Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 418 van 1166

...  406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431  ...
[15] Daarop zei Ik: 'Als jullie watje ziel betreft blind waren, zou er aan jullie geen zonde kleven; maar daar jullie jezelf het getuigenis geven dat je ziende bent, blijft jullie zonde aan je kleven, en daarmee het gericht en de eeuwige dood!' (Joh.9.41) Want Ik ben in deze wereld gekomen, door God gezonden als de waarheid, het licht en het leven. Wie aan Mij gelooft en naar Mijn woord handelt, zal het eeuwige leven in zich hebben en zal de dood niet zien, noch voelen.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] (N.B. Wat er vanaf nu in de tempel werd besproken is ten dele door de andere evangelieschrijvers opgeschreven, maar niet in de juiste volgorde, waarom men hun aantekeningen ook onharmonisch noemde. En Johannes tekende het verdere verloop niet op, omdat deze dingen in Mijn toespraken zeer vaak voorkwamen en ook opgetekend zijn, wat de belangrijkste punten betreft.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Deze opmerking was nodig om jullie te laten weten in welke volgorde Mijn woord tot de joden en Farizeeën is gesproken.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] En zie, deze boze nacht in jullie ziel is dan ook jullie ondergang,jullie eigen gericht en jullie ware dood! Want Ik alleen ben de weg, het licht, de waarheid en het eeuwige leven. Wie in Mij gelooft en volgens Mijn woord leeft en handelt, verkrijgt van Mij de geest van het eeuwige leven, en Ik alleen zal hem tot leven wekken op zijn jongste dag in Mijn rijk. Wie Mij echter ontvlucht, veracht en vervolgt, die ontvlucht, veracht en vervolgt ook zijn eigen leven en kan het eeuwig nooit ergens anders vandaan krijgen dan enkel en alleen van Mij.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Wat kunnen die mensen eraan doen, die honderden en duizenden jaren vóór ons geleefd hebben en onmogelijk ooit iets hebben kunnen horen over jouw leer, die als enige alle zielen tot leven strekt? Die arme mensen bevinden zich dus volgens jouw woord zonder uitzondering in de eeuwige dood!?
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] En verder, -wat kunnen de talloze volkeren eraan doen die ergens op de grote aarde leven en voortbestaan en over duizend jaar misschien nog geen lettergreep van jouw leer gehoord zullen hebben?! Van die arme mensen moet men dus ook aannemen dat ze voor eeuwig dood zijn?!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] En eerlijk gezegd: een eeuwig leven van de ziel, dat ik bij wijze van uitzondering verkregen zou hebben door nu aan jou, aan je woord en je leer, te geloven, zou ik alleen al niet willen, omdat ik als eeuwig voortlevende ziel eraan zou moeten denken, dat scharen van mensen geheel onschuldig door jouw God voor eeuwig vernietigd zijn! Dan heb ik toch eindeloos veelliever een eeuwig niet-zijn dan een ellendig eeuwig zijn!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Als Ik voor jullie ogen werken en daden verricht die vóór Mij nog nooit iemand verricht heeft, als Ik lammen en kreupelen genees die daarna geheel gezond en krachtig rondspringen als herten, en als Ik verder jichtlijders en melaatsen genees, aan doven en stommen het volle gehoor en de spraak geef, de blinden ziende maak, de bezetenen bevrijd van hun vreselijke plaaggeesten, zelfs de doden weer tot leven wek door de macht van Mijn woord en bij gelegenheid nog vele andere daden verricht die niemand mogelijk zijn behalve God, en daarbij de armen van geest het evangelie predik van de levende komst van Gods rijk op aarde, en niemand Mij ervan kan betichten dat Ik ooit een zonde begaan heb -en jullie dan zeggen dat Ik dat allemaal tot stand breng door de hulp van Beëlzebub, de opperste aller duivels, dan vraag Ik jullie welke andere tekenen Ik nog voor jullie ogen moet verrichten om je te laten geloven dat Ik waarachtig de Gezalfde Gods ben?
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Een Farizeeër, die zichzelf voor een zeer wijs man hield, zei: 'Wel, door deze woorden van je, zie ik nu pas echt in, dat je staat te praten als een waanzinnige die van het ware wezen van God, van Zijn eindeloze wijsheid, macht en grootheid en van de wijze waarop Hij de omstandigheden van deze wereld en haar schepselen heeft ingericht, absoluut geen begrip heeft en ook niet kan hebben. Want kijk,je beweert dat het eeuwige leven van de ziel van een mens slechts afhangt van het volle geloof aan jou, aan je woord en aan je leer, en dat iedere ziel die dat niet doet -wat meestal het geval is, omdat zij buiten haar schuld niets van jou weet en ook niet kan weten -de eeuwige dood kan verwachten. Nu, dan ben jij en ook de God die jou in deze wereld heeft gezonden, het meest onwijze en onrechtvaardige almachtige wezen dat een verstandig mens zich maar kan voorstellen!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Met een ernstige uitdrukking op Mijn gezicht zei Ik: 'Je durft Mij veel onbillijke en onware dingen recht in Mijn gezicht te zeggen, waar het volk bij is. Als Ik evenzeer tot toorn geneigd zou zijn als jullie joden en Farizeeën, zou Ik je deze brutale, onware, zinloze en hoogmoedige woorden nu zodanig betaald zetten dat al het volk erdoor ontsteld zou zijn, omdat het daardoor snel tot het inzicht zou komen, dat Mij alle macht en zeggenschap in de hemel en op aarde is gegeven; maar Ik ben met heel Mijn hart zachtmoedig, ben Zelf vol deemoed en Ik zal jou ten overstaan van het volk slechts met Mijn woord straffen!
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Domme en blinde Farizeeër! Wat is dan volgens jouw hoogst materiële voorstelling het eeuwige leven van de ziel in Mijn rijk, dat niet van deze wereld is, en wat is dan het gericht en daarmee de eeuwige dood?
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als Ik jullie nu Zelf onderwijs, omdat al Mijn boden die Ik vroeger naar jullie mensen heb gezonden niets hebben kunnen uitrichten, ben Ik daarom dan een waanzinnige? O, jij slangen en addergebroed, hoe lang zal Ik je nog in je gericht en je dood moeten verdragen?
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Jij denkt dat de mensen die vóór Mij geleefd hebben het woord dat Ik nu aan jullie richt niet konden horen en daarom ook niet aan Mij konden geloven en derhalve het eeuwige leven ook niet konden verkrijgen, evenals degenen die nu in verre landen leven en meestal heidenen zijn. O jij blinde Farizeeër! Kijk hier eens, deze zeven mannen uit het verre Opper-Egypte kennen Mij, leven overeenkomstig Mijn wil, en hun zielen hebben reeds lang het eeuwige leven en zijn onuitputtelijke kracht en macht verkregen. Zij zullen jou een teken geven!'
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] De hele raad was het ermee eens en Kajafas zei met grote ernst: 'Goed, verkleden jullie je dan, opdat het volk je niet herkent! Ga door de grote volkspoort de tempel binnen en kwijt je goed van je taak, dan zal mijn en Gods welbehagen jullie ten deel vallen!'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Vandaag hebben drie opgaande zonnen ons en het hele volk in grote verwarring gebracht! Ook dat schijnt door hem veroorzaakt te zijn! Alles wat we elders over hem en zijn daden te weten zijn gekomen, lijkt door hem bevestigd te worden, en daarom is het vergeefse moeite wanneer we plannen maken om hem geweld aan te doen. Als hij ook maar de minste vrees voor ons had, zou hij het wel uit zijn hoofd laten om openlijk met zijn leer in de tempel op te treden; want hij weet even goed als wijzelf hoe streng wij tegen zulke mensen optreden. Dat is zo onze nuchtere mening; maar jullie kunnen vanwege de grote meerderheid van jullie stemmen, nog altijd doen wat jullie goeddunkt, wij zullen je niets in de weg leggen.
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431  ...