Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 427 van 1490

...  415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440  ...
[5] Toen zeiden de leerlingen niets meer en voelden wel dat zij Mij nog nooit met zo'n liefde in hun hart hadden opgenomen als deze kinderen uit het overigens zo koude Noorden.
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen deze kinderen Mij zo hadden geliefkoosd en voor alles hadden bedankt, trokken zij zich weer heel ordelijk terug en wij gingen het huis binnen en namen volgens de indeling van de vorige dag aan de tafels plaats, alleen de vier arme mensen kwamen aan de tafel van de Romeinen te zitten, omdat Agricola dat graag wilde. De slavenhandelaren met Hibram namen naast de zeven Farizeeën plaats en toen zo alles was geregeld, werden spijzen, wijn en brood in zulke grote hoeveelheden opgediend, dat de verwondering van de slavenhandelaren over zo'n rijkelijke maaltijd geen grenzen kende. Rafaël zat naast Mij om zogezegd snel bij de hand te zijn als Ik zijn diensten nodig had.
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Hij zei daarom tegen Mij (Lazarus): 'Heer, ik heb thuis kleren genoeg! Wat zou U ervan zeggen als ik iemand naar Bethanië stuurde om voor deze arme mensen kleren te halen? Misschien zou ook mijn zuster Maria mee kunnen komen, die het hier ook beslist naar haar zin zou hebben!'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei: 'Vriend, jouw zorg voor de armen doet Mij altijd veel goed en daarom verblijf Ik in je huis. Maar dit keer zal Ik ook voor deze mensen net zo zorgen als Ik eerder voor de kinderen heb gezorgd, die zich nu buiten vermaken! Je beide zusters hebben nu thuis al hun handen vol aan de vele vreemdelingen en kunnen daar niet gemist worden, maar als Ik hier weer weg ga, zal Ik in ieder geval eerst naar Bethanië gaan en daar je zusters zien en spreken. En deze vier arme mensen zul je zo meteen in betere, en wel Romeinse, kleren zien. Maar laten wij hen nu eerst hun inwendige mens laten sterken, daarna zal dan ook wel voor hun buitenkant worden gezorgd! Ben je daarmee tevreden?'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De Farizeeër, die nu natuurlijk helemaal bekeerd was, zei terwijl hij op Mij wees: 'Zie, daar zit de eeuwig ware Vader temidden van ons, Zijn ontaarde kinderen, die wij en alle mensen van deze aarde zijn! Die tot Hem komen, Hem herkennen en Hem liefhebben, zijn Zijn betere kinderen en Hij zorgt dan door Zijn wijsheid en door Zijn almachtige wil overal voor hen, zodat het hun reeds op deze aarde goed gaat, maar na dit lichamelijke leven nog beter in het rijk van de eeuwige geesten, die nooit sterven, maar eeuwig voortleven. En kijk, dat bedoelde ik toen ik zei dat het zelfs de ontaarde kinderen nergens beter gaat dan in het huis van hun echte Vader! Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De Farizeeër zei: 'Aan de ene kant heb je daarin weliswaar niet helemaal ongelijk, maar Hijzelf leert ons dat en dreigt ieder die dat niet in zijn hart gelooft, met de uitsluiting van het zalige, eeuwige leven, en toont ons dat Hij alleen de Schepper en waarachtige Vader is van alle mensen, en daarom moeten wij dat ook geloven, maar ook moeten wij volgens Zijn heilige wil, die Hij aan ons heeft bekend gemaakt, zo op deze wereld leven, dat wij daardoor waardig worden om Zijn kinderen te zijn. Als Hijzelf ons dat leert, dan moeten wij dat ook wel met alle liefde en dankbaarheid aannemen en doen wat Hij ons leert. Want Hij alleen weet hoe het met ons mensen gesteld is en waarvoor Hij ons in het bestaan heeft geroepen.'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Met deze goede les waren onze slavenhandelaars toen ook volkomen tevreden en zij aten en dronken daarop verder en onderhielden zich met de Farizeeën voorzover zij zich verstaanbaar konden maken. Maar langzamerhand begrepen zij elkaar steeds beter, omdat de ene Farizeeër vrij goed thuis was in het oer-Hebreeuws, de taal waarin deze noordelijke afstammelingen van Indië, op nog tamelijk zuiver gebleven wijze, uitdrukking gaven aan hun gedachten.
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Lieve dochter van Sion! Begrijp je wel wat dat wil zeggen? Kijk, je ouders waren, zoals je vertelde, meer dan twee jaar lang ziek! En die verheven man heeft hen, slechts door het te willen, in een oogwenk gezond gemaakt en ook was Hij in staat die jongeman heel precies jullie woning aan te wijzen, zodat deze jullie feilloos kon vinden. Zo heeft deze verheven man ook ongeveer drie uur geleden meegedeeld wat je broer te wachten stond. en pas daardoor werd het mij mogelijk om je broer en jullie, uitsluitend door Zijn genade, te redden en daarom heb niet ik, maar heeft alleen Hij jullie allemaal gered, want ik was alleen maar Zijn blinde werktuig.
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De dochter antwoordde: 'Edele, geëerde heer! Thuis in onze armelijke woning heb ik nog wel een haren overkleed, maar dat is nog slechter dan de linnen rok die ik nu aan heb. Vroeger waren we niet zo ontzettend arm, toen onze ouders nog gezond waren en konden werken. Maar toen zij een paar jaar geleden erg ziek werden, ging het steeds slechter en slechter. Mijn broer kon ondanks al zijn ijver niet meer genoeg verdienen om behalve het hoogstnodige voedsel nog iets anders voor ons aan te schaffen en zo zijn we nu buiten onze schuld in deze grote armoede terechtgekomen. Het zou met ons allen binnen hoogstens twee dagen beslist helemaal gedaan zijn geweest als u en die vriend daar ons niet op zo'n wonderbaarlijke wijze hadden gered; want ik begrijp nog steeds niet hoe die knappe jongeman daar onze armoedige woning heeft kunnen vinden, alsof hij God weet hoe bekend was met de meest verborgen uithoeken van deze grote stad. Wie mogen die verheven man en die lieftallige jongeling naast hem toch wel zijn? Zou u mij daar niet iets naders over willen zeggen?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Als u, geëerde heer en vriend, dat samenvat, zult u wel inzien dat een heel arme familie, al woont zij midden in deze grote stad, van alle verschijnselen en gebeurtenissen, ook al zijn die nog zo bijzonder, even weinig kan merken als wanneer zij ergens aan het eind van de wereld leefde! Als wij nu om de u genoemde redenen vrijwel niets weten over de beroemde en reeds overal bekende Galileeër, dan kan ons dat echt niet als schuld worden aangerekend.
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Het enige wat wij een jaar geleden hebben gehoord, is dat er een profeet, genaamd Johannes, in een woestenij aan de Jordaan tegen de Farizeeën heeft gepredikt en hun duchtig de waarheid moet hebben gezegd. Maar over wat er toen verder met hem is gebeurd, hebben we niets gehoord. Is deze verheven man soms die profeet?'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Agricola zei: 'Deze verheven man is dat niet, maar jullie zullen Hem tot jullie geluk nog vandaag nader leren kennen. Eet daarom en drink, zodat jullie sterk genoeg worden om de grote onthulling, die jullie te wachten staat, te kunnen verdragen. Want het is geen kleinigheid die verheven man nader te leren kennen!'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De dochter bekeek deze voorwerpen met steeds grotere aandacht en zei tenslotte tegen Agricola: 'Luister toch eens, grote machtige heer, is dat niet puur zilver en goud? Dat heeft u zeker uit Rome meegebracht? O, dat moet wel ontzettend veel hebben gekost!'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Lazarus zei: 'Deze wijn krijg ik zelf naar waarheid gewoon door de genade van God. Daarom kunnen jullie hem hier met mate drinken, maar ik heb absoluut geen wijn om door te verkopen!'
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Toen na enkel uren de vreemdelingen die ook in andere jaren altijd deze herberg bezochten, allen waren gearriveerd en voldoende hadden gegeten, wendde Lazarus zich tot Rafaël en vroeg hem: 'Beste, van Gods heil vervulde dienaar van de Heer, leg me nu toch eens enigszins uit, hoe je dat tot stand kunt brengen, en dat allemaal in een ogenblik! Ik wil over de tafels, banken en tenten nog niets zeggen, maar waar komen het bijbehorende vaatwerk, het zout, de wijn en de spijzen vandaan, en de spijzen dan nog zo, dat een Pers en ook een Egyptenaar, een Griek, kortom iedereen waar hij ook vandaan komt, zijn nationale volksvoedsel op uitstekende wijze klaargemaakt voor zich op tafel heeft staan? Hoe is je dat toch allemaal mogelijk, en nog wel in een oogwenk?'
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  415 - 416 - 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440  ...