15542 resultaten - Pagina 418 van 1037
... 406 - 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 ...
[17] Ik zei: ' Als jullie dat willen, blijf dan! Wij zullen ons nu langs een andere weg naar de herberg begeven en niet door het marktplaatsje gaan. Want Ik heb het blinde meisje ziende gemaakt; ze zal het nu samen met haar moeder aan iedereen vertellen, en als wij nu door het plaatsje zouden gaan, zou al het volk zich om ons verdringen om Mij te zien en te prijzen, wat Ik nu wil voorkomen. Laten we dus gaan!'Hoofdstuk 81: De twee tempeldienaren zoeken de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] De Farizeeër vervolgde: 'Luister! De goud en zilverkloof, die jou zo beangstigde en waaruit je geen uitweg meer kon vinden, toonde je de toestand van je ziel die met louter begeerte naar goud bepantserd is en die ondanks al haar denken en zoeken geen uitweg uit die toestand meer kan vinden naar de vrije ruimte van de zuivere en levende waarheid vanuit God. De mijnwerkers, die jij de genoemde metalen in grote klompen uit de bergen zag halen, zijn je eigen onverzadigbare begeerten naar dergelijke aardse schatten. En de mijnwerker die tegen je zei dat er geen weg meer uit die kloof leidde en die jou ook niet zachtzinnig vertelde dat je zeker te gronde zou gaan, is je eigen geweten dat jou - als het ware voor de laatste keer - zeer ernstig vermaande, omdat je geen acht meer sloeg op zijn zachtere vermanende stem.
Hoofdstuk 80: De Farizeeër verklaart de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De man die toen al gauw naar je toe kwam en je een heel belangrijke vraag stelde, die jij niet kon beantwoorden, was alweer je geweten,jouw geest van gene zijde uit God. Toen hij van je wegging, zag je onmiddellijk een boosaardig dier, dat niets anders was dan jouw oude begeerte, die jou ondanks de reeds vrijere toestand van je ziel in je gemoed achtervolgt. Maar omdat je nu een afschuw hebt van je oude zonde, is zelfs de herinnering eraan voor jou weerzinwekkend en verachtelijk, en je doet moeite om dat boosaardige dier te ontvluchten, opdat het je niet opnieuw grijpt en je te gronde richt en doodt. Zo'n gerechtvaardigde vrees van jou voor jouw kwaadaardige dier wordt door de hemel gezien en deze zendt een bliksemstraal van de levende waarheid uit God. Dit raakt jouw boosaardige dier zo goed, dat het daarna nog wel een poosje steigert en kronkelt, maar tenslotte toch in de afgrond stort en niet meer in jouw ziel tevoorschijn komt. .
Hoofdstuk 80: De Farizeeër verklaart de droom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Na deze woorden van Mij verlieten we snel de heuvel en begaven ons langs een kleine omweg zo snel mogelijk naar de herberg.
Hoofdstuk 81: De twee tempeldienaren zoeken de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Toen wij de zaal binnenkwamen, wilde de waard juist ook naar Mij op zoek gaan, aangezien hij klaar was met het dekken van de tafel. omdat wij net voor hem aankwamen, vroeg hij Mij om vergeving voor het feit dat hij zo traag was geweest. Maar Ik stelde hem gerust en zei dat hij nu het ochtendmaal op tafel moest laten zetten, wat dan ook onmiddellijk gebeurde. We gingen aan tafel en namen het goed toebereide maal welgemoed tot ons.
Hoofdstuk 81: De twee tempeldienaren zoeken de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Tijdens de maaltijd werd er ook over de genezing van het blinde meisje gesproken, waarover de waard zich zeer verbaasde en direct iemand naar het arme meisje en haar moeder wilde sturen. Maar Ik raadde hem aan om dat voorlopig achterwege te laten, vanwege het opzien dat het zou baren; maar als Ik uit het dorp weg zou zijn, zou er nog tijd genoeg zijn om aan de armen te denken. En dat deed de waard.
Hoofdstuk 81: De twee tempeldienaren zoeken de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'Ga maar naar de kelder die zich onder deze zaal bevindt, daar zul je wel wat wijn vinden!'
Hoofdstuk 82: Het wijnwonder en de gevolgen ervan (11.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Ik zei: 'Ga dan naar beneden en breng ons die!'
Hoofdstuk 82: Het wijnwonder en de gevolgen ervan (11.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Hierop nam de waard twee grote karaffen, evenals de opperknecht, gingen naar de genoemde kelder en troffen daar tot hun grote verbazing alle oude zakken, ongeveer honderd vijftig stuks, alle kruiken en andere vaten, die nu in goede staat verkeerden, vol met de beste wijn. Allebei proefden ze de wijn en vonden die buitengewoon goed en heerlijk van smaak. Ze vulden de vier meegenomen karaffen, brachten de wijn naar de tafel en vulden onze bekers, die al leeg waren.
Hoofdstuk 82: Het wijnwonder en de gevolgen ervan (11.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Ik zei: 'Daar doe je goed aan, als je dat gelooft; degenen die in hun geloof 'Heer, Heer en Meester' tegen Mij zullen zeggen, zullen Mijn rijk des levens echter niet geheel en al binnengaan, maar alleen diegenen die volgens Mijn leer zullen handelen en leven. Want Mijn woorden zijn leven en goddelijke kracht, als ze metterdaad door een mens worden uitgevoerd; maar bij mensen die de woorden wel horen en ze ook in hun herinnering bewaren, maar er niet naar handelen en leven, hebben ze geen nut voor het eeuwige leven van hun ziel, - maar zullen daarentegen voor hun tot een gericht zijn, wat de andere dood in het andere leven is. Ik heb het jullie nu gezegd, opdat niemand zich kan verontschuldigen dat hij het niet zou hebben geweten!'
Hoofdstuk 82: Het wijnwonder en de gevolgen ervan (11.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] En nu God Zelf in alle volheid van Zijn eeuwige macht en kracht en met al Zijn liefde en wijsheid lichamelijk naar de mensen toe is gekomen, zien ze dat niet en beschouwen het in hun grote blindheid en domheid als onmogelijk, terwijl bij God toch alle dingen mogelijk zijn. En omdat Hij Zichzelf nu met een lichamelijke mond en niet met bliksem en donder openbaart, houden ze nu God Zelf voor een godslasteraar en een boosaardige opruier van het volk tegen God en tegen de koningen van de wereld, die zichzelf als goden beschouwen en zich ook als zodanig door de mensen laten eren.
Hoofdstuk 83: Over de boom des levens en de boom der kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Als de ziel zich in een dergelijke toestand bevindt, bestaat er voor haar ook geen zonde meer, en een mens die kan beschikken over enige wereldse macht, doet dan wat hem goeddunkt en wat zijn zinnen vleit; en wee de rechtvaardige of iemand die zich in de levenswaarheid bevindt, die naar zo'n machtige zou toegaan en tegen hem zou zeggen: 'Waarom ben je een vijand van de waarheid en waarom bedrijf je de meest ten hemel schreiende onrechtvaardigheid onder de mensen, die op deze aarde niets minder zijn dan jij, blinde dwaas?'
Hoofdstuk 84: 'Adam, waar ben je?' -een belangrijke vraag - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Ik ben nu Zelf lichamelijk in deze wereld gekomen naar de mensen, die zich te ver van het ware doel van het leven hebben afgekeerd, en vraag hen nogmaals: 'Adam, waar ben je?'; en niemand weet Mij te zeggen waar en wie hij is. En Ik toon hun nu opnieuw de boom des levens en spoor hen aan om de vruchten daarvan te eten en zich ermee te verzadigen.
Hoofdstuk 84: 'Adam, waar ben je?' -een belangrijke vraag - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: 'Kijk eens naar Mijn leerlingen! Zij zijn al meer dan twee jaar voortdurend om Mij heen en kennen Mij zeker veel beter dan jij nu; maar geen van hen heeft daarom nog verpletterd voor Mij gestaan.
Hoofdstuk 85: De Heer spreekt over Zijn menswording - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Ik zei: 'Je hebt het beeld heel juist en naar waarheid opgevat, en het was op zijn plaats om het hier met een paar woorden weer naar voren te halen. Maar opdat iedereen het door jou aangehaalde beeld volgens het oordeel van zijn eigen verstand nog duidelijker begrijpt en het nu een gunstig moment voor ons is, zal Ik jullie een ander beeld geven, waarmee jullie nog duidelijker zullen zien hoe een waar mens niet moet aflaten te bidden en te vragen, als hij de ware kracht van Mijn rijk in zichzelf wil bereiken. Luister dus!
Hoofdstuk 88: Waar onophoudelijk bidden toe leidt De gelijkenis van de verdrukte weduwe en de hardvochtige rechter (Luc.18:1-8) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)