Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 417 van 1088

...  405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430  ...
[11] Daar namen de vreemdelingen genoegen mee, verlieten de burcht en begaven zich naar de herbergen. De Essenen zelf haastten zich daarna naar de herberg waar Ik Mij bevond, en toen ze Mij in het oog kregen, brak er een luid en blij gejuich onder hen uit. Zij konden Mij niet genoeg bedanken dat Ik naar hen toe was gekomen, zoals Ik beloofd had, en vroegen Mij om samen met al Mijn leerlingen met hen naar de burcht te willen gaan.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Onder de vreemdelingen bevond zich echter ook een jonge Egyptenaar, die een paar jaar geleden uit een boom was gevallen en zijn voet gebroken had en zich nu alleen met behulp van krukken moeizaam kon voortbewegen, waarbij hij hevige pijn had. Zijn ouders hadden hem dan ook naar de Essenen gebracht en betaalden de verzorging voor hem, opdat hij door de Essenen genezen zou worden. Hij werd daar echter al een half jaar verzorgd, maar zijn kwaal werd niet verholpen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Deze jongeman keek onafgebroken naar Mij en vatte uiteindelijk de moed om Mij aan te spreken; hij bewoog zich naar Mij toe en vroeg Mij of hij slechts enkele woorden met Mij mocht wisselen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] De jongen zei: 'O goede heer, toen ik een poosje naar u keek, begon het als het ware te gloeien in mijn hart en ik hoorde een stem in mij die zei: 'Alleen deze man kan jou helpen!' Daarop vatte ik dan ook de moed om mij direct tot u te richten en u te vragen mij te helpen. Want ik geloof vast dat alleen u mij, arme, kunt helpen!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] Ik zei: 'Welnu dan - als jij gelooft, dan geschiede jou naar je geloof"! -Maar als je genezen bent, zwijg daar dan vandaag over, zodat er in deze plaats geen oploop ontstaat!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[29] Daarmee was de jonge man tevreden gesteld en ging weer naar de tafel waar hij eerst zat, en liet zich nu ook brood en wijn geven en werd heel opgewekt; want op aanraden van de artsen had hij zich al langere tijd van wijn moeten onthouden.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[31] Maar hij ( de genezene) zei: 'Jullie waren toch zelf hier in deze kamer en hebben gehoord dat hij tegen mij gezegd heeft: 'Jou geschiede naar je geloof"!' En bij deze woorden van hem werd ik als bij toverslag genezen en ben nu zo gezond als ik nog nooit eerder geweest ben. Dat is alles wat ik weet en jullie kan zeggen; als jullie meer willen weten, vraag het hem dan zelf"!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[32] Toen de waard dat gehoord had, liep hij naar de leerling Andreas, die hij herkend had, en vroeg hem het een en ander over Mij; maar Andreas verwees ook hem naar de volgende dag en maakte Mij niet voortijdig bekend.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam er een vreemdeling naar Mij toe en zei: 'Heer en meester, kunt u iedere ziekte van de mensen genezen zoals u nu die van de jonge Egyptenaar genezen hebt en van wie hebt u deze wonderbaarlijke manier om ziekten te genezen geleerd?' .
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Zorg er dus in het vervolg voor dat ook de vele doden die naar jullie toekomen en allerlei hulp bij jullie zoeken Mijn leer ontvangen en in de geest ontwaken en levend mogen worden, dan zullen jullie hen daardoor werkelijk helpen! Ik wil dat alle mensen zalig zullen worden! En omdat Ik dat wil en ook in deze wereld gekomen ben om voor alle mensen de poort naar het eeuwige leven te openen, ben Ik niet vandaag zo en morgen weer anders, maar steeds hetzelfde zoals de Vader in de hemel, die in Mij is, leeft, werkt, richt en in stand houdt.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als Ik nu met dergelijke bedoelingen naar de mensen in deze wereld gekomen ben, hoe zou Ik daarbij dan ooit net als een mens slecht geluimd zijn, en wie kan Mij beledigen? Wie Mij herkend heeft en in Mij gelooft en volgens Mijn leer handelt, zal Mij zeker niet beledigen; maar wie Mij niet herkend heeft of niet wil kennen, ook als hij Mij zou kunnen kennen, die kán Mij niet beledigen; hij beledigt alleen zichzelf, aangezien hij een vijand van zijn eigen leven wordt.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar Ik zoek alleen degenen die naar ziel en lichaam ziek zijn, om hen te helpen, en niet de gezonden, die geen hulp nodig hebben. Van wat voor liefde, wijsheid en rechtvaardigheid zou men een arts betichten, als hij de zieken zou haten, vervolgen en tuchtigen, alleen omdat ze ziek zijn?! Wijzig dus jullie mening over Mij en bedenk dat Hij, die nu zo tegen jullie spreekt, een ware en rechtvaardige arts is voor ziel en geest en in noodgevallen ook voor het lichaam.'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] En de vreemdelingen zeiden onder elkaar: 'Dat is toch een merkwaardige wonderarts! Die spreekt niet zomaar als een mens, maar als een God! Naar hem moetje wel luisteren en je naar zijn woorden richten!'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Laat dus degene die een dwaasheid begaat, de dwaasheid inzien, haar afleggen en nooit meer begaan, dan zal die hem ook in de hemel vergeven zijn; maar zolang hij dat niet doet en van tijd tot tijd toch God om vergeving van zijn zonden vraagt, zullen die hem niet eerder vergeven worden dan wanneer hij zichzelf zijn zonden vergeven heeft, doordat hij zijn oude dwaasheden volledig aflegt. Laat iedereen dus eerst voor zijn eigen deur vegen, dan kan hij daarna naar zijn naaste toegaan en tegen hem zeggen: 'Kijk, ik heb het vuil nu van mij verwijderd en ben zelf in orde; sta dan ook toe dat ik nu voorjouw deur schoonmaak, doordat ik al het onrecht wat je is aangedaan goedmaak zoals jij dat wilt!' Ja, wanneer beide buren het zo goed maken met elkaar en alles vriendschappelijk bijleggen, dan zal alles ook in de hemel goedgemaakt en bijgelegd zijn! Maar wanneer dat niet zo is, dan heeft het geen zin om de hemel om vergeving van de zonden te bidden!'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Wanneer jouw broeder jou beledigd en kwaad berokkend heeft, heb jij door de liefde in je hart het volste recht om jouw broeder de zonden, die hij tegenover jou begaan heeft, te vergeven; en als hij dan ook vriendelijk naar je toe komt, jou bedankt voor je liefde en ernstig belooft om tegenoverjou goed te doen, dan zijn de zonden die hij tegenover jou begaan heeft ook in de hemel vergeven -ook, wanneer jij je door hem niet schadeloos laat stellen.
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430  ...