Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 411 van 1490

...  399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424  ...
[10] Omdat ik duidelijk zag dat een paar heetgebakerde Romeinen uit de groep de onbeschaamdheid van - zeg maar - slechts twee verklede Farizeeën erg hoog opnamen, zei ik tegen hen: 'Beste mannen uit Rome, de grote keizerstad! Let toch niet op het zinloze gepraat van deze twee blinden! Als zij ook maar een beetje helder verstand zouden hebben, zouden zij zoiets zeker niet gezegd hebben. Wij met ons allen zijn toch ook Joden, en onze Heer en Meester is het ook, en wij hebben hoogachting voor jullie en zijn de wijze regering in Rome veel dank verschuldigd; want zij is onze beschutting en bescherming tegen de onderdrukking door de tempel en door de landpachter Herodes, die vaak alle perken te buiten gaat. Wij weten wat wij aan de Romeinen hebben; maar zij, die menen eigen baas te zijn, weten dat niet of willen dat niet weten, let dus maar niet op hun praatjes! Maar ik zal de Heer Zelf op mijn knieën vragen om deze blinden een proefje van Zijn macht te geven, opdat deze dwazen u niet kunnen verwijten dat u Hem alleen maar vanwege Zijn zwakte steunt!'
Hoofdstuk 208: Het verhaal van Lazarus over de ongelovige Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'O, vriend en broeder! Deze mensen die door eigen kwade wil blind zijn, weten maar al te goed dat Ik erg machtig ben, en zij hebben geen groter bewijs van Mijn wijsheid, kracht en macht nodig, want zij haten Mij juist omdat zij bang voor Mij zijn vanwege Mijn wijsheid en macht. Dus daarvoor is het echt niet nodig deze blinden een nieuw bewijs van Mijn macht te geven; maar ter wille van de Romeinen zal Ik heel onverwacht toch iets doen, om de Romeinen daardoor iets tegen hen in handen te geven. - Maar omdat de zon al dicht bij de horizon staat, breken we op en gaan we naar binnen. Wie ons volgen wil, die zal ons dan wel in huis vinden, want buiten zal Ik vandaag niet meer spreken of iets doen. Laten we dus naar binnen gaan!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Alles wat hier gebeurt is nu wel erg wonderbaarlijk. Kijk eens naar al die tafels in de zaal! Ze zijn er, en noch ik noch mijn waard weten waar ze vandaan zijn gekomen! Ook staan er op alle tafels grote hoeveelheden brood en wijn, en noch het een noch het ander hebben de waard of ik of een van onze bedienden op een tafel gezet! Bovendien weet ik maar al te precies voor hoeveel gasten hier in het uiterste geval plaats is. Nu zijn er zeker vijfmaal zoveel gasten, en toch ziet de zaal, die werkelijk veel groter is, er nog precies eender uit! Als ik eens goed over deze zaak nadenk is dit alles toch wel iets meer dan het door u gevraagde krachtproefje van de zuivere wil van onze Heer en Meester!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Omdat het echter al gauw behoorlijk donker in de zaal geworden was, moesten er lichten aangestoken worden, wat altijd enige bezwaren met zich meebracht want men had in die tijd niet zulke aanstekers als heden ten dage. Als het zogenaamde eeuwige licht, dat ieder huis had, doofde, dan moest men naar een buurman gaan en daar vuur lenen, of men moest bepaalde droge stokjes zolang tegen elkaar wrijven tot zij begonnen te branden. Ditmaal was echter ook in dit huis het vuur helemaal gedoofd, en de bedienden wreven de genoemde stokjes, die echter deze keer niet wilden branden. En zo werd het steeds donkerder, en niemand kon licht maken.
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Alles werd neergezet en in orde gebracht en Ik zei: 'Zoals in het eerste boek van Mozes geschreven staat, sprak God tegen de duisternissen: 'Er zij licht! ' , en het werd licht in de scheppingsruimten, zo ook heb Ik de macht om te zeggen: Er zij licht in deze hele zaal en in het hele huis!'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Bij ons Joden bestaat er volgens de wet slechts één god waaraan we moeten geloven, en wij mogen geen vreemde goden naast Hem hebben. Als we deze man ook als god aannemen, wat moeten we dan met de oude wet? Dan moeten we in twee goden geloven, ten eerste aan een zichtbare die hier vlakbij ons is, en vervolgens aan de onzichtbare, waarvan tevens gezegd wordt dat geen sterveling Hem kan zien en daarbij in leven kan blijven.
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] Maar toen stond AGRICOLA op, liep naar de tafel waar de verklede mannen helemaal apart zaten en zei tegen hen: ' Zeg me eens hoe jullie de zwakte van deze ware Messias bevalt! Noemen jullie dat nu ook nog een zwakte, of kunnen jullie misschien hetzelfde doen alleen door jullie wil? Kunnen jullie ook zulke kostbare drinkserviezen scheppen en met kostelijke wijn vullen? Kunnen ook jullie heerlijk brood uit de lucht te voorschijn toveren, en tafels en banken? Jullie tafel en jullie banken en stoelen zijn toch echt wel stevig genoeg, en zij zijn niet gemaakt, maar alleen geschapen door de wil van Degene van wie jullie beweren dat wij Romeinen Hem alleen maar goed gezind zijn omdat wij in zekere zin van Zijn zwakte niets te vrezen zouden hebben. Wat zeggen jullie daar nu dus van?'
Hoofdstuk 209: Het wonder in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop zei EEN FARIZEEËR heel verlegen: 'Het is allemaal erg bijzonder, en ik heb nog nooit gehoord dat mensen ooit zoiets deden! Maar wij hebben wel meer magiërs gezien die ook onbegrijpelijke dingen tot stand gebracht hebben, -hetzij met natuurlijke middelen, of ook met behulp van dienstbare geesten, dat kunnen wij niet beoordelen, en dus kan deze man ook geheimen bezitten die hij zich eventueel door zijn grote talent heeft eigen gemaakt, en die hij aan niemand openbaart. Voor men dan zo'n man als god kan aannemen, moet men wel veel en eigenlijk wel helemaal alles onderzoeken, en daaruit pas opmaken wie men nu precies voor zich heeft. Ik bestrijd de mogelijkheid niet dat hij de ware Messias kan zijn, maar om dat zonder een behoorlijk onderzoek aan te nemen, is altijd een bedenkelijke zaak.
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Hij zegt weliswaar dat degene die in hem gelooft het eeuwige leven zal hebben; maar dan zou de oude Jehova Zich toch ook eens moeten laten horen, en aangeven dat deze Nazareeër werkelijk Zijn zoon is, en dan moest Hij de oude wet die ons vreselijk drukt, opheffen, dan zullen wij graag in plaats van aan één aan twee goden geloven. Maar zoiets gebeurt niet, ten minste niet zichtbaar en hoorbaar voor ons, en daarom blijft ons voorlopig jammer genoeg niets anders over dan bij de oude wet te blijven.'
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Dat jullie nu deze ware godmens niet als Degene die Hij ongetwijfeld is, willen aanvaarden, komt noch door jullie jehova noch door Mozes, maar alleen door de angst dat daardoor jullie aanzien en grote inkomsten zouden kunnen verminderen. jullie zijn in je gewetenloosheid maar al te blij datje elk vonkje van geloof in een God kwijt bent! Nu moeten jullie opeens heel serieus weer aan een God gaan denken, -wat voor jullie gevoelloze geweten wel heel erg lastig zou zijn! En daar denken jullie dus beslist niet aan! Maar één ding kan jullie niet onverschillig laten, en dat is zonder meer, dat er nu zo veel mensen in deze waarachtige godmens geloven, daardoor wijs en verstandig worden en zich dan toch van jullie af zullen keren. En dan zou ik ook tegen jullie willen zeggen: Hinc ergo illae lacrimae? (Vandaar dus die tranen! D.w.z.: Dat is dus de reden) Naar mijn mening heb ik jullie nu alleen maar openlijk de volle waarheid gezegd; maar desondanks kunnen jullie doen wat je wilt!'
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Na deze energieke toespraak van de Romein, die Ik hem, goed herkenbaar, in de mond gelegd had, was een van de twee weerbarstigste Farizeeën helemaal verbouwereerd en hij wist van kwaadheid niet wat hij tegen de Romein zou zeggen.
Hoofdstuk 210: De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE ROMEIN zei: 'Ah, dat dacht ik ook, dat ook jullie joden het een en ander geleerd moeten hebben! Maar wat jullie geleerd hebben is toch lang niet voldoende om het verstand van een Romein te beoordelen, laat staan de wijsheid van deze godmens, die werkelijk onbegrensd is en waarvoor wij de grootste eerbied hebben.
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE ROMEIN zei: 'Goed, dat goud stelt voor mij niets voor, want ik bezit nog meer dan duizendmaal het bedrag van deze weddenschap! Maar wat ik als Romeins patriciër zeg, daar houd ik mij ook op leven en dood aan! Begrijpen jullie dat? Laat mij dus vragen aan jullie stellen! Beantwoorden jullie de vragen goed, dan hebben jullie duizend pond goud verdiend; als jullie dat echter niet kunnen, betalen jullie mij slechts honderd pond als straf voor jullie aanmatiging tegenover ons Romeinen, die jullie heren zijn!'
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] De zeven bespraken hierna onder elkaar of zij deze prachtige weddenschap aan zouden gaan. Eén dacht dat het toch wel erg gewaagd was, omdat je toch niet kon weten wat de Romein allemaal zou vragen.
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Toen de hoogdravende Farizeeër deze vraag hoorde en deze tekst van de profeet, waarover hij zich dodelijk verlegen voelde, werd zijn tong volledig lamgelegd, en hij wist niet wat hij daarop moest zeggen, omdat juist in deze tekst de gruweldaden van de Farizeeën, precies zoals zij waren, heel duidelijk naar voren kwamen.
Hoofdstuk 211: Een weddenschap tussen Agricola en een Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424  ...