Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 424 van 1166

...  412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437  ...
[2] Toen Jozef dat allemaal goed bekeken had zei hij tegen Mij: 'Mijn zoon, als we dat op natuurlijke wijze af moeten breken en dan weer opnieuw op moeten bouwen, dan hebben we veel meer dan een jaar nodig voor dat werk!'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Nu vroeg de Griek: 'Ik zou vanavond graag op goede joodse wijze jullie gastheer zijn; maar in dat opzicht heb ook ik wel wat moeilijkheden. Met de vis als lievelingskost van de joden gaat het bij ons geen haar beter dan bij de waard bij wie wij ons middagmaal nuttigden; want er is hier geen beek van betekenis, geen meer, en tot aan de zee is het toch wel een beetje te ver. Maar kippen, eieren en lammeren en kalveren heb ik wel, evenals gezuurd brood, zout en een goede wijn, die ikzelf in mijn vele en grote wijngaarden verbouw. Het hangt nu alleen van jullie af wat jullie kiezen, dan zal alles op de juiste tijd zijn toebereid.'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De Griek zei: 'Heel goed! Het beste en vetste van mijn vele lammeren zal geslacht en toebereid worden! -Maar nu vraag ik me nog af, wat we zullen doen tot het echt volop avond is geworden, opdat de tijd ons niet te lang valt.'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Ook Jozef en Jacobus gaven Mij hetzelfde getuigenis, wat diezelfde Jacobus nu hier als Mijn leerling kan bevestigen.
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] Daar tijdens Mijn onderricht de zon was ondergegaan, verlieten we allemaal blij en opgewekt de mooie hoogte en begaven we ons naar het huis van de Griek, waar reeds een goed toebereid avondmaal op ons stond te wachten, dat we dan ook met een goede eetlust tot ons namen; daarna begaven we ons meteen ter ruste, waar vooral Jozef al grote behoefte aan had.'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ook daarmee ging de Griek akkoord en zei: 'Maar dan moeten we wel proberen om met mijn lastdieren snel op pad te gaan; want het duurt ruim zeven uur om van hier naar Tyrus te komen!'
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Hebben jullie gisteren dan niet gezien hoe Mijn wil ook tot aan de zon heeft gereikt? Als Ik de zon kon gebieden, dan zal Ik nu ook wel in staat zijn om de zee te gebieden! Ik had dat ook wel vanuit de verte kunnen doen; maar het is nu toch beter dat we allemaal ter plekke zijn, wat jullie later duidelijk zullen inzien. Maar nu moet er vooral geholpen worden -en daarna pas gepraat!'
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Hierop strekte Ik Mijn handen uit over de razende golven en sprak luid: 'Leg je ter ruste, razend monster! Ik wil het en zo zij het!'
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Op de plaats waar Ik dat bewerkstelligd had, bevonden zich echter nog meer mensen, die zich zeer verwonderd afvroegen wat Ik dan wel voor een mens was, dat de elementen aan Mij gehoorzaamden. Sommigen dachten dat Ik een zeer beroemde magiƫr moest zijn; anderen meenden echter dat Ik een vroom mens was en daarom onder de genade van de goden stond, die Mij verhoorden als Ik hun iets vroeg. Weer anderen merkten op dat Ik een jood was en dat joden vaak geweldige profeten hadden en dat Ik misschien wel zo'n ziener van de joden was of misschien zelfs wel een Esseen. Zodoende ontstond daar druk gepraat, maar toch waagde niemand zich in Mijn buurt om Mij te vragen wie Ik was.
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Toen Cyrenius aan de oever kwam, zei hij tegen de hooggeplaatsten die hem geluk wensten: 'Ik dank jullie voor je oprechte medeleven met het ongeluk dat mij zeker te wachten gestaan zou hebben; maar het is uiterst verbazingwekkend, hoe de geweldig tekeer gaande storm zo plotseling ging liggen. Dat deed me helemaal denken aan eenzelfde gebeurtenis bij Ostracine in Egypte. Daar bevond zich toen een wonderbaarlijk kind van een joodse familie die daar naartoe was gevlucht. Dat kon de storm ook zo plotseling doen bedaren, terwijl het omgekeerd ook een storm tevoorschijn kon roepen. Dat zal ongeveer twintig jaar geleden zijn. Ik heb al alles geprobeerd om uit te laten zoeken waar dat gezin verblijft, maar tot nog toe was het allemaal tevergeefs. Ik heb nu ook allang niet meer aan dat gezin gedacht; maar het plotselinge ophouden van deze storm heeft dat vergelijkbare verschijnsel, dat ik, zoals ik net zei, al eens eerder heb meegemaakt, weer in mijn herinnering geroepen.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Het is werkelijk hoogst merkwaardig! Als zo'n storm hier begint te razen duurt het meerdere dagen tot de grote zee weer zo rustig is geworden, dat men het aandurft om met een schip de zee op te gaan, - en zie nu eens hoe rustig de hele zee nu is geworden, zonder enige golfslag! Wat me ook zo wonderlijk vreemd voorkwam, is hoe mijn schip als het ware door een geheime kracht getrokken snel de oever naderde. Ik zeg jullie: dat is niet op natuurlijke wijze gebeurd!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen snelde Cyrenius naar de plaats waar wij vieren nog stonden en vanwaar wij de nu rustige zee met zijn veelsoortige verschijnselen gadesloegen, alsook de meest verschillende soorten zeevissen en ander gedierte, dat zich hier, gedwongen door Mijn wil, moest laten zien.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen Cyrenius bij ons aankwam, vroeg hij aan Jozef, die hij zich nog tamelijk goed herinnerde: 'Vriend, ben jij niet dezelfde jood die ongeveer twintig jaar geleden vanwege de vervolging door de oude Herodes met zijn kleine gezin met mijn hulp naar Egypte, en wel naar Ostracine is gevlucht? En als jij dat bent, zeg me dan ook wat er van dat kleine wonderbaarlijke jongetje is geworden, dat ik voor een God aanzag!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Jozef maakte een diepe buiging en zei: 'Eerbiedwaardige, het is een te grote eer die u ons, arme timmerlieden uit Nazareth, hebt bewezen door zelf naar ons toe te komen, terwijl u toch maar hoefde te gebieden dat wij naar u moesten komen! Maar nu u al hier bent, zeg ik u met mijn hart vol dankbaarheid voor al het goede, dat u mij en mijn gezin inderdaad ongeveer twintig jaar geleden, reeds hier en later in Egypte, hebt bewezen, dat ik werkelijk diezelfde timmerman jozef ben en dat ook deze nu volwassen jongeman, nu ook timmerman, precies dezelfde is die u toen als een wonderbaarlijk jongetje hebt leren kennen.'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen onze Cyrenius zulke woorden uit Mijn mond had vernomen was hij tot tranen bewogen, hij kwam naar Me toe, omarmde Mij en kuste Me zonder ophouden. Pas daarna dankte hij Mij voor de wonderbaarlijke redding uit het grote levensgevaar. Tegelijkertijd nodigde hij ons uit om mee naar zijn residentie te gaan, waar hij onze gastheer wilde zijn en wij hem alles moesten vertellen wat er in die tussentijd met ons gebeurd was.
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  412 - 413 - 414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437  ...