Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 432 van 1166

...  420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445  ...
[3] Kijk niet omhoog of omlaag met jullie vleselijke ogen als jullie het ware aanzicht en het wezen van de hemel, dat het rijk van God is, willen doorgronden, maar richt de ogen van je gemoed op je innerlijke bewustzijn van liefde; daar zullen jullie de hemel aanschouwen, en weloveral, op welke plaats in Mijn scheppingen jullie je ook bevinden, hetzij op deze aarde of op een andere, dat is om het even; want het aanzicht van de hemel zal zich vormen uit de grondslag van jullie leven, zoals die volgens Mijn woord en door jullie goede werken gevormd is. Pas via jullie eigen hemel zullen jullie in Mijn eeuwige en oneindig grote hemel komen.
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Maar een ziel, die door haar goede werken volgens Mijn wil de hemel in zich draagt, kan in zichzelf de hemel ook op klaarlichte dag bespeuren en van tijd tot tijd 's nachts in heldere droomgezichten. Want droomgezichten zijn aan de mens gegeven, om zo gedurende zijn aardse leven zekere omgang te kunnen hebben met de wereld van de geesten, zowel met lagere als met hogere, al naargelang de ziel door haar goede werken volgens Gods wil meer of minder van de ware hemel in zichzelf heeft opgebouwd en eigenlijk heeft geschapen.
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wandel dus volgens Mijn geboden, dan zullen jullie gemakkelijk en spoedig het aanzicht en het wezen van de hemel in jezelf gewaar worden. - Hebben jullie dat nu ook goed begrepen?'
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Ik zei: 'Wat jullie ook doen, doe dat steeds in Mijn naam; want zonder Mij zijn jullie niet bij machte ook maar iets tot heil van jullie zielen te doen! En wanneer jullie tenslotte alles gedaan hebben, wat jullie geboden en aangeraden is om het ware, eeuwige leven te bereiken, zeg en beken dan in jezelf en ook tegenover de wereld, dat jullie luie en onnutte knechten zijn geweest! Want alleen God is alles in alles en volbrengt in de mens al het goede.
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik ben echter ook, en wel enig en alleen, een veldheer over het leven tegen alles wat het leven vijandig gezind is. Wie onder Mijn geboden en volgens Mijn plannen strijdt, zal ook gemakkelijk kunnen strijden tegen de vele vijanden van het leven en ze ook gemakkelijk overwinnen; wie echter zonder Mij en afgaande op zijn eigen verstand en wil aan de strijd tegen de vele vijanden van het leven begint, zal gevangen genomen en vervolgens ernstig toegetakeld worden. Als hij zich echter eenmaal in harde gevangenschap bevindt, wie zal hem daar dan uit verlossen, aangezien hij zijn ergste vijanden van het leven alleen in zichzelf dient te zoeken en te bestrijden?!
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als iemand aan Mijn zijde echter gemakkelijk de overwinning over heel veel vijanden behaalt, dan is de zege immers alleen Mijn werk; want hij kon die zege niet anders behalen dan door Mijn wil, plan en raad precies op te volgen. Als de behaalde overwinning echter Mijn werk is, dan is ook de roem en de verdienste van Mij!
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Jullie zullen nu hopelijk voldoende inzien, hoe en waarom jullie zonder Mij niets verdienstelijks kunnen doen voor het eeuwige heil van jullie ziel, en waarom jullie ook dan nog, als jullie alles, wat als het meest wijze werd opgedragen, gedaan hebben, openlijk voor Mij dienen te erkennen dat jullie luie en onnutte knechten aan Mijn zijde waren.
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Wanneer jullie nu een beetje dieper nadenken over dit beeld, zal jullie toch duidelijk worden, hoe uiterst weinig er bij het bebouwen van de akker als verdienste aan de boer valt toe te rekenen? Welbeschouwd eigenlijk helemaal niets - en toch zou hij willen zeggen: 'Kijk, dat heb ik allemaal aan mijn inspanning te danken! ' Maar hij denkt er nauwelijks aan, wie de enige voornaamste bewerker van het tarweveld was! Zou hij niet veeleer in zijn hart moeten bekennen: 'Heer, grote, goede en heilige Vader in de hemel, ik dank U voor Uw grote zorgzaamheid! Want dat alles was en is alleen Uw werk en zal dat altijd zijn; ik was daarbij een luie en totaal onnutte knecht!'?
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Kijk, het is met deze geestelijke dingen ongeveer zoals met een wijze veldheer en diens ondergeschikte soldaten! De soldaten moeten weliswaar met vele duizenden de hete en bloedige strijd in; maar geen van hen mag anders vechten dan alleen volgens het plan en de wil van de veldheer. Wie dat doet, voert een voorspoedige strijd; wie van de vele soldaten echter bij zichzelf denkt: 'Ha, ik heb zelfmoed, kracht en ook het juiste inzicht; ik ga me op eigen houtje in de strijd begeven en een kroon voor mijn eigen hoofd verwerven!', en uit de slagorde van zijn in de oorlog bedreven veldheer zou treden, zou al zo goed als verloren zijn; want hij wordt weldra door de vijand gevangen genomen en ernstig toegetakeld. En wiens schuld is dat? Van niemand anders dan van hem zelf! Waarom heeft hij de wil van zijn wijze veldheer niet voor altijd tot de zijne gemaakt? Dan zou hij gemakkelijk met de anderen de vijand overwonnen hebben. Aangezien hij tegelijkertijd veldheer en soldaat wilde zijn, werd hij gemakkelijk een prooi van de vijanden.
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer dat bij materiƫle arbeid al gezegd zou moeten worden hoeveel te meer dient een mens dat wel niet te zeggen, die Ik hielp zijn geestelijke levensakker met van alles en nog wat te bewerken, waarbij hij eigenlijk niets anders hoeft te doen dan in Mij te geloven en vervolgens Mijn goddelijke wil, als een puur geschenk van Mij, zich zo eigen te maken alsof die helemaal van hem is, alhoewel die eigenlijk alleen van Mij is! Wanneer zo'n mens in het volledige bezit van Mijn wil dan tot alles in staat is en grote dingen en werken kan doen, wiens verdienste is dat dan voornamelijk?'
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Evenals tot nu toe, zal dat ook in de toekomst aan de arbeiders op Mijn akkers en in Mijn wijngaarden worden overgelaten; het zal er dan erg op aankomen, hoe zij Mijn wil, die zij goed kennen, hanteren, hetzij juist, hetzij verkeerd. Zorg er daarom voor, dat er na Mijn lichamelijk scheiden van jullie geen ruzies en onenigheden ontstaan; want die zouden werkelijk de moeder van de antichrist op deze aarde worden! Ik zeg jullie dit nu van tevoren, opdat jullie dat voorkomen. Weliswaar zullen jullie het wel voorkomen - of jullie leerlingen dat echter ook zullen doen, is nog een andere vraag, want ook hun vrije wil moet evenals als die van jullie gerespecteerd worden.
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ook heb Ik aan niemand van jullie enige dwang opgelegd, maar in volle vrijheid heb Ik jullie toegeroepen: 'Wie wil, die kome, luister, zie en volg Mij na!' En jullie deden dat vanuit jullie vrije wil. Handel dan voortaan ook zo in Mijn naam, dan zullen jullie de goede weg bewandelen!
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wanneer een boer zijn akker bebouwt, dan bemest hij die, ploegt vervolgens de aarde om met de ploeg, strooit de tarwekorrels in de voren en egt ze daarna onder, en dan hoeft hij tot de oogst niets meer te doen. Is de oogst nu puur de verdienste en het werk van de boer, of is die niet veeleer in alle opzichten Mijn werk en verdienste? Wie schiep voor hem de beide sterke ossen voor zijn ploeg? Wie gaf hem hout en ijzer, en wie het zaaigraan met de levende kiem? Wie heeft daar al ontelbaar veel nieuwe kiemen en korrels in gelegd? Van wie was het alles verwarmende en alles tot leven wekkende licht van de zon? Wie zond de vruchtbare dauwen regen? Wie gaf de opgroeiende en rijpende halmen de voorspoedige groei en wie, tenslotte, gaf de boer zelf het leven, de kracht, de zintuigen, het oordeelsvermogen en het verstand?
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Mozes zelfheeft er vele aan toegevoegd om de joden een des te dieper ontzag voor Gods geopenbaarde wil in te boezemen, en anderen deden hetzelfde. En de huidige Farizeeƫn hebben nu het hoogste punt bereikt, niet alleen van de domheid, maar ook van de noodzakelijkerwijs daaruit voortvloeiende slechtheid. Dat het er met het jodendom nu zo onbeschrijfelijk slecht voorstaat, is een onvermijdelijk gevolg van het feit dat de mensen van Mijn in alle vrijheid gegeven adviezen dwingende wetten hebben gemaakt. Hoe is echter een dwingende wet te verenigen met de vrije wil en met het even vrije en door niets begrensde verstand van de mensen?
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Wie dus de mensen in Mijn naam dwingende wetten geeft, zal hun in plaats van Mijn zegen enkel het harde juk en de zware last van de vloek geven en hen tot nieuwe slaven van de zonde en het gericht maken.
Hoofdstuk 20: Over de wetten van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  420 - 421 - 422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445  ...