Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 416 van 1112

...  404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429  ...
[4] Agricola zei: 'Ja, ja, zo zal het zijn; want toen de Babyloniërs heersers over dit grote joodse rijk waren geworden, konden ze het immers redelijkerwijs niet ontdoen van alle arbeidskrachten. Als ze dat gedaan hadden en het land ontvolkt hadden, door wie hadden ze zich dan het tribuut kunnen laten betalen? Maar dat ze de meesten van de destijds vooraanstaanden als gijzelaars in gevangenschap meegesleept hebben naar Babylon, is heel zeker en waar, en zo kan deze plaats en deze streek, waar het volk zich rustig en zonder verzet overgaf, ook meer gespaard gebleven zijn. Wij Romeinen, die als soldaten en veroveraars ook beslist niet zo barmhartig met de veroverden omgaan, doen dat ook en betonen ons tegenover een volk of tegenover een stad of gemeente, die zich vrij en vriendelijk aan ons overgeeft, nooit als vijanden, maar dadelijk als vrienden.'
Hoofdstuk 123: Historische opmerkingen over het Davidshuis (21.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Jullie zijn echter nog lang geen meesters, maar slechts uiterst zwakke leerlingen van Johannes. Hoe kunnen jullie dan nu al zelf leerlingen aanwerven en hun iets leren wat jullie zelf niet kennen? Het is immers al een oude levensregel, die zegt dat niemand een ander iets kan geven wat hij niet eerst zelf bezit. Hoe kunnen jullie dan jullie leerlingen leren het rijk Gods te ontdekken terwijl jullie er zelf nog ver van verwijderd zijn? Leer daarom eerst zelf het rijk Gods en zijn gerechtigheid kennen van de Meester, die het rijk Gods in zich heeft en het jullie ook kan geven! Als jullie het dan van de juiste Meester in jezelf hebben ontvangen, kunnen jullie het pas meedelen en geven aan de andere mensen die het willen hebben en zoeken; dan zal de juiste Meester jullie daarom prijzen en echt vreugde beleven aan jullie en jullie leerlingen!
Hoofdstuk 124: De opwinding van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: 'jullie kunnen doen wat jullie willen, want ieder mens heeft zijn volkomen vrije wil. Maar als iemand Mij als Mijn leerling volgt om het rijk Gods te winnen, dan moet hij tot de tijd van de volledige geestelijke wedergeboorte huis, vrouwen kinderen uit liefde voor Mij verlaten; want bij het zoeken en vorsen naar het rijk Gods moet hij alle zorgen om de dingen van deze wereld alleen aan Hem overlaten die alles weet en wiens almachtige wil alles vermag. Want als een ware leerling zich aan Mijn zijde tevens druk maakt om de dingen van de wereld, lijkt hij op een landman die zijn handen wel aan de ploeg slaat, maar daarbij voortdurend achterom kijkt, niet let op de gang van de ploeg en derhalve niet geschikt is voor het rijk Gods.
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Toen in vroeger tijden op bepaalde bergen nog de ware profetenscholen bestonden, moest degene die een echte profeet wilde worden zich volledig terugtrekken van alles en iedereen en in zichzelf het levende woord van God zoeken; als hij dat gevonden had, werd hij ook vrijgelaten en was zó pas in staat om de wereld waarachtig in nuttige zin te dienen.
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wie niet eerst volkomen van God wordt voordat hij zich in de wereld begeeft om daar te werken, die wordt verleid door de wereld, die weldra zonder enige moeite zijn hart en zijn ziel verslindt; maar wie eerst helemaal van God is geworden, die kan de wereld niet meer deren; want hij heeft een stevige dam om zich heen en een burcht voor zichzelf gebouwd, die door de poorten van de h.el niet overwonnen kan worden.'
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Ik zei: 'Deze wereld is Mijn wijngaard en de mensen die Mijn woord horen en zich eraan houden en in Mij, de ware Zoon van God, geloven, zijn de goede en edele ranken, die Mij door hun goede werken ook veel vrucht zullen opleveren; maar tussen de edele ranken zijn ook heel veel onedele en die moeten ook veredeld worden en daar zijn veel krachtige arbeiders voor nodig. Heil degenen die zich bekwame arbeiders in deze wijngaard van Mij zullen betonen, en wel uit liefde tot God en de naaste!'
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar als Ik hun nu leer de volle waarheid te kennen en er zelfstandig naar te handelen, wordt de volste vrijheid van hun zielen daardoor niet in het minst belemmerd, en wat ze zich volgens Mijn leer weldra zullen verworven en bevochten hebben, zal dan hun werk en ook hun volledig eigendom zijn.
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Om deze redenen, die Ik je nu uiteengezet heb, is het voor Mij wel gemakkelijk om het zieke lichaam van een mens te genezen, maar niet tegelijk ook een zieke en duistere ziel. Ik genees de zielen ook wel, maar alleen door Mijn leer, wanneer ze die gelovig aannemen en daar vervolgens hun willen en handelen naar richten. Maar wie dat wil, heeft zich met een dergelijke vaste wil Mijn geest al eigen gemaakt en daardoor een toereikende levenskracht in zichzelf, die hij met het volste recht de zijne kan noemen, ook al ziet hij in dat het toch alleen Mijn kracht in hem is die handelt en heerst.
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Het ontbreekt de mensen niet aan ernst om op heel veel plekken van deze aarde de waarheid te zoeken, waarvan Ik mij zelf overtuigd heb en menigeen heeft daar ook al een spoor van gevonden -maar waarin lag nu de bevestiging voor het verstand van de mensen, dat het door een ijverige zoeker en vorser gevonden spoor van levenswaarheid wel helemaal juist was ? Men leerde dat spoor kennen, betuigde er ook bijval aan, maar men kwam ook andere ijverige vorsers naar de levenswaarheid tegen en men raakte er al gauw van overtuigd dat zij op heel andere sporen gestoten waren, die met dat van de eerste absoluut geen overeenkomst vertoonden, maar toch heel veel in zich hadden.
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De hoofdman zei: 'Ja, Heer en Meester, dat is mij nu helemaal duidelijk geworden! De uiterlijke lichamelijke mens is dus alleen maar door God aan de ziel gegeven als een steun voor haar zelfontplooiing en is voor het grootste deel onderworpen aan de macht van Gods wil, maar is toch zo ingericht, dat de ziel zich daar ook van kan bedienen zoals zij wil. Als ze zich daarvan bedient volgens Uw wil, die ze door Uw leer goed kan kennen, dan strekt dat haar tot groot voordeel, omdat ze zich zo in het lichaam kan ontwikkelen tot het ware zelfstandige en eeuwige leven; maar als ze zich van haar lichaam bedient op een manier die tegen Uw orde ingaat, dan leidt dat zeker en kennelijk noodzakelijk tot haar verderf Maar daar komen we nu op een punt, waar ik reeds lang op weloverwogen gronden bij mijzelf ernstige kritiek op gehad heb ten aanzien van een wijze en beslist almachtige God en Schepper!
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ja, er bestaat haast geen enkel mij bekend volk op deze aarde, voorzover ik die ken, dat niet in de een of andere godheid geloofde en daaraan vasthield, maar hoe materieel zijn zulke leringen en voorstellingen van een allerhoogst en uiterst wijs goddelijk wezen. Maar het ene en zeker enig ware goddelijke Wezen schijnt Zich er eeuwig weinig om te bekommeren of er hele volkeren en geslachten in de diepste nacht van dwaling te gronde gaan!
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Een ware godheid moet steeds voor een juiste verlichting van de mensen gezorgd hebben; maar als zij dat aantoonbaar niet gedaan heeft, terwijl ze nu voorgeeft het wel te doen, dan is het ofwel nooit een ware godheid geweest ofwel ze wilde het niet, vanuit een bepaalde geringschatting van de mensen op deze aarde; misschien omdat die haar niet bevielen omdat ze zich misschien even slecht konden ontwikkelen als heel veel vruchten, die een boom na de bloei begint te laten groeien, maar ze vanwege een of ander gebrek aan inwendig levenssap niet kan voeden en bij duizenden afwerpt en op de grond laat bederven en vertrappen, - een zeer oneconomisch bedrijf waarvan een alziende en hoogst wijze godheid toch ook op de hoogte zou moeten zijn, maar het toch duldt en voortdurend toelaat.'
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar hun vele kinderen, die geleidelijk op de aarde verschillende woonplaatsen uitzochten en zodoende zelfstandig werden, wilden zich de voogdij van God en nog minder die van hun ouders en overige verwanten niet meer laten welgevallen. Zij streefden ernaar om in de wereld rijk en beroemd te worden, en toen ze dat werden, werden ze ook traag en hoogmoedig en bekommerden zich weinig meer om God en Zijn wil, die zij nog heel goed kenden. Ze deden wat ze wilden. En al heeft God hen ook vermaand door allerlei tuchtigingen, die Hij hun altijd door middel van allerlei tekenen en ook door wijze boodschappers, bekendgemaakt had, dan lachten ze, bespotten God en Zijn vermaningen en mishandelden de boodschappers die naar hen toe gezonden waren.
Hoofdstuk 128: De verhouding tussen God en de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Overalleven al mensen en zij zijn niet verstoken van openbaring van boven en van de kant van geesten die daar ooit ook in het vlees geleefd hebben. Dat zulke zielen van mensen zich echter niet onmiddellijk bij de overgang naar het rijk der geesten in een volmaakt levenslicht kunnen bevinden is toch zeker gemakkelijk te verklaren uit het feit dat ook hier de mensen van wie de zielen erg wereldlievend zijn geworden maar moeilijk en moeizaam op de juiste weg van het levenslicht te brengen zijn. Het lichaam van de mens kan niet iets geloven of willen; het dient de ziel slechts een korte tijd tot instrument voor de werkzaamheid naar buiten toe en zodoende ook voor haar ontwikkeling. Het denken, liefhebben, willen en handelen volgens de waarheden die men heeft leren kennen is een zaak van de ziel.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Daarom moet er met zulke zielen heel behoedzaam te werk gegaan worden, om ze geleidelijk aan, zonder dat ze daar iets van merken, op de juiste weg te brengen. Maar daar is wel een allerhoogste goddelijke liefde, wijsheid en geduld voor nodig; want men moet een dergelijke ziel, steeds alleen maar als het ware van buitenaf op haar inwerkend, door haar willen streven en handelen steeds in zulke situaties laten komen, waarin ze zich bewust begint te worden van het feit dat ze zich in grote dwalingen bevindt. Als een ziel die in zichzelf begint waar te nemen, wordt in haar ook de wens wakker om te weten te komen waarom ze bij wijze van spreken niet op groen gras, maar slechts op tamelijk duistere en onvruchtbare woestenijen terechtkomt.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  404 - 405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429  ...