bespreken. Wie van jullie dus nog iets te vragen heeft, moet dat doen, dan zal Ik hem licht geven'
Hoofdstuk 30: Over het kennen van de toekomst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De beide priesters vroegen hem hun te zeggen hoe het hem vergaan was. Hij wist echter niets van zijn razernij, maar vertelde alleen van een visioen, volgens welk hij zich in een heel mooie omgeving had bevonden. Bij dit kortdurende verhaal was de klank van zijn stem heel zacht, als van een geduldig lijdende moeder; maar weldra veranderden de klank en de taal. Als door een magische kracht werd zijn mond wijd opengesperd en een vreemde, donderende stem in het Grieks trof uit de wijd opengesperde mond onze oren met ongeveer de volgende uitdrukkingen:
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] 'O armzalige muggen van mensenlarven, willen jullie mij uit dit gehuurde huis verdrijven?! Alle Romeinse legers zijn daartoe niet in staat! Eer er nog maar een steen gereed lag voor de bouw van Rome, ja heel lang daarvoor was ik de beroemde koning Cyaxares* (Koning van Medië (624 584 v.Chr.).) de eerste met die naam, ik heb de Scythen verslagen, oorlog gevoerd met Lydië. Mijn tweede dochter Mandane werd de vrouw van de koning der Perzen en moeder van de beroemde Cyrus, wiens vader Cambyses heette. Meer hoeven jullie niet te weten!
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Dit huis van vlees echter, dat ik nu naar eigen goeddunken bewoon en waar ik mij niet uit laat verdrijven, stamt af van mijn bloed, en ik bezit het daarom met recht! Daarom is al jullie inspanning om mij daaruit te verdrijven tevergeefs; ik kan mij in dit huis van mij gedragen zoals ik wil!'
Hoofdstuk 31: Agrippa vertelt zijn ervaring met een bezeten Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer jullie echter in het vervolg zulke bezetenen zullen aantreffen, moeten jullie hun in Mijn naam de handen opleggen, dan zullen de slechte geesten de bezetene verlaten. Mochten jullie echter iemand tegenkomen die door een hardnekkige geest bezeten is, bedreig dan die geest, dan zal hij onmiddellijk gehoorzamen aan wie hem ernstig en in vol geloof in Mijn naam bedreigd heeft! Want waar Mijn leer door jullie aan de mensen verkondigd wordt, is het niet meer nodig dat ook de duivels vanuit het vlees van een bezetene het geheel vervallen geloof bij de mensen moeten oprichten. Waar engelen onderwijzen, moeten de duivels op de vlucht gejaagd worden!
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Wat nu evenwel die Illyrische bezetene en ook zijn omgeving betreft: hij leeft nog en is nu van zijn plaag bevrijd, en zijn omgeving gelooft nu in één, hem weliswaar nog onbekende God, alsook in de onsterfelijkheid van de ziel, en als iemand van jullie daar binnenkort zal komen in Mijn naam, zal hij het bij die mensen en ook in de wijde omtrek van dat land gemakkelijk hebben om de mensen tot het ware geloofslicht te bekeren en hun bijgeloof te gronde te richten. - Heb jij, Agrippa, dat nu goed begrepen?'
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'De hele geestenwereld heeft weliswaar, zoals Ik reeds enige keren uiteengezet heb, met de ruimte en de tijd van deze materiële, gerichte en bijgevolg onvrije wereld absoluut niets meer te maken; maar de ruimte, als een buitenste omhulsel, is uiteindelijk toch de drager van alle hemelen en alle geestenwerelden, omdat die zich op geen enkele wijze ergens buiten de oneindige scheppingsruimte kunnen bevinden. En zo moeten er, om helder en voor jullie begrijpelijk te spreken, ook bepaalde ruimtelijkheden bestaan, waarin de geestenwerelden zich als het ware op een plaats bevinden, alhoewel de plaats van de ruimte met name een voleindigde geest net zo weinig interesseert als jou nu deze Olijfberg, wanneer jij je Rome of Athene voor de geest wilt halen, want voor de geest bestaat er in die vorm noch een bepaalde ruimte noch gemeten tijd.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  397 - 398 - 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422  ...