Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 418 van 1088

...  406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431  ...
[7] Ja, als goede artsen kunnen jullie van de mensen, die hulp bij jullie zoeken, zeker wel nadrukkelijk verlangen dat ze jullie al hun zonden en gebreken bekennen, zodat jullie hun vervolgens het juiste advies voor het verdere leven kunnen geven en bij het precies opvolgen daarvan ook de gewenste genezing van hun ziel en hun lichaam. Maar wees ook in dat geval geen zonden vergevende plaatsvervangers van God, maar slechts helpende broeders en vrienden van de naar lichaam en ziel lijdende medemensen, dan zullen hun zonden in de hemel ook allemaal vergeven zijn, als zij jullie advies precies opvolgen en zichzelf hun zonden volledig vergeven zullen hebben!
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Nu jullie dat weten en het uit Mijn mond hebben gehoord, handel er dan ook naar, want anders hebben Mijn meest waarachtige en levende woorden net zo weinig nut als jullie loze, onwaarachtige en dode woorden ooit voor de mensen hebben gehad.
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Ik zei: 'Ja, daarover spreek Ik het grote 'amen' uit de mond van de Vader , die Zichzelf in Mijn persoon vanuit de hemelen naar jullie toe heeft gezonden, en morgen zullen jullie al het gevolg bespeuren van het grote 'amen' dat' Ik nu uitgesproken heb! Maar laten wij nu het werk van vandaag als beƫindigd beschouwen. Wie echter nog iets te vragen heeft, kan vragen, en Ik zal hem antwoord geven.'
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam er nogmaals een Arabier naar Mij toe die vroeg, of ook Arabieren hun beslist vele zonden vergeven zouden kunnen worden, wanneer ook zij zouden handelen volgens hetgeen Ik de Essenen nu geleerd had.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Wij zijn, zoals de joden ons noemen, heidenen van geboorte en hebben nooit iets gehoord over een enig ware God, behalve van een of andere jood in zeer onbegrijpelijke taal; wij hebben ons dan ook voortdurend gehouden aan de leer die wij van onze voorvaderen overgeleverd hebben gekregen en leven naar de zeden en gewoonten waarin wij vanaf onze geboorte opgevoed zijn; en daarvoor kan een of andere enig ware God ons niet ter verantwoording roepen.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik zei: 'Jij hebt nu heel verstandig gesproken en morgen zal er aan jouw verlangen ook tegemoet gekomen worden! Maar jouw bewering dat God Zich 'tot op heden nog nooit aan jullie geopenbaard, is niet juist! God heeft Zich ook aan jullie voorouders net zo waar, trouwen openlijk geopenbaard en hun Zijn wil bekend gemaakt; maar de steeds toenemende liefde voor de wereld en eigenliefde van hun nakomelingen deed de kennis van de slechts ene ware God heel snel wegzakken, zwakker en zwakker worden, en tegelijk daarmee verdween het handelen volgens Gods geopenbaarde wil, omdat de mensen, die zich steeds naar buiten naar de wereld keerden, dat te ongemakkelijk en te zuur vonden.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Toen de waard dat van Mij hoorde en Ik van tafel opstond, bracht hij Mij samen met Mijn oude leerlingen naar een slaapvertrek, waar wij ons direct te ruste begaven .
Hoofdstuk 196: Gods openbaringen bij de volkeren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Weliswaar is deze dag wel die van de profeet, maar dat moet ons niet in het minst verhinderen om vandaag zoveel mogelijk bezig te zijn, om die oude droomuitleggers uit hun waan te wekken en hun hun dwaasheden duidelijk te maken. Laten we nu weer naar buiten gaan terwijl alle anderen nog rusten, dan zullen we zien wat er vandaag allemaal te doen valt!'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarmee waren de leerlingen tevreden en wij begaven ons direct naar buiten, een heuvel op, vanwaar men heel Essea en de uitgestrekte muren en burchten van de Essenen kon overzien. Vanaf de heuvel zag men ook de wegen die van veel kanten naar Essea leidden, en op de meeste daarvan zag men veel mensen naar deze plaats trekken, waar zij hulp zochten. En zo kwam er al gauw veel volk deze plaats binnen; maar onze herberg werd voor ons vrijgehouden.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Laten er bij deze gelegenheid nu maar heel velen hiernaartoe komen, zodat zij op de hoogte raken van de nieuwe en ware instelling van deze plaats! Via hen zal dat dan weldra gemakkelijk wijd en zijd in het ware licht bekend worden, en het zal helemaal niet nodig zijn om van hieruit boden naar alle windstreken te sturen, die de mensen met hun verkeerde inzichten van hun oude bijgeloof zouden moeten bevrijden. Wanneer het er nu zo en niet anders mee gesteld is, hoeven wij ons helemaal geen zorgen te maken over de vele mensen die hiernaartoe trekken.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Thomas zei: 'Dat gaat ons allebei weer niets aan; want wij kunnen niet weten of zij niet innerlijk door de Heer daartoe uitgenodigd zijn. Want in aanwezigheid van de Heer gebeurt er niets helemaal zonder Zijn wil, aangezien Hij ook de Heer van onze gedachten, wensen en begeerten is en voor altijd zal blijven. Maar het zal niet goed gaan met degene die geen acht slaat op de stem en de wil van de Heer in zijn eigen hart, als hij die wel hoort, maar zich er niet naar richt. Zo denk ik erover, maar ook dat heeft de Heer in mijn hart gelegd; want wij mensen kunnen vanuit ons eigen wezen niets denken en zeggen wat werkelijk goed is.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Daarop zei judas Iskariot niets meer en keek samen met ons naar de tamelijk kale omgeving, die echter door de toestroom van talrijke mensen nu toch heel levendig was en daarom, als op een heldere ochtend, steeds heel verkwikkend was om te zien.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Over onze heuvel liep echter ook een voetpad vanaf een hoger gebergte, waar Arabieren woonden; zij gebruikten het om naar Essea te gaan en vandaar ook verder. Deze Arabieren leefden echter voor het grootste deel van een soort roof Sinds lange tijd hadden zij al een soort recht, volgens welk zij van de reizigers een schatting mochten eisen en als een reiziger niet .goedschiks aan die eis voldeed, werd hem ook geweld aangedaan.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Toen wij zo heel argeloos de taferelen van de ochtend bekeken, kwamen er van het gebergte ongeveer twintig van de eerdergenoemde berg arabieren langs het voetpad naar ons toe, bleven staan, en vroegen ons op een niet al te vriendelijke toon of wij aan iemand van hun stam al de gebruikelijke schatting betaald hadden.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Daarop stonden deze berg arabieren op en haastten zich naar Essea. Die met de verbrande hand haastte zich nog het meest om snel bij de bron te komen, die zich juist voor de herberg bevond waar wij verbleven, en hij vroeg de wachter van de bron om water daaruit. Deze gaf hem tegen een kleine vergoeding een grote bak met zuiver water, waar hij direct zijn hand in stak; onmiddellijk voelde hij de ondraaglijke pijn aanzienlijk verminderen, en hij prees Mij omdat Ik zijn pijn verzacht had.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431  ...