Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 412 van 1112

...  400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425  ...
[9] Toen trokken de aanvoerders zich direct in alle rust en orde terug.
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] De voornaamste fout en de eigenlijke oorzaak van dergelijke vergrijpen ligt echter in jullie te onvoorwaardelijke vertrouwen in jullie veldheren en oversten. Jullie voorzien hen van alle mogelijke generale volmachten, met als gevolg dat iedereen in zijn ambtsgebied gewoon voor keizer speelt en doet wat hij wil, zonder zich al teveel om de algemene wetten van Rome te bekommeren, aangezien hijzelf in zijn ambtsgebied al naar zijn stemming en willekeur wetten kan en mag uitvaardigen.
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Hierop ging Ik naar Agricola toe en zei tegen hem: 'Vriend, je hebt er heel goed aan gedaan, dat je ten eerste de kinderen bevrijd hebt en ten tweede deze dronken soldaten met jouw vonnis volkomen nuchter hebt gemaakt. Maar de eigenlijke schuld van hun grofheid dragen zij niet zozeer zelf, als wel degene die hen naar Galilea heeft gestuurd. Hij heeft het geld van de keizer, dat als reisgeld voor deze groep bestemd was, voor zichzelf gehouden en heeft hun toegestaan om zich onderweg in de herbergen en ook bij de landlieden goedschiks of kwaadschiks te verschaffen wat ze nodig hebben. En je weet dat jullie soldaten, als ze van hun superieuren toestemming krijgen om te plunderen, niets ontzien en op leeuwen, tijgers en hyena 's lijken; daarom is de overtreding van deze soldaten veel geringer dan het op het eerste gezicht schijnt te zijn.
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Zie, Ik wist heel goed dat dit hier in de buurt van Bethlehem zou gebeuren en ben om die reden dan ook met jullie hierheen gereisd, zodat dit kwaad hier verholpen zou worden; maar het moet daar verholpen worden, waar de eigenlijke fout zit! Want door deze soldaten hier te bestraffen zal niemand geholpen zijn; geefhun een terechtwijzing, een juist voorschrift hoe ze zich in het vervolg dienen te gedragen en geef hun reisgeld voor de reis naar Galilea, dan zullen ze geheel zoals het hoort op de plaats van hun bestemming komen!
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] De aanvoerders hoorden echter wat Ik met Agricola besproken had en zagen dat hij zich naar Mijn woorden richtte, en ze wilden zich voor Mij op de grond werpen om Mij te bedanken.
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[30] Daarop gaf Agricola hun de instructie om in Bethanië te blijven tot hij zou terugkomen, en dat ze zoveel brood en wijn konden krijgen als ze redelijkerwijs nodig hadden, wat hij dan betalen zou, en dat hij ook voor het verdere reisgeld zou zorgen; tegelijkertijd gebood hij hun ook ten strengste om zich goed en behoorlijk te gedragen, wat ze hem dan ook plechtig beloofden. Daarop beval hij hun om verder te trekken. Ze stelden zich ordelijk op, bedankten Mij nog eens en zetten zich in beweging.
Hoofdstuk 110: De Heer bevrijdt gevangen kinderen uit de handen van Romeinse soldaten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen ze ongeveer een paar duizend passen van deze plaats waren, zagen wij, die eveneens verder trokken, reeds van verre een ruiter aan komen galopperen. Het duurde niet lang of hij was al bij ons, bleef staan en vroeg ons haastig of wij de groep soldaten niet waren tegengekomen en of die soms joodse kinderen in hun midden met zich meevoerden.
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Daarop keerde de ruiter snel om en reed ijlings naar de stad, die daar nog ongeveer anderhalf uur gaans vandaan lag, en wij trokken met de kinderen, die zich met veelliefde om Mij heen schaarden, verder op onze weg.
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] De kinderen zeiden: 'Maar hoe komt dat, dat u zich met uw geest overal heen kunt verplaatsen en dan alles kunt zien en horen wat er overal ook maar is en gebeurt? Dat is toch alleen God mogelijk! Hebt u dan misschien net als de profeten van tijd tot tijd Gods geest in u? Want als de profeten voorspellingen deden werden ze, zoals wij geleerd hebben, met Gods geest vervuld. Bent u misschien ook een profeet?'
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Toen de ouders van hun kinderen hoorden hoe wij hen uit de handen van de ruwe soldaten hadden bevrijd en dat wij in hun herberg zouden komen, keerden ze om, haastten zich met de kinderen naar huis, om daar voorbereidingen te treffen om ons te ontvangen en te bedienen en alles zo goed mogelijk in orde te brengen. Er bleef hun natuurlijk niet veel tijd over, omdat het vanaf het punt waar wij waren nog slechts een half uur gaans was tot de herberg; maar, zoals eerder gezegd, namen wij de tijd, omdat de Romeinen deze streek in de omgeving van Bethlehem zeer bezienswaardig vonden en veelvuldig naar het een en ander informeerden.
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Ik zei: 'Kijk, hier buiten onder de schaduw van jullie vruchtbomen is het aangenamer rusten, en hier staan immers ook een heleboel tafels en banken, die wij kunnen gebruiken! Bovendien weet Ik dat de hoofdman iets eerder dan wij te paard uit Bethlehem hierheen gekomen is, met wie deze staatslieden uit Rome iets te bespreken hebben. Hij sterkt zich nu met zijn twee metgezellen met brood en wijn, en wij willen hem daar niet bij storen; wanneer hij gegeten en gedronken heeft willen wij graag dat hij naar buiten komt om met deze Romeinen te spreken.'
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Beiden verklaarden eensgezind dat ze het idee hadden dat een helderwitte vlam zich als een bliksem over hen had uitgestort, waarna alle pijnen hen verlieten en zij zich heel goed en gezond voelden, en dat ze het gevoel hadden dat ze zo gesterkt waren, dat ze gevoeglijk hun bed konden verlaten.
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Na deze woorden stapten de beiden, die nu genezen waren, uit bed, kleedden zich aan en namen daarna spijs en drank tot zich. Daarop wilden ze de onbekende gast zien; maar de zoon maande hen tot geduld en zei tegen zijn moeder, dat zij de gast na het middagmaal wel zouden leren kennen. En daar namen beiden genoegen mee.
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Maar wij rustten uit onder de bomen en keken naar de mooie omgeving die, omdat deze herberg zich op een tamelijk hoge heuvel bevond, van hieruit bijzonder goed tot zijn recht kwam. Want een klein uur hier vandaan naar het zuidoosten lag Bethlehem met zijn oude ringmuren en torens op eenzelfde heuvel; slechts een dal met vele akkers, weiden en tuinen scheidde onze herberg, waar de hoofdweg naar Bethlehem langs liep, van de stad van David. Maar vanaf onze heuvel zag men nog een heleboel plaatsjes en ook alleenstaande burchten en hoeven, en naar het westen ook grote en goed verzorgde wijngaarden, en in de wijde, reeds blauw gekleurde omtrek waren hoge bergen te zien, die in hun majesteit een nog grotere bekoring aan de hele streek verleenden. Daarom is het begrijpelijk dat onze Romeinen, die grote vrienden waren van mooie streken en landschappen, er heel erg van genoten om naar deze omgeving te kijken en voortdurend vroegen wat dit of dat was, hoe het heette, aan wie het toebehoorde en hoe. die en die andere plaats was, en wat voor bijzonder gedenkwaardigs zich in die grotere plaatsen had voorgedaan.
Hoofdstuk 112: De genezingen van de zieken in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Er komen wel bijna iedere week een paar Farizeeën van Bethlehem hierheen, maar hun naar zoiets te vragen zou vergeefse moeite zijn; want zij vervloeken zonder meer alles wat maar enigszins van het normale afwijkt en verklaren het al tot een zeer strafbare zonde, ook al vertelt men hun dat men daar alleen in de verte maar over heeft horen praten. Daarom is het mensen als wij dan ook niet kwalijk te nemen, dat men zich om bijna niets anders meer bekommert en zorgen maakt dan alleen om zijn eigen huishouden.
Hoofdstuk 113: De waard doet verslag over de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  400 - 401 - 402 - 403 - 404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425  ...