17481 resultaten - Pagina 419 van 1166
... 407 - 408 - 409 - 410 - 411 - 412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 ...
[2] Ik zei: 'O ja, dat weet Ik heel goed en Ik wil het jullie ook zeggen; maar eerst wil Ik jullie iets vragen! Als jullie Mij een juist antwoord geven op de vraag die Ik aan jullie stel, zal Ik jullie ook zeggen vanuit welke macht Ik Mijn daden verricht! ,Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei tegen hen: 'Wel, als jullie Mij dat niet willen zeggen, zeg ook Ik jullie niet vanuit welke macht Ik Mijn werken verricht!
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar wat denken jullie hiervan? Kijk, een man had twee zonen! Hij ging naar de eerste en zei: 'Mijn zoon, ga vandaag naar mijn wijngaard om daar te werken!' Maar de zoon zei: 'Vader, dat wil ik niet, want ik zie op tegen dat zware werk! ' Toen zijn vader weg was gegaan, kreeg de zoon spijt; hij stond op, ging naar de wijngaard en werkte er de hele dag met inspanning van al zijn krachten.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Als jullie dus in je zonden volharden tot de gegeven maat vol is, dan kunnen ook jullie de laatste grote en verschrikkelijke wekmiddelen spoedig verwachten. Ik heb jullie dit nu gezegd, opdat jullie je Mijn woorden goed zullen herinneren als het over jullie heen zal komen.'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Toen de huisvader ook dit hoorde, werd hij echt verdrietig en overwoog bij zichzelf of hij met zijn wijngaardeniers een streng gericht moest houden of dat hij vanwege zijn grote goedheid en geduld nog een keer zou proberen om zijn wijngaardeniers aan te zetten tot het vrijwillig overhandigen van zijn vruchten. Hij sprak bij zichzelf: 'Ik weet wat ik zal doen! Ik ga mijn enige zoon erheen sturen! Voor hem zullen ze ontzag hebben en doen overeenkomstig zijn gerechtvaardigde verzoek!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Toen zond God profeten naar hen toe, en zij vervolgden die te vuur en te zwaard door hen voor het volk steeds voor valse profeten te verklaren en ieder die de leer van de profeten aannam en ernaar leefde, verklaarden ze voor wetsovertreders en godslasteraars.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Daarop zei het tweetal: 'Waar zijn dan degenen die jou, als je waarachtig de erfgenaam bent, trachten te doden? Wij zijn niet hier naartoe gekomen om je gevangen te nemen en te doden, maar wij zijn gekomen om ernstig te onderzoeken of jij welovereenkomstig de volle waarheid degene bent die ons werd beloofd, Wij moeten op de drempel van de oude kerkdeur de wacht houden, opdat in deze .wonderzuchtige tijd, waarin de Essenen en ook andere magiërs hun goede oogst binnenhalen, niet ook hier een valse Christus binnensluipt en het blinde en lichtgelovige volk met zijn valse leer en wonderdaden betovert en verleidt. En wie derhalve onze vuurproef niet doorstaat, is een indringer en een bedrieger, en wij hebben het recht hem beet te pakken en naar buiten te gooien.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[32] Ik zei: 'Ik ben Degene die nu met jullie spreekt; Ik heb werkelijk niet de minste vrees voor jullie macht, omdat jullie ingebeelde recht voor God en alle eerlijke mensen het hoogste onrecht is. Maar wat het geduld betreft, konden jullie beter vragen hoe lang Ik nog het geduld zal opbrengen, dat jullie met Mij menen te hebben; want Mij is alle gezag en macht gegeven in de hemel en op aarde. Mijn wil kan jullie in het verderf en in het vuur van Mijn toorn storten; maar jullie kunnen Mij niets aandoen, omdat Ik jullie veel eerder in het verderf kan storten dan dat jullie in staat zijn Mij ook maar met één vinger kwaad te doen. Ja, wanneer Ik vanwege jullie te grote slechtheid, zal toelaten dat jullie je snode hand aan Mij slaan, dan is ook de dag gekomen van jullie gericht en jullie ondergang!'
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen de koning het bericht ontving dat de als eersten uitgenodigde gasten niet wilden komen, stuurde hij er nogmaals andere knechten op uit, terwijl hij hun van te voren zei: 'Zeg de gasten: zie, mijn bruiloftsfeest heb ik voorbereid! Mijn ossen en mestvee zijn geslacht en alles is klaar; kom daarom allen naar het bruiloftsfeest!'
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Toen vroeg de koning aan de knechten: 'Waarom heeft die man daar zich niet mooi aangekleed voor de bruiloft om mijn ogen te verkwikken en de vele andere gasten geen ergernis te geven?'
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Deze boze koppigheid ergerde de koning zozeer, dat hij tegen zijn dienaren zei: 'Omdat deze man zo verstokt is en mijn grote minzaamheid en vriendelijkheid slechts met boosheid, toorn en verachting beloont, moeten jullie zijn handen en voeten (liefdewil en wijsheid) vastbinden en hem in de uiterste duisternis (puur werelds verstand) naar buiten (in de materie) werpen! Gehuil en geklapper van tanden (wereldse twisten over recht, waarheid en leven) zullen daar zijn.
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Waarlijk, Ik zeg jullie: Wie aan Mij gelooft en handelt volgens Mijn woord, heeft het eeuwige leven in zich en daarmee ook het rijk Gods; want Ikzelf ben de Waarheid, het Licht, de Weg en het eeuwige Leven!
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Wie dit ofwel uit Mijn mond verneemt of uit de mond van degenen die Ik als Mijn echte en ware getuigen nu reeds uitzend en in de toekomst nog meer zal uitzenden, en dan niet gelooft dat het zo is en niet anders en ook eeuwig niet anders kan zijn, komt niet in het rijk Gods, maar blijft in de nacht van zijn eigen werelds gericht. Ik heb dit nu tegen jullie gezegd; gezegend degene die het ter harte zal nemen!'
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Maar de meer gematigden raadden het hun af en wezen hen op het vele volk dat Mij voor een groot profeet hield, en dat Ik om die reden al voldoende duidelijk had gemaakt wat de hogepriesters en de Farizeeën altijd met de profeten hadden gedaan. Zij vonden het daarom raadzaam om Mij eerst in Mijn eigen woorden te vangen, Mij daardoor voor het volk volledig terecht voor een leugenaar en bedrieger uit te maken en Me dan pas gevangen te nemen en aan het gerecht over te leveren, waar het volk dan niets meer op aan te merken kon hebben. Maar zolang Ik niet met woorden te vangen zou zijn was het toch wel uiterst gewaagd om Mij juist nu, in de tijd dat het volk door de nachtelijke tekenen nog te opgewonden was, gevangen te nemen.
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Maar Ik richtte Me op als een held en op Mijn gezicht was geen enkele verlegenheid te bekennen en begon als volgt nogmaals in gelijkenissen met hen te spreken: 'Omdat jullie vol traagheid, vol zinnelijkheid en zelfzuchtige hoogmoed zijn, is het voor jullie ook onmogelijk om het geheim en de waarheid van het rijk Gods te begrijpen! jullie stellen je de hemel voor als een of andere overheerlijke en grote ruimte boven de sterren, waar de vrome zielen na de dood van hun lichaam worden opgenomen of volgens een nog dwazer en onzinniger mening die sommigen van jullie hebben pas na vele duizenden jaren op de door jullie nog nooit begrepen jongste Dag, waarna ze dan voortaan eeuwig zullen zwelgen in het meest genotvolle leven. En van zo'n hemel, die nergens bestaat dan alleen in jullie meer dan domme fantasie, moeten volgens jullie hoogst zelfzuchtige geloof de heidenen dan buitengesloten zijn! ja, zeg Ik jullie, van zo'n hemel als jullie je die voorstellen, zullen ze ook eeuwig buitengesloten zijn, omdat het onmogelijk is om in een hemel opgenomen te worden die in waarheid nergens bestaat!
Hoofdstuk 194: De Farizeeën vragen naar het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)