Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 434 van 1037

...  422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447  ...
[19] De verleider zei: 'Heer en Meester! Ga nu met mij mee naar een hoge berg! Daar wil ik de deemoed van U leren en mijn leven beteren!'
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[23] Daarop week de verzoeker voor altijd van Mij; en in plaats daarvan kwamen er vele legioenen engelen uit de hemelen naar Mij toe en ze dienden Mij.
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[24] Daarmee nam Ik dan ook afscheid van de woestijn, nam ook al enkele leerlingen bij Mij en liet Mij toen ook door Johannes dopen in de rivier de Jordaan. Vanaf dat moment nam Ik de andere leerlingen op, die voor het merendeel vissers waren, en reisde met hen van de ene plaats naar de andere.
Hoofdstuk 134: De Heer vertelt over Zijn verzoeking in de woestijn (Matth. 4:1-11) De Heer in Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ik zei: 'Laten we dan per schip naar Jesaïra varen! Wat daar moet gebeuren zullen we zien aan de vrije wil van de mensen daar. En nu gaan we vertrekken!'
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarop gingen we naar de oever, begeleid door al het personeel van Kisjonah, stapten in twee schepen en voeren met een gunstige wind, die de schippers het roeien veel gemakkelijker maakte, in de richting van het plaatsje Jesaïra, dat wij na een paar uur bereikten.
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Kijk eens naar een nog zo zorgvuldig verzorgd korenveld, of jullie tussen het koren helemaal geen onkruid zullen vinden. Zoals Ik de eerste verzoeker in de woestijn moest verdragen - en pas toen hij helemaal van Mij week, kwamen er engelen naar Mij toe die Mijn lichaam sterkten - moeten we nu aan het einde van Mijn aardse tijd ook de tweede verzoeker verdragen.
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Alle leerlingen namen deze woorden van Mij ter harte en wij begaven ons naar het plaatsje, en wel naar de waard bij wie Ik al een keer Mijn intrek had genomen.
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] De vrouw bedankte Mij voor deze opdracht, maar vroeg Mij of zij Maria, die de vrouw al lang goed kende, direct mee naar binnen mocht nemen, omdat ze graag over verschillende dingen met haar wilde praten, aangezien ze al lange tijd niet meer het geluk had gehad de waardigste der moeders te zien en te spreken.
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[17] Daarop liep de vrouw naar Maria toe en vroeg haar dat genoegen te doen, en Maria ging direct met de vrouw mee naar huis en hielp haar bij het bereiden van een goed avondmaal.
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] De waard zei: 'Nu heb je naar mijn hart gesproken! Toen Ik gisteren thuis over de drie jongemannen vertelde, zei iedereen bijna eenstemmig: ' Als er zich hier en daar buitengewone dingen voor gaan doen en gebeuren, staat ons weldra een bezoek van de Heer te wachten. Moge Hij ons de genade geven dat Hij ons Zijn bezoek ook waardig acht!' En ik zei tenslotte: ' Amen, de wil van de Heer geschiede! Moge Hij komen, weldra komen en ons van alle kwaad verlossen!' En zie, nu is Hij bij ons!'
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Toen de waard bij Mij was, boog hij diep voor Mij en zei: '0 goede Heer en Meester, hoe vaak heb ik al niet naar U gevraagd en verlangt en hoe vaak de vurige wens gehad om U, het grootste heil van alle rechtschapen mensen, nog slechts één keer in mijn leven te zien, te spreken en in Mijn huis te herbergen; maar zo'n hoge genade van U wilde mij niet ten deel vallen. Hoe groot mijn blijdschap nu is, nu U mij deze genade toch eindelijk eenmaal hebt waardig geacht, kan ik niet met woorden zeggen! Maar nu U, o geliefde Heer en Meester, naar mij toe bent gekomen, zult U toch ook wel een paar dagen bij mij willen blijven? Ik zal er graag alles voor over hebben om het verblijf voor U en al Uw zeker meer dan zalige vrienden zo aangenaam mogelijk te maken!'
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] De waard zei: 'Beste, oude vriend, ik heb jouw vissers bezig gezien en had echt van harte met hen te doen. Maar tenslotte kwamen er drie wondermooie jongemannen naar de oever, en wel juist naar die plek, en vroegen of ze in een schip mochten stappen. Toen voer een schip dat dicht bij hen lag naar de oever, nam de jongemannen op en voer weer naar de andere schepen. Toen zeiden de drie jongemannen echter tegen de vissers dat ze hun netten nog een keer in het water moesten laten zakken, en het resultaat daarvan was volkomen wonderbaarlijk. Voor deze vissers zouden dergelijke bijzondere jongemannen nu een begerenswaardige verschijning zijn! Maar of de jongemannen met jouw vissers, vriend Kisjonah, naar Kis zijn gevaren, of dat ze als een droom verdwenen zijn, kan ikje niet zeggen. Na de visvangst heb ik er in ieder geval niet één meer op het een of andere schip gezien. Wie die drie jongemannen toch wel geweest mogen zijn?'
Hoofdstuk 135: Het vertrek van Kis naar Jesaïra - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] De beklagenswaardige vissers merkten ons echter ook op, en een van hen stapte in een boot, voer naar ons toe en bekeek ons, om te weten te komen wie wij waren. Toen hij de waard onder ons ontdekte, dacht hij bij zichzelf dat het bekenden van hem waren, stelde daarom verder geen vragen en wilde weer naar de vissers terugvaren.
Hoofdstuk 136: De Heer en de arme visser - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Toen keerde de bootsman weer om, stootte tegen de vaste oever, bond de boot met een touw aan een meerpaal vast, stapte kordaat naar Mij toe en vroeg Mij: 'Goede man, hier ben ik! Wat voor bijzonders heb je mij dan te vertellen? Spreek, want ik heb geen tijd om lang te wachten, aangezien de dag al ten einde begint te lopen en wij de hele dag nog maar weinig vis hebben gevangen!'
Hoofdstuk 136: De Heer en de arme visser - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'Als je in Mij zou geloven, zou Ik jou en je metgezellen aan een rijke vangst kunnen helpen! Maar dan zou je morgen naar Mij toe moeten komen en Mij volgen!'
Hoofdstuk 136: De Heer en de arme visser - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  422 - 423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447  ...