10915 resultaten - Pagina 411 van 728
... 399 - 400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 ...
[31] Als zulke ongelukkige zielen eenmaal met verscheidene duizenden bij elkaar zijn -waarbij die massa's er in de geestenwereld voor het oog van zuivere geesten ongeveer uitzien zoals op aarde het gloeien van de lucht wanneer er ergens een huis in brand staat -kiezen ze diegene onder hen die het felst gloeit en die zij als de moedigste en wijste beschouwen, tot aanvoerder. Deze leidt hen dan over een bodem die gewoonlijk overeenstemt met de fantasie van zulke zielen en die er uitziet als een duistere zandsteppe of een onafzienbare vlakte, waarop niets anders groeit dan wat droog mos. Op zo'n bodem ontdekken ze na lange omzwervingen, en door hevige honger en dorst gekweld, gewoonlijk niets anders dan nóg een soortgelijke, rondtrekkende horde met een fel gloeiende aanvoerder. Wat er dan gebeurt is dat zij ofwel elkaar uit te grote wraakzucht aanvallen, verscheuren en verminken, ofwel zij verenigen zich onder twee aanvoerders. Dat geeft echter voortdurend aanleiding tot wrijvingen, omdat elk van de twee aanvoerders de belangrijkste wil zijn, wat na korte tijd toch een oorlog tussen de twee horden teweeg brengtHoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[21] Omdat de ziel op de genoemde manier echter niets tot een blijvende realiteit kan maken en door de vluchtig opduikende beelden, die eerder vervormde dan goed geordende beelden zijn, steeds heviger geprikkeld en opgewonden raakt, begint zij tenslotte zelfs aan het meest innerlijke wezen van de ziel te stoten, waardoor dit innerlijke (de oergeest uit God) ook tot actie komt, maar dat is dan wel een heel andere, een volkomen tegengestelde activiteit.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[14] Reeds in de gerichte materiële wereld komt het voor dat wanneer iemand ergens een sterke activiteit ziet ontstaan zoals bijvoorbeeld bij een hevige storm, bij een sterke branding van de zee of een sterke wrijving tussen twee gelijksoortige of ongelijksoortige voorwerpen of bij een geweldige druk die twee harde objecten op elkaar uitoefenen en dergelijke dingen meer -hij dan ook, vooral 's nachts, ziet dat er zich vuur en licht of op zijn minst een schijnsel ontwikkelt dat door de natuurgeleerden met de algemene, maar niet altijd passende naam 'elektriciteit' wordt aangeduid. In feite is dit in werkelijkheid echter niets anders dan het activeren van de natuurgeesten die in alle materie meer of minder streng gevangen zitten en die des te eerder en gemakkelijker geprikkeld kunnen worden naarmate ze strenger gevangen zijn. Als ze echter minder streng vastgehouden worden -zoals bijvoorbeeld in de lucht, in het water, in leem en allerlei andere soorten vloeibare en zachte lichamen -is er naar verhouding ook een krachtiger beweging nodig om de natuurgeesten, die die beweging niet zo snel kunnen ontwijken, te activeren, waardoor ze door hun uiterst snel vibrerende beweging binnen de lichte en doorzichtige omhulsels die hen gevangen houden, als een schijnsel of een gloed zichtbaar worden.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[10] Beteren zij zich echter niet, dan blijven ze ondenkbaar lange tijd in hun steeds boosaardiger wordende droomwereld. Dan is er geen sprake van een vreugdevol weerzien en herkennen, evenmin als iemand zich in een droom zijn uiterlijke omstandigheden en levenstoestanden kan herinneren, maar enkel ziet wat zijn fantasie hem in beelden voorschotelt. Evenmin en eigenlijk nog veel minder kan een duistere ziel zich aan gene zijde iets herinneren of iets herkennen; want in haar droomwereld is ze nooit actief, maar altijd alleen maar passiet: en daarom kan ze zich, naar aardse begrippen gedurende een eeuwig durende tijd, niet meer uit zichzelf bevrijden!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[34] Mogen deze laatste woorden van mij op deze wereld de grote rijkdom vormen die ik jullie nalaat; over dit erfdeel zullen jullie geen belasting hoeven te betalen! -Maar verwijder dit lichaam van mij spoedig uit deze kamer, want het is volkomen dood. Houd er ook geen ceremoniën bij, want al dergelijke ceremoniën zijn God een gruwel. Ook hoeven jullie geen mis te betalen, want God de Heer heeft een hekel aan een betaald gebed. Laat echter alles wat jullie doen een lofprijzing zijn voor de Heer, omdat Hij mij zo'n grote genade heeft willen bewijzen. Hem alleen zij voor eeuwig alle eer, alle lof en al onze liefde. Amen'.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[31] Want een arme die zich aan de wil van de Heer overgeeft sterft constant, en als zijn doel bereikt is, is hij ook al helemaal klaar met de dood en kan hij dus niet meer sterven, maar enkel opstaan in Christus. -Heel anders is het echter met die mens gesteld, die voortdurend zijn lusten heeft nagejaagd. Zo iemand sterft bij de dood van zijn vlees werkelijk en volledig, en kan aan gene zijde slechts met veel moeite -of ook wellicht helemaal niet meer -opgewekt worden.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[45] Tot nu toe was het nog steeds meer donker dan licht. In de hut begon de duisternis echter minder te worden en een weldadige schemering verjoeg de vroegere nacht -natuurlijk alleen maar voor de ogen van de bisschop, want voor die van Mij en de engel Petrus was het steeds de allerhelderste, onvergankelijke en onveranderlijke dag!
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[36] Voorzover jij als gevangene van de wereld consideratie verdient, wordt deze je zeker niet onthouden, maar vanwege al die zaken waarvan je de wereld nu beschuldigt, heb je er geen enkel recht op. (...) Wel heb je een grote angst voor de hel, omdat jouw geweten je zegt dat je haar verdient en denkt dat God je daarin zal werpen als een steen in de afgrond. Je beseft echter niet dat je alleen je ingebeelde hel vreest, maar in de echte vind je een groot welbehagen en je wilt daar helemaal niet uit!
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Niets hielp echter; onze man viel in een diepe slaap, waaruit hij hier op aarde niet meer ontwaakte.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[12] Als een mens op deze wereld maar heel weinig of vaak ook helemaal niets heeft gedaan om datgene wat zijn ziel in haar hart verborgen meedraagt, tot leven te wekken en te ontwikkelen, maar alles alleen aan de ontwikkeling van zijn uiterlijke verstand besteed heeft en dat heeft benut om zorgvuldig de wegen te kiezen waarop hij zich wereldse schatten kon verschaffen -van welke aard die ook mogen zijn en welke naam ze ook mogen dragen -om daarmee voor zichzelf de meest verfijnde en in elk opzicht meest aangename genietingen en bekoringen te verkrijgen, dan is, als de ziel van zo'n mens aan gene zijde arriveert, haar goddelijke lichtkamer stevig versperd en afgesloten. Het licht van het aardse verstand echter is eigenlijk alleen maar een combinatie van uiterlijke, materiële lichtbeelden, die op de vele miljoenen lichtvlakjes van de hersenplaatjes*( * zie Het Grote Johannes Evangelie, deel IV / 226 -240 voor de bouw en functie van de hersenen. ) voor de ziel zichtbaar zijn. Aan de hand daarvan maakt de puur materieel ingestelde ziel altijd, op de manier van de domme astrologen, haar materiele berekeningen en voelt zich dan als het ware door de macht van dat bijgeloof gedrongen om daarnaar te handelen. Dat verstandslicht blijft natuurlijk in de wereld achter, net zoals een beeldengalerij achterblijft wanneer de beeldenliefhebber sterft. Het gevolg is dat zo'n ziel dan noodzakelijkerwijs totaal duister in de geestenwereld aankomt en niets anders overhoudt dan alleen het bewustzijn ofwel de uitdrukking van leven, en slechts enige herinnering aan haar aardse toestanden en omstandigheden voor zover die in de overeenkomstige hersenkamer van de ziel in overeenstemmende symbolen zijn opgetekend en die de nog altijd uiterst gevoelige ziel voelt en gewaar wordt, ook al kan ze de beelden als gevolg van haar duisternis niet helder bekijken
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] In het tweedelige werk Van de Hel tot de Hemel wordt de dood en de ontwikkelingsweg aan gene zijde beschreven van de politicus Robert Blum (1807-1848). Deze revolutionair poogt bij een volksopstand in Wenen op te komen voor het verarmde proletariaat en moet zijn goede bedoelingen bekopen met de dood voor het vuurpeloton. Na zijn plotselinge dood verkeert deze zie1 aanvankelijk in volslagen duisternis, overeenstemmend met zijn atheïstische en nihilistische levensbeschouwing. Daar er echter in zijn ziel oprechte liefde voor de verdrukte medemens en een uit zijn kindertijd stammende verering voor Jezus als mensenvriend aanwezig is, blijkt deze revolutionair snel ontvankelijk voor hogere inzichten. Wij maken zijn geestelijk ontwaken mee en zijn er getuigen van hoe deze ziel in zijn geestelijke fantasiewereld.door de Heer zelf wordt benaderd om hem uit zijn wereldse dwalingen te verlossen en hem als gelouterde ziel tot helper en wegwijzer van talloze andere zielen te maken.
Hoofdstuk 12: Het gewelddadige einde van een politicus - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[19] Martinus voelt zich na verloop van tijd echter verschrikkelijk in de steek gelaten door zijn leidsman en wordt daarom steeds bozer. In plaats van deemoedig de hem door zijn leidsman gewezen weg 'in naam van de Heer' te bewandelen, slaat hij eigenwillig een andere richting in en komt hij in een almaar dieper wordende nacht en duisternis terecht. Zijn gemoedstoestand maakt dat hij door een moerassige streek begint te dwalen, totdat hij tenslotte met een gevoel van diepe verlatenheid bij een zee aankomt, waar hij niet meer voor of achteruit kan. In deze uitzichtloze situatie komt de Heer hem in de gedaante van een vriendelijke schipper Zelf te hulp en neemt hem in Zijn reddend scheepje op. Martinus herkent de Heer niet.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[13] Daarop wordt onze man heel angstig. Hij begint wanhopig te worden en zegt: 'O, om godswil, Heer sta mij bij! (Dit is echter slechts een uitdrukking uit gewoonte van hem.) Wat is dat nu? Driemaal heb ik geroepen en -tevergeefs! Ben ik dan verdoemd? Nee, dat kan niet, want ik zie geen vuur en ook geen -'God sta ons bij' (het woord duivel durft hij niet uit te spreken). O, o,o, dit is echt verschrikkelijk! Helemaal alleen! O God, wanneer er nu zo'n 'God sta ons bij' zou komen en ik geen driemaal gezegend wijwater heb en ook geen kruisbeeld, wat kan ik dan doen? En voor een bisschop zal die 'God sta ons bij' wel een bijzondere hartstocht hebben. 0, o,o, (bevend van angst), dit is wel een heel wanhopige geschiedenis. Ik geloof dat bij mij het geween en knarsen der tanden al begint. Ik zal mijn bisschopsgewaad uittrekken, dan zal 'God sta ons bij' mij niet herkennen! Maar daardoor heeft hij misschien nog meer macht over mensen zoals ik. O wee, o wee, wat is de dood toch verschrikkelijk.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[17] Nu komen de drie andere engelen dichterbij, trekken de man zijn staatsiekleren uit en trekken hem in plaats daarvan asgrijze, erg versleten en tamelijk vieze kleren aan. En de tweede engel zegt tegen hem: 'Nu heb je het kleed van de deemoed aangetrokken. Dat alleen is echter nog niet voldoende, je moet ook metterdaad deemoedig zijn. Volg ons daarom!'
Hoofdstuk 9: Het sterven van een minister - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[5] Maar in plaats van zijn dreiging uit te voeren, zakte hij op de zestiende dag van zijn ziekte weg in een bewusteloosheid waaruit hij op deze wereld niet meer zou ontwaken, afgezien van een uur vlak voor zijn einde. In dat uur maakte hij nog een kort testament op om te regelen wat er met zijn enorme bezit moest gebeuren, waarbij echter de armen, zoals meestal bij zulke mensen, maar heel karig werden bedeeld; want wat zijn een paar duizend gulden vergeleken bij verscheidene miljoenen?!
Hoofdstuk 9: Het sterven van een minister - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood