Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 435 van 1112

...  423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448  ...
[12] Als Ik jullie nu zo'n macht heb kunnen verlenen, zal Ik die dan de Essenen niet ook kunnen geven, omdat ze zich immers in alle ernst hebben voorgenomen om op aarde een hemelburcht, vrij van alle wereldse belangen, voor Mij te bouwen? En als zij een dergelijke macht van Mij zullen ontvangen -en in feite al hebben ontvangen -zullen zij ook hun oude wereldwijde reputatie niet hoeven uit te roeien, maar moeten die wel in een ander en waarachtig licht plaatsen; daarom zullen wij hier ook niet lang hoeven te blijven om al die vele hulp zoekende mensen -als het ware ieder afzonderlijk -te helpen. Zij zullen ook door Mij geholpen worden, doordat de Essenen hen in Mijn naam altijd zullen kunnen helpen. Kijk, je maakte je zorgen voor niets!
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Thomas zei: 'Dat gaat ons allebei weer niets aan; want wij kunnen niet weten of zij niet innerlijk door de Heer daartoe uitgenodigd zijn. Want in aanwezigheid van de Heer gebeurt er niets helemaal zonder Zijn wil, aangezien Hij ook de Heer van onze gedachten, wensen en begeerten is en voor altijd zal blijven. Maar het zal niet goed gaan met degene die geen acht slaat op de stem en de wil van de Heer in zijn eigen hart, als hij die wel hoort, maar zich er niet naar richt. Zo denk ik erover, maar ook dat heeft de Heer in mijn hart gelegd; want wij mensen kunnen vanuit ons eigen wezen niets denken en zeggen wat werkelijk goed is.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] De ene helft was het daar mee eens; maar de andere zei: 'ja, als wij ons altijd door dergelijke dreigementen laten afschrikken, kunnen wij ons aloude recht wel direct opgeven en tot bedelen overgaan. Als deze vreemdelingen inderdaad geen geld of andere schatten bij zich dragen, zijn ze zonder meer vrij; maar als ze toch iets bij zich hebben, zullen ze ons ook de verlangde schatting moeten betalen. Laten wij hen dus onderzoeken en kijken of zij hier helemaal zonder enig geld of andere schatten zijn!'
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Maar Ik zei: 'Dat kan Ik zeker; maar omdat jij de ergste van jouw bende bent, moet je nu ook het loon dragen dat jij allang hebt verdiend! Maar wanneer jij je leven ooit volledig zult beteren, zal ook jouw pijn ophouden. Beneden in Essea zul je echter een bron vinden; ga daarheen en dompel je hand in het water, dan zal je pijn verzacht worden!'
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Er kwamen nu enkele mensen uit de herberg, die van de Arabieren hoorden wat hun op die heuvel overkomen was. Zodoende vernamen de gasten van de herberg waar Ik vroeg in de ochtend heengegaan was; en allen, samen met de waard, gingen dan ook direct de heuvel op, en bij Mij gekomen gaven zij uiting aan hun grote vreugde omdat zij Mij hadden teruggevonden. De overste van de Essenen vertelde Mij wat hij allemaal met de Arabier met de verbrande hand besproken had en zei Mij ook hoe deze Mij geprezen had omdat zijn pijn door het water van de bron verzacht was.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] En kijk, dat is dan reeds de volmaakte hel onder de mensen! Want daardoor ontstaan er dikwijls de meest woeste gevechten en moord en doodslag. Omdat de reizigers van tevoren wel weten wat hun op de ene of de andere weg of in een bepaalde streek kan overkomen, reizen ze met grote aantallen tegelijk in karavanen en stellen zich hardnekkig teweer tegen zulke rovers, die met name in deze streek sterk vertegenwoordigd zijn. De gevolgen van dergelijke gevechten ken je maar al te goed en het is daarom helemaal niet nodig die nader te beschrijven. Geloof jij soms dat zoiets in Gods wil besloten zou kunnen zijn?
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wanneer de mensen dan vrijwillig het een of ander voor jullie doen of geven, dan kunnen jullie dat ook zonder bezwaar in alle liefde en vriendelijkheid aannemen. Maar van de armen moeten jullie ook onder deze voorwaarde niets aannemen, maar jullie moeten hen bovendien nog in alle liefde en vriendelijkheid ondersteunen, zodat zij zich volledig bewust worden van Gods eeuwige liefde en vriendelijkheid.
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Zoals jullie nu door God onderricht zijn, moet in de hele verdere toekomst ook iedere ware leraar eerst door God onderricht zijn, voordat hij een goddelijk ambt op zich neemt; want als een mens in wat voor vak dan ook een goede arbeider wil worden op het niveau van een meester , moet hij dat toch eerst wel van een meester in dat vak leren. Bij dit vak echter, waar het om het belangrijkste en heiligste van ieder mens gaat, ben Ik alleen de Meester. Wie dus de mensen daarin met het juiste resultaat wil onderwijzen, moet dat dan ook eerst van Mij leren!
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Nu zei de overste nog: 'O Heer en Meester, wij hebben allemaal Uw zeer belangrijke levenswoorden gehoord, begrepen en ook innig ter harte genomen; alleen één ding is althans mij tot nu toe nog niet helemaal duidelijk. Wat wij in het ambt dat U ons toevertrouwt moeten doen en in acht nemen hebben wij van U, de enig ware Meester, nu goed gehoord en geleerd; maar hoe zullen diegenen dat kunnen, die later ons ambt op zich zullen nemen, aangezien U toch zeker niet altijd persoonlijk onder ons zult zijn, zoals dat nu gelukkigerwijs voor ons het geval is?'
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Maar wie remt de juiste vrijheid van reizen van de mensen die voor de hogere ontwikkeling van de ziel zo noodzakelijk is? In de eerste plaats de zogenaamde machthebbers, wier macht uit veile huurlingen bestaat. Zij staan rijke mensen weliswaar toe om te reizen, maar verlangen daar een afkoopsom voor en geven hem dan een kaart waarmee hij een bepaalde tijd mag reizen, waarna hij een nieuwe moet kopen als hij nog langer wil rondreizen. In deze tijd is het helaas niet anders mogelijk, omdat de blinde mensen zich allang volledig van God hebben afgekeerd en dus ook van alles wat des hemels is, en zich in de slavernij van zonden en hel begeven hebben. -Maar zoals het nu is, moet het onder de goede mensen niet blijven.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] In de toekomst kunnen jullie daarom ook zeggen tegen degenen die troost en hulp bij jullie gevonden hebben en naar oude zede en gewoonte aan jullie zullen vragen wat voor offer zij daarvoor moeten.betalen: Wij hebben dat gedaan vanuit Gods liefde, die ons een dergelijke macht die genade om niet verleend heeft! Als jullie nu ook de liefde van God !n je hebben, die jullie door ons hebben leren kennen, doe dan wat deze liefde jullie gebiedt; want er zijn vele armen om ons heen, die jullie liefde nodig hebben! Maar voor hetgeen wij in naam van de Heer voor jullie hebben gedaan bestaat geen tarief meer zoals vroeger, maar vanaf nu tot aan het einde der tijden doen wij dat voor niets; want ook wij hebben die uiterst kostbare genade om niet van God ontvangen voor het heil van ieder mens die werkelijk gelooft in de God die wij verkondigen, zich aan Zijn geboden houdt, Hem boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf ,
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Toen de overste dat van Mij gehoord had, bedankte hij Mij van ganser harte; want daardoor was er een zware steen van hem afgevallen. Terwijl wij dit belangrijke gesprek met elkaar voerden, bereikten wij ook onze herberg, waar reeds een rijkelijk en welbereid ochtendmaal op ons wachtte. Wij gingen dan ook direct aan de grote voor ons gedekte tafel zitten, die vol stond met voedsel en dranken. Ik dankte, zegende de spijzen en de wijn, en vervolgens namen wij in een opgewekte stemming het ochtendmaal met mate tot ons, waarover de waard en zijn vrouw, die het maal voor ons bereid had, zich erg verheugden.
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Toen wij het maal beëindigd hadden, kwam de jonge Arabier uit Egypte, die 's avonds door Mij genezen was, samen met nog enkele anderen, die verlamd en erg kreupel waren. Hij liep op Mij toe en vroeg Mij of Ik ook hen zou willen genezen; want, zo vertelde hij, zij waren ook uit zijn streek en waren zichzelf en hun medemensen tot last, wat hun heel veel verdriet deed, omdat zij in hun ellendige toestand voor niemand iets goeds konden doen en zich voortdurend moesten laten helpen en onderhouden door degenen die medelijden met hen hadden.
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Toen de overste dat van Mij hoorde, vroeg hij Mij om deze keer toch Zelf de gebrekkigen te helpen; want voor zo'n werk voelde hij zich nog veel te onwaardig en in zijn gemoed ook nog te machteloos.
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Toen pas vermande de overste zich en zei: 'O Heer en Meester, dan geschiede nu en altijd enkel en alleen Uw wil!' Na deze woorden stond hij op, ging met grote bewogenheid tussen de gebrekkigen staan en zei: 'In naam van Degene die als enige almachtig, meer dan heilig en eindeloos goed, liefdevol en barmhartig is, leg ik jullie mijn zwakke handen op, en moge de grote Heer en Meester jullie daardoor helpen! ,
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  423 - 424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448  ...