Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 417 van 1112

...  405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430  ...
[8] Welnu, in zo'n toestand is het dan pas het moment om zo'n ziel een wijze geest te laten ontmoeten, die er als gelijkwaardig uitziet en die vervolgens met haar over een en ander kan spreken; daardoor wordt het dan in zo'n verdwaalde zielook al lichter en begint ze nu als het ware helemaal uit zichzelf in te zien dat ze zich in grote dwalingen bevindt, en begint ze steeds meer en meer naar het ware licht te verlangen.
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Wanneer God de mensen niet nodig gehad zou hebben voor een steeds grotere verzadiging van Zijn liefde, zou Hij ze ook nooit geschapen hebben; maar aangezien Hij ze geschapen heeft, bekommert Hij Zich ook om hen en om hun eeuwige behoud en laat daarmee zien dat Hem aan de mensen alles gelegen is. Daarom zou de mensen ook alles aan God gelegen moeten zijn! Heb jij, Mijn vriend, dat nu goed begrepen?'
Hoofdstuk 129: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De hoofdman, zijn metgezellen en de waard uit de buurt van Bethlehem viel onze Rafaël echter op, die nu ook aan tafel naast Mij at en deze keer met opzet nog meer dan anders, om de aandacht van de vreemdelingen te trekken. Dezen keken dan ook met steeds grotere oplettendheid naar hem en verwonderden zich in stilte steeds meer over het feit dat een overigens zo bevallige jongeman zo veel kon eten.
Hoofdstuk 130: De Heer keert met de Zijnen terug naar Bethanië (28.3 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Vriend, laat jouw bezorgdheid maar aan Mij over! Deze jongen is allang Mijn dienaar en weet zelf heel goed wat hij moet doen en hoeveel hij van de ene of de andere spijs kan eten. Als het niet goed was wat hij doet, zou Ik het hem wel zeggen. Als hij nu niet zo gegeten had dat het jullie enigszins bovennatuurlijk moest voorkomen, zou hij immers niet zo sterk jouw aandacht getrokken hebben; maar aangezien jij nu opmerkzaam op hem bent geworden, zul je van hem ook nog andere dingen horen en dan zal het je niet meer zo verbazen dat hij iets meer dan een gewoon mens aan spijs en drank tot zich kan nemen. Vanaf nu kun je je wel tot hemzelf richten.'
Hoofdstuk 130: De Heer keert met de Zijnen terug naar Bethanië (28.3 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen de hoofdman dat van Mij gehoord had, wendde hij zich direct naar de vermeende jongeman en zei tegen hem: 'Luister, mijn jonge en zeer bevallige vriend! Hoe komt het eigenlijk dat jij je in je jonge jaren in het eten en drinken wel haast met een reus zou kunnen meten en het je geen schade toebrengt?'
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Daarop zei Rafaël: 'In de grond van de zaak heb je wel gelijk, hoewel er hier behalve jij, je metgezellen en de waard uit de buurt van Bethlehem waarschijnlijk niemand is die niet weet met wie hij in mijn persoon te maken heeft. Maar ik heb gehoord dat jij beneden bij de waard in het dal de Heer en Meester stevig hebt toegesproken over het feit dat God Zich weinig om de ontwikkeling van de mensen bekommert en zij tenslotte al het innerlijke levenslicht zouden moeten verliezen. Bovendien verlangde jij dat de zielen van de lichamelijk gestorven mensen zich aan de hier nog levenden zouden tonen, zodat dezen daaruit konden opmaken en echt geloven, dat er na de dood van het lichaam een voortleven van de ziel bestaat en hoe dat er dan uitziet.
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Maar nu mengden zich ook de leerlingen van Johannes in het gesprek en zeiden tegen Rafaël: 'Luister, jonge Simson, je hebt maar een paar mensen genoemd die jou niet zouden kennen; maar wij kennen jou ook niet! Openbaar je daarom ook aan ons; want wat het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam betreft hebben wij ook nog geen helder geloof!
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Maar deze opvatting is werkelijk absoluut niet troostvol voor mensen die iets dieper denken dan het geval is bij de gewone, luchthartige, lichtgelovige mensen, die zich niet om iets hogers bekommeren; en wel des te minder, omdat de meeste mensen tenslotte de dood die hen vernietigt dikwijls met het grootste leed en de onverdraaglijkste pijnen moeten bekopen. jij, jonge Simson, zult daaruit wel begrijpen, dat ook wij alle reden hebben omjou nader te leren kennen!'
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Wij oordeelden als volgt: als de ziel, in het bijzonder die van zo'n vrome leraar, voortleeft en dus ook voelt en denkt, kan het haar toch ook aan gene zijde niet onverschillig laten wat haar hier nog levende leerlingen doen en in wat voor troosteloze toestand zij zich bevinden! Maar als deze leerlingen nu al dikwijls onder tranen de geest van de gedode gesmeekt hebben, of hij hun zou willen verschijnen en hen tenminste in zoverre zou willen troosten door te laten weten dat hij na de dood gelukkig voortleeft in de wereld der geesten, maar hij al die dringende smeekbeden onverhoord laat, wat moet je dan anders denken dan: het geloof in het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam is niets anders dan een algemeen gedachte en uitgesproken vrome wens, maar geen waarheid die ooit volkomen aangetoond kan worden!
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Als hij zich steeds meer van die kwelling wil bevrijden, moet hij zich met grotere offers weer tot de geestenbezweerder wenden; deze overlegt dan met de geest, die hij nog een keer oproept, en de geest wordt een tweede keer gewoonlijk ook een beetje gemoedelijker. -Dus, vriend, een dergelijke geestenbezwering heb je van mij absoluut niet te verwachten, maar een heel andere!
Hoofdstuk 132: Over het bezweren van geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Toen de gewekten zich weer in hun natuurlijke toestand bevonden, zei de hoofdman: 'Ach, dat was als een heldere droom! Maar toch was er een groot verschil tussen een droom en dit visioen; want in een droom verschijnen er aan de dromer zelden mensen die al gestorven zijn, maar toch meestal alleen maar mensen die nog in deze wereld leven, en heel vaak ook mensen, waarvan men niet weet of ze lichamelijk nog leven of wellicht al gestorven zijn. De omgevingen in dromen zijn meestal van fantastische aard en hebben.op zichzelf geen bestaan, evenals de dieren en planten, en veranderen snel van vorm.
Hoofdstuk 133: Het verslag van de hoofdman over wat hij helderziend waargenomen had - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Deze droom was voor mij dus iets waars; maar waarom wist mijn broer daar dan niets van, aangezien de zaak hem toch veel meer aanging dan mij ? Wat was mijn broer in mijn droom? Alleen maar een beeld, dat de fantasie van mijn ziel als het ware levend en plastisch vorm gaf en hem de door hem gesproken woorden in de mond legde! Alleen ik was het eigenlijke ik, al het andere was een voortbrengsel van de fantasie van mijn ziel, waarvan ik echter niet kan zeggen, of die zich daarbij vrij en zelfstandig actief of toch alleen maar passief gedroeg.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar nu geloof ik niet alleen in een eeuwig voortleven van de mensenzielen na de dood van het lichaam, maar ik ben er zelf feitelijk volkomen van overtuigd en kan daarom ook aan heel veel andere mensen verkondigen, dat het oude geloof in een enig ware God en in het eeuwige voortleven van de ziel na de dood van het lichaam een waarheid is, die volkomen helder door diverse onmiskenbare ervaringen bewezen is, en dat ieder mens, wanneer hij trouw volgens het woord en de geopenbaarde wil van de ene, eeuwig ware God leeft, zich daar zelf van kan overtuigen.
Hoofdstuk 134: De droom van de hoofdman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Rafaël: 'Tussen de droom die je gehad hebt en wat je nu gezien hebt, is heus een heel groot verschil, maar desondanks was jouw droom toch ook van geestelijke aard, zoals iedere droom dat in meerdere of mindere mate is. Maar het is geen volledig helder geestelijk schouwen, omdat de ziel zich in een dergelijke droom niet in zo'n volledige verbinding met de geest in haar bevindt, als nu bij deze verschijning het geval was.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De ziel draagt, als een wereld in het klein, alles in zich wat de aarde op grote schaal in en boven zich bevat en omvat.
Hoofdstuk 135: Raphaël spreekt over het wezen van de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  405 - 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430  ...