15542 resultaten - Pagina 429 van 1037
... 417 - 418 - 419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 ...
[15] Daardoor hebben jullie het volk van God en dus ook van het leven van de zielen uit Hem afgekeerd en de deuren naar het rijk Gods versperd, zodat geen mens meer het eeuwige leven van zijn ziel bereikt.Hoofdstuk 121: De Heer legt het 13e hoofdstuk van Ezechiël uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Rafaël zei: 'Toen wij aankwamen waren jullie op het dakterras en hadden jullie je blik op het meer gericht, toen een zeer heldere bliksem uit de hemelen naar de aarde schoot, tussen de mensen die langs de oever stonden, en jullie dachten: 'O, dat moeten wel grote zondaars in Gods ogen zijn, omdat God zelfs een bliksem uit de meest heldere hemel in een ongebruikelijke tijd van het jaar tussen hen in laat schieten!' Kijk, met die eerste bliksem, waarover jullie je geweldig verbaasden en die jullie enorm tot nadenken stemde, kwam die jongeman aan, die daar nu heel minzaam naast een zeer waardige vrouw zit. Al gauw schoot er toen een tweede bliksem uit de hemel tussen de schare van de door jullie vermeende grote zondaars, beschadigde opnieuw niemand, en jullie zeiden: 'God vermaant de zondaars!' En kijk, met die tweede bliksem kwam die jongeman aan, die daar tussen de zeven mannen zit, die nog niet zo lang geleden zijn leerlingen waren. En met de derde bliksem ben ik aangekomen.
Hoofdstuk 120: De meningen van de tempeldienaren over de drie aartsengelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] De schriftgeleerde zei: 'Als dat het geval zou zijn, zouden onze dienaren die op wacht stonden dat zeker gemeld hebben, omdat zij volgens onze instructies scherp op moesten letten wie er kwam, en van welke kant, en wie er het huis uit ging, met wie, en in welke richting. Maar onze dienaren hebben ons niet kunnen vertellen dat er iemand vroeg in de ochtend is aangekomen. Ze hebben ook met name geen van de drie jongemannen vanmorgen vroeg uit het huis zien komen en met het gezelschap naar de oever van het meer zien gaan; wel zagen ze bijna een uur later de vrouw met een man en, zoals al opgemerkt, als laatste de huisbediende naar het gezelschap gaan. En het is dus zeer de vraag, waar deze drie jongemannen vandaan zijn gekomen!'
Hoofdstuk 120: De meningen van de tempeldienaren over de drie aartsengelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[24] Daarop zei de schriftgeleerde weer: 'Dan zouden onze dienaren ook iets gemerkt en ons daar melding van gemaakt hebben; want zoals jullie weten hebben drie van onze dienaren ook de oever bewaakt, totdat dit gezelschap vroeg in de ochtend uit huis naar de oever begon te gaan, waar onze dienaren hen nog ontmoetten, wat wij vanaf het dakterras met eigen ogen hebben gezien. We kunnen nu dus denken en praten wat we willen, die drie jongemannen die zoveel kunnen eten zijn in ieder geval een buitengewoon en regelrecht wonderbaarlijk verschijnsel! Want ik ben zeker geen mens die lichtvaardig aan wonderen gelooft; maar die drie, die nu in dat voor ons enigszins raadselachtige gezelschap aanwezig zijn, lijken mij onmiskenbaar een wonder te zijn. Wie en wat er in hen schuilt is natuurlijk een heel andere kwestie. Na de maaltijd zullen wij er wel achter komen!'
Hoofdstuk 120: De meningen van de tempeldienaren over de drie aartsengelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[29] Daarop zei de schriftgeleerde: 'Mijn zeer waarachtige en wijze vriend, ik en ook al mijn metgezellen en dienaren kunnen je absoluut geen ongelijk geven; want met de tempel is het nu letterlijk zo gesteld als jij ons nu uiteen hebt gezet. Maar wat kunnen wij daartegen doen? Laat maar over de tempel komen wat de profeet Ezechiël geprofeteerd heeft! Maar hoewel wij daarvoor door de tempel uitgestuurd zijn, zullen wij onze handen nooit meer aan de Gezalfde Gods slaan; want wij hebben Hem nu uit jouw mond goed leren kennen, we willen geheel en al afzien van onze wereldse waardigheid en Zijn leer volgen, wat we jou en al je metgezellen geheel naar waarheid kunnen verzekeren.
Hoofdstuk 121: De Heer legt het 13e hoofdstuk van Ezechiël uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[26] Als kaf zullen jullie verstrooid worden naar alle delen van de wereld! Jullie zullen geen volk meer zijn en als onderdanige slaven zullen jullie de heidenen moeten dienen, aan wie het licht wordt gegeven dat jullie afgenomen wordt; en zoals de Joden eens het belangrijkste volk op aarde waren, zo zullen ze weldra het minste en overal meest verachte worden! Want met de vele profeten, wier graven ze nu vanwege het volk ook met hun broze kalk wit maken, hebben ze nog niet genoeg gemoord - ze willen zich nu ook op de Heer Zelf werpen, Hem gevangennemen en doden! Dat zal de Heer ook nog toelaten, echter niet tot heil van de valse profeten, maar tot hun gericht; en zo zal Hijzelf de machtige wervelwind zijn, die hen allemaal zal verscheuren in alle poelen van de aarde uiteen zal slingeren.
Hoofdstuk 121: De Heer legt het 13e hoofdstuk van Ezechiël uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Toen Ik dat hardop tegen Rafaël had gezegd, liep hij naar de tempeldienaren toe en zei: 'Wat Hij wil, die mij bevolen heeft jullie een nieuw gewaad te verschaffen zoals de Grieken in Afrika dat dragen, zullen jullie krijgen! Ik zal mij daarvoor naar een stad in Egypte begeven, waar meer dan genoeg gemaakte kleren te koop zijn, en dan kunnen jullie die aantrekken.'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Rafaël zei: 'Op aardse menselijke wijze zou dat wel zo zijn; maar omdat ik geen aardse mens meer ben, is mijn gedachte hier en daar, en omdat ik mijn gedachte zelf ben, ben ikzelf even snel als mijn gedachte! En kijk, ik heb het werk dat de Heer mij voor jullie opgedragen heeft dan ook al klaar, ik ben daar al geweest en ben ook alweer hier! Ga nu naar jullie kamer en kleed je om!'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Daarop gingen ze naar hun kamer en troffen daar alles aan wat onze Rafaël hun had gezegd, waarover ze zich uitermate verbaasden.
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Maar spreek daar nu over met de engel die jullie van nieuwe kleren heeft voorzien; Ik zal nu met de waard en zijn vriend Philopold een poosje naar buiten gaan en Mij op die manier een beetje rust gunnen tijdens Mijn werk!'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Daarna kwam Judas Iskariot nog naar Mij toe om te vragen, hoe lang Ik in zijn geheel in Kis zou blijven. .
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[24] Ik zei: 'Blijf dan, en als er iemand komt die naar Mij vraagt, onderwijs hem dan en zeg dat hij moet wachten tot Ik met Mijn vrienden terugkom!'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[27] Pas toen begaf Ik Mij met Mijn twee vrienden naar buiten, en op een kleine heuvel vlakbij het Meer van Galilea spraken wij over verschillende dingen op aarde en ook in de sterren, en ook over de inwendige inrichting van de aarde en die van de oudere sterren, waar de twee vrienden groot genoegen aan beleefden.
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen wij ongeveer een uur lang op onze heuvel met elkaar hadden gesproken, kwamen er enkele Samaritanen naar het dorp Kis, die bij verscheidene mensen informeerden of ze ook wisten waar Ik Mij ophield.
Hoofdstuk 123: Samaritanen zoeken de Heer (9.2.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Daarna kwamen ze al gauw als Egyptenaren, wat hun kleren betreft, weer naar ons toe, evenals hun dienaren, en loofden en prezen Mij; en de schriftgeleerde zei tegen Mij: 'Dat U, o Heer, en Meester, Degene bent waar alle Joden op wachten en hopen, dat hoeven wij niet meer te geloven, want wij zijn daar nu volop van overtuigd! Maar nu zouden wij ook graag opheldering krijgen over de drie jongemannen, van wie er één ons op zo'n wonderbaarlijke wijze van Egyptische kleren heeft voorzien! Want als zij zalige geesten zijn, hoe kunnen ze dan een lichaam hebben dat voor ons zichtbaar en voelbaar is -en als hun lichaam hetzelfde is als dat van ons, hoe kan het dan zo'n onbegrijpelijk snelle beweging uitvoeren en de vele kledingstukken voor ons en onze dienaren uit het verre land van Cham* (* Een zoon van Noach; zie Gen. 5:32) halen?'
Hoofdstuk 122: De tempeldienaren krijgen Griekse kleren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)