Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 426 van 1112

...  414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439  ...
[11] Ik zei: 'Opdat jij en nog verscheidene anderen die net als jij zijn en die zich net als jij voor vroom en rechtvaardig houden, mogen zien dat Ik jullie wel ken, wil Ik jullie heel in het kort een klein voorval uit jullie leven vertellen. Omdat jullie jezelf voor vroom en rechtvaardig houden, maar andere mensen verachten, van wie jullie oordelen dat ze niet zijn zoals jullie, gaan jullie dan ook naar de feesten in Jeruzalem, brengen de tempel de voorgeschreven offers en rechtvaardig jezelf op die manier in de ogen van de priesters van de tempel,
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Maar de tollenaar bleef een eind van het offeraltaar afstaan en durfde zelfs zijn ogen niet op te slaan, maar sloeg zich op de borst en zei: 'O Heer, wees mij zondaar, die niet waardig is zijn ogen op te heffen naar Uw heiligdom, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Toen zeiden sommigen, die wel merkten dat Ik dit beeld op de oude Farizeeër betrok, omdat zij hem heel goed kenden vanwege zijn herhaalde roemen en prijzen van zichzelf bij degenen die zichzelf eveneens als vroom en rechtvaardig beschouwden: 'Vriend, daar kan alleen God over oordelen, wiens alziende oog hart en nieren van de mens onderzoekt; wij mensen kunnen daarover geen definitief oordeel vellen! omdat jij als vreemdeling ook deze geschiedenis, die zich inderdaad zo heeft toegedragen, zo heel precies en uitvoerig kent, moet jij ons maar zeggen wie van de twee gerechtvaardigd voor God de tempel verlaten heeft!'
Hoofdstuk 164: Voor de herberg van een tollenaar De geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar (Luc. 18: 9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar de tollenaar verontschuldigde zich tegenover Mij met de woorden: Vriend, je hebt weliswaar heel juist geoordeeld, en jouw oordeel zou mij nog meer genoegen gedaan hebben, wanneer ik niet juist die tollenaar geweest zou zijn, die zich naar volle waarheid in de tempel tegenover God zo uitgesproken heeft! Maar hoe het ook zij, het komt mij toch uiterst raadselachtig voor hoe jij dergelijke dingen zo goed kunt weten. Wat mij betreft houd ik je voor een profeet en ik vraagje om in de naam van Degene die jou met Zijn geest zo verlicht heeft, mijn huis en mijn gezin te willen zegenen!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Daarop haastten vele vaders en moeders zich naar hun woningen en brachten weldra een groot aantal kinderen mee, die in meerdere of mindere mate ziek en zwak waren, en vroegen Mij of Ik ze allemaal wilde zegenen en daardoor gezond maken.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] Daarop haastte de waard zich met de zijnen het huis binnen en bracht ons brood en wijn in de juiste hoeveelheid en Ik en de leerlingen sterkten ons allen daarmee.
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Hij en die oude Farizeeër, die zich nu samen met hem uit de voeten heeft gemaakt, omdat U, beste Meester, ook hem erg geraakt hebt, zijn precies hetzelfde, de één is al net zo krenterig als de ander; maar wanneer zij over hun goede werken spreken, die ze in het verborgene voor de behoeftigen zouden doen, dan zou je gaan geloven dat er eigenlijk op de hele aarde geen liefdadiger mensen zijn. En wij zijn er nu erg blij om, o beste Meester, dat u deze beiden de volle waarheid hebt gezegd.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Ik zei: 'Er is toch werkelijk veel geduld voor nodig om met jullie om te gaan! Hoe lang zal Ik jullie nog moeten verdragen, voor jullie de dingen zuiver begrijpen? Als Ik zeg, dat men alleen als een kind het rijk Gods in bezit kan nemen, dan versta Ik daaronder immers niet het lichamelijke kind zijn, maar alleen het kind zijn in je hart. Een kind heeft geen hoogmoed, geen toorn, geen haat, geen neiging tot ontucht, geen blijvende hartstochten en ook geen ongeduld; het huilt wel, als hem iets wordt aangedaan, maar het laat zich ook snel troosten en vergeet het verdriet dat het had en omarmt de weldoener met alle liefde. Zo moet ook ieder mens in zijn hart en gemoed zijn, dan is het rijk Gods ook al zijn eigendom. Als jullie dat nu begrijpen, zullen jullie toch niet meer hoeven te vragen hoe een mens als een kind het rijk Gods in bezit moet nemen? - Hebben jullie dat begrepen?'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Men heeft mij van verscheidene welingelichte zijden gezegd dat mensen, wier zielen zich waardig gemaakt hebben voor het hemelrijk, vaak al tijdens hun lichamelijke leven verschijnselen hebben, waardoor ze kunnen weten dat ze na het afvallen van het lichaam spoedig onder de scharen engelen in het hemelrijk opgenomen zullen worden. Maar ik ben nu al tamelijk oud geworden en heb mij vanaf mijnjeugd voorbeeldig aan alle wetten van Mozes gehouden -maar een dergelijk verschijnsel, dat mij de eerder genoemde verzekering van het eeuwige leven van de ziel zou kunnen geven, is .bij mij werkelijk nog nooit voorgekomen! En dus geloof ik wel, maar in zekere zin blind, wat Mozes en de profeten geleerd hebben; maar van een zeker weten vooraf is daarbij nog lang geen sprake!
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Want iedere ziel neemt na het afvallen van haar lichaam niets anders met zich mee dan haar liefde, en de werken daarvan volgen haar als producten van haar wil. Als de liefde van de ziel nu zo sterk aan de dode dingen van deze wereld hangt, dat ze daar volkomen één mee geworden is, dan is ze eveneens dood; en omdat haar wil gelijk is aan de gerichte, dode dingen van deze wereld, mist ook die wil de volledige vrijheid, is dus ook gericht en derhalve als dood te beschouwen -en dat is nu wat men de hel en de eeuwige dood noemt!
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Pas er dus vooral voor op, dat de liefde voor de wereld, haar schatten en bekoringen jullie zielen niet gevangen neemt; want wie eenmaal door de wereld gevangen genomen is, zal zich uiterst moeilijk uit haar macht kunnen bevrijden.'
Hoofdstuk 166: De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Aan de leerlingen, van wie er zich enkelen vooruit haastten om de stad nog bij dag te bereiken, werd eerst door de bedelaar luid om een aalmoes gevraagd, en toen ze tegen hem zeiden dat ze geen geld bij zich hadden, vroeg hij hun wie zij waren en wie er nog meer bij hen waren, en wat zij, die zelf arm waren, in deze schrale omgeving te zoeken hadden, omdat er al zoveel bedelaars waren.
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Maar de bedelaar stoorde zich daar niet aan en schreeuwde nog veel harder: 'O Jezus, zoon van David, ontferm u over mij!'
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Langs de nieuwe weg kwam er echter ook meer volk achter ons aan; het had gezien wat Ik voor de blinde had gedaan, verwonderde zich daar buitengewoon over en prees God en volgde Mij de stad in. Deze stad heette Jericho, wat de leerlingen pas vernamen toen wij in de oude stad aankwamen, die er heel kaal en schraal uitzag en meer ruïnes dan goede, bewoonbare huizen telde.
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Een man zei: 'Heer en meester, er zijn hier weliswaar twee herbergen; maar de waarden ervan zijn zeer op winst beluste Grieken, die de gasten steeds behoorlijk weten te plukken en reeds bij het binnenkomen in hun niet al te aanbevelenswaardige kamers nadrukkelijk bij hen beginnen te informeren, hoeveel geld en wat voor andere schatten zij met zich mee voeren. En als de reizigers zeggen dat ze niet veel geld en nog minder andere schatten hebben, dan worden ze helemaal niet opgenomen. Maar wij hebben gezien wie U bent, en wat voor macht U door God gegeven is, en het zou ons daarom spijten als ook U zoiets in deze stad van ons zou overkomen. Maar wij zullen er wel ons best voor doen dat U en Uw leerlingen en vrienden bij ons een zo goed mogelijk onderkomen en verzorging vinden!'
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  414 - 415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439  ...