Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 431 van 1112

...  419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444  ...
[5] Toch moet ik heel openlijk iets vertellen wat ik hier duidelijk gevoeld heb. Je weet dat het lichtwolkje op Patmos in ons een eigenaardig gevoel van onsterfelijkheid opwekte, dat helaas langzamerhand weer verdween en nu, toen ik deze kamer binnenkwam, maakte datzelfde gevoel zich van mij meester. Het wolkje kan daarom niet ver van ons vandaan zijn! Wat voel jij, vriend Kado, en wat denk je?'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] U bent het dus, die ons met Uw geest, liefde en wil op dat afgelegen eiland drie keer in de gedaante van een lichtwolkje bezocht hebt? Wie anders dan alleen U kunnen wij ervoor danken dat U Zich eindelijk door ons hebt laten vinden?! En omdat wij Uzelf nu gevonden hebben, hebben wij ook het belangrijkste, grootste, gelukkigste en meest verlangde gevonden wat een mens maar vinden kan. Ik kan nu niets meer zeggen, want mijn hart is te gelukkig en zalig geworden.'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Daarop richtte Kado zich weer tot Mij en zei: 'O beste Heiland, Heer en Meester, hoe zit het nu met dat lichtwolkje?'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Er is nu weliswaar veel ellende en allerlei nood onder de mensen op deze aarde. Er zijn allerlei lichamelijke ziekten, die de mensen vooral zelf veroorzaakt hebben doordat ze de levensweg hebben verlaten die God hun getrouw geopenbaard heeft. Door hun almaar toenemende liefde voor de wereld en haar gericht en dood begonnen zij ook op de wegen van de wereld en haar gericht en dood te wandelen, en zodoende riepen zij dan ook noodzakelijkerwijs al die vele ellende en alle nood over zich.
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Hij ging naast mij zitten en vertelde ons wat hij in de vroege ochtend gezien en waargenomen had, en trok daaruit de conclusie dat wij ook deze avond hetzelfde verschijnsel nog eens zouden zien, en hij was dan ook voornamelijk naar ons toegekomen om ons daar ten eerste op te wijzen, maar om er ten tweede ook zelf getuige van te zijn hoe het lichtwolkje zou ontstaan en van welke kant en langs welke weg het naar dit torenhuis zou komen. Hij had namelijk het plan opgevat, om afstand te doen van de veelgoderij en het geloof in één God in te voeren; in de eerste plaats werd hij daartoe genoodzaakt door zijn droom, die drie keer hetzelfde was, en ten tweede door het merkwaardige verschijnen van het lichtwolkje; en als het zich ook deze avond -voor de derde keer -zou vertonen, zou hij het voornemen waarover hij nu sprak des te vastbeslotener volledig ten uitvoer brengen.
Hoofdstuk 180: Het lichtwolkje verschijnt voor de derde keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Terwijl wij onder elkaar nog over het een en ander spraken, maar ondertussen onze ogen steeds gericht hielden op de omgeving waaruit het lichtwolkje al twee keer gekomen was, ontdekten wij het ook vandaag voor de derde keer, en allemaal barstten wij uit in een groot gejuich, toen hetzelfde lichtwolkje zich boven de verre horizon verhief en zich nogmaals snel naar ons toe begon te bewegen. Binnen enkele ogenblikken had het ook weer mijn torenhuis bereikt en net als gisteren tot op halve hoogte omhuld. Deze derde keer voelden wij een nog grotere blijdschap en voelden ons nog meer gesterkt en het gevoel sterfelijk te zijn had ons geheel en al verlaten. Het wolkje gaf deze avond zo'n sterk licht, dat wij daardoor geen enkele ster meer konden zien aan het firmament.
Hoofdstuk 180: Het lichtwolkje verschijnt voor de derde keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Na deze woorden zweeg het wolkje weer, verliet spoedig daarna ook mijn torenhuis en trok zich weer terug naar het oosten, op dezelfde manier als het zich de eerste twee keer teruggetrokken had. Wij staarden nog een vol uur naar de plek waar het wolkje voor onze ogen verdwenen was, en wilden het eigenlijk nog eens te zien krijgen; maar het was tevergeefs. Het was echter eigenaardig dat er spoedig na het verdwijnen van het geheimzinnige wolkje een sterke zuidoosten wind opstak en de zee in een sterk golvende beweging bracht, wat mij noodzaakte om de lichtschaal te laten aansteken. Wij zouden nog langer op het bordes bij elkaar zijn gebleven, als de wind met steeds harder was gaan waaien; maar omdat hij na een uur te hevig was geworden, bleef ons niets anders over dan het huis weer binnen te gaan. .
Hoofdstuk 180: Het lichtwolkje verschijnt voor de derde keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Alles zou derhalve door de kracht van de aarde, de zon, de elementen en de planeten en alle andere hemellichamen ontstaan zijn. Deze zijn volgens hen in zichzelf nog heel grof en ruwen nemen pas in hun voortbrengselen een soort verzachting en ontwikkeling aan; maar zelfs de meest voegzame voortbrengselen zouden uiteindelijk nog veel te zwak zijn om zich tegenover de grote grofheid en ruwheid van de eerder genoemde oerkrachten te handhaven, en ze zouden zich tenslotte moeten laten welgevallen om door die krachten vernietigd te worden. Alleen die mens zou gelukkig en wijs genoemd kunnen worden, die de tijd dat hij leeft voor zichzelf zo aangenaam mogelijk weet te maken en als een wereldwijs mens zijn grootste geluk in het eeuwige niet-bestaan te zoeken. En dat is dan ook de achtergrond van waaruit één van jullie filosofen zei: 'Ga heen, eet, drink en doe maar raak; want na de dood bestaat er geen genoegen meer!'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Maar wanneer dat zo is, kan God er dan iets aan doen als de mensen, die in het bezit zijn van hun volkomen vrije wil, zich van God afkeren en een leven leiden volgens hun wereldse liefde? Of zou God ten gevolge van Zijn liefde, goedheid, wijsheid en macht soms voortdurend al die ellende en nood onder de mensen niet moeten laten bestaan? Luister, als God die niet zou toelaten, dan zou het er onder de mensen al heel gauw nog afgrijselijker uitzien dan nu! Wat zou er in de loop van de tijd van de mensen worden? Niets anders dan een uiterst grof en volkomen geestloos en levenloos onbehouwen werkstuk, net als de heidense afgoden van steen, metaal en hout!'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar als de rijken en machtigen alles naar zich toe trekken, moeten daardoor immers toch heel veel mensen ten zeerste verarmen en in grote ellende en nood hun leven leiden, omdat de weinige rijken en machtigen alles, maar de armen niets toebehoort -behalve wat de rijken en machtigen hun mondjesmaat willen geven voor de zware arbeid die ze voor hen verricht hebben.
Hoofdstuk 182: Over komende dingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Kijk, de liefde voor de wereld en de materie brengt dat teweeg! Zolang een ziel aan de bezittingen en rijkdommen van deze wereld hangt en die van rechtswege als haar volledig eigendom beschouwt en daarom ook ieder mens straft, die zich er in geval van nood vanwege zijn armoede aan zou kunnen vergrijpen of er zich al eens aan vergrepen heeft, zolang zal zij dit gevoel noch in deze noch in de andere wereld ooit helemaal kwijtraken; want alle materie is gericht en dus dood ten opzichte van de vrije geest. Maar als een ziel aan de dode materie gehecht is, kan ze ook geen ander gevoel hebben dan alleen dat van de dood.
Hoofdstuk 183: De verlossing van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Als een ziel zich echter door het ware en levende geloof in de Ene God en door de liefde tot Hem en de naaste van de materie afkeert, dan zal ze een dergelijk gevoel, zoals dat nu bij jullie het geval is, ook weldra volledig kwijtraken, en dat is dan ook voor ieder mens een zeker en onmiskenbaar teken dat het gericht en de dood van de ziel geweken zijn.
Hoofdstuk 183: De verlossing van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wat heeft een mens eraan, als hij alle schatten van de aarde zou bezitten en zich daarmee alle denkbare soorten van vermaak zou kunnen verschaf fen, maar daardoor schade aan zijn ziel zou lijden? Zullen al deze schatten hem wel uit de harde ketenen van de dood kunnen verlossen?
Hoofdstuk 183: De verlossing van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Dat zal allemaal toegelaten worden om de mensen af te keren van hun hoogmoed en hun zelfzucht en hun grote traagheid. De groten en degenen die zich machtig wanen zullen met verveling getuchtigd worden en zullen daardoor genoodzaakt zijn in actie te komen, om van die kwelling bevrijd te raken.
Hoofdstuk 185: De eerste twee soorten louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] In zulke steden zullen uit buitensporig winstbejag ook op zeer grote schaal allerlei fabrieken gebouwd worden, en daar zullen in plaats van mensenhanden vuur en water het werk doen, samen met duizenden soorten kunstige, van metaal vervaardigde machines. Het verhitten zal gebeuren door middel van de oeroude kolen uit de aarde, die de mensen in die tijd in buitengewoon grote hoeveelheden uit de diepten van de aarde zullen delven.
Hoofdstuk 186: Het derde en vierde louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  419 - 420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444  ...