Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 436 van 1166

...  424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449  ...
[3] Hoe zit. het nu. volgens. Uw nieuwe leer met satan en zijn aan hem ondergeschikte duivels? Wie en waar is satan en wie en waar zijn de duivels?'
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Daar is door Mij al veel over gezegd en uitgelegd, en Mijn oudere leerlingen weten waar ze aan toe zijn; maar omdat jij nog een nieuweling bij Mij bent, mag jij wel vragen naar wat jou nog niet bekend gemaakt werd; luister dus!
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] De gerichte geest van het vlees zei in zekere zin tegen de ziel: 'Ik wil toch eens kijken of ik jou door al mijn aardse genoegens en leed niet van jouw God kan wegtrekken en of ik jouw geduld niet zodanig kan uitputten dat ik je onder mijn dwanggericht kan stellen!'
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Ikzelf heb satan eens in een beeld voor Mijn eerste leerlingen laten verschijnen, en zij schrokken daar geweldig van. Iets dergelijks gebeurde ook herhaalde malen bij de aartsvaders van deze aarde; maar destijds werd daar geen verklaring in woorden bij gegeven omdat de ouden, die wijs waren uit de geest, de symbolische voorstelling langs de weg van innerlijke overeenkomsten goed begrepen en daarom ook zeiden: het is verschrikkelijk om in de richtende handen van God te vallen, dat wil zeggen: het is verschrikkelijk voor een ziel, die al eens tot volledig zelfbewustzijn gekomen is, om zich weer gevangen te laten nemen door de onveranderlijke wet van het dwingende gericht van de goddelijke wil in de materie.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Want waarom vreest zo'n ziel de dood van haar lichaam zozeer? Omdat zij, nog verstrikt in het dwanggericht van het lichaam, meent samen met het lichaam mee te sterven! Dat dit het geval is, kunnen jullie goed herkennen bij al degenen die helemaal niet of maar nauwelijks geloven aan een voortleven van de ziel na de dood van het lichaam, omdat hun ziel zich eveneens helemaal of voor het grootste deel in het gericht van haar vlees bevindt en bijgevolg ook de dood daarvan mede moet doormaken, zolang ze daar door Mijn wil niet volledig van gescheiden wordt.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Satan is de optelsom van het totale gericht van de materie, en wat zijn persoonlijkheid betreft, deze bestaat als zodanig nergens; maar wel is die te beschouwen als een vereniging van duivels van iedere aard en soort, niet alleen van deze aarde maar van alle werelden in de eindeloze scheppingsruimte, zoals volgens Mijn reeds aan jullie gegeven uitleg ook al de talloos vele hulsglobes allemaal samen uiteindelijk een immens grote scheppingsmens voorstellen.
Hoofdstuk 35: Over de persoonlijkheid van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik alleen weet van eeuwigheid wat er voor nodig is om een gedachte uit Mij tot een vrij wezen, en wel met de volste goddelijke zelfstandigheid, te vormen; daarom weet Ik ook als enige wat er voor nodig is om dit allerhoogste werk geheel en al te realiseren. Of het nu gaat om dood, gericht, mens of engel: in Mijn ogen is dat voor het realiseren van het hoofddoel van Mijn liefde en wijsheid allemaal een en hetzelfde. Want, weetje, de Eeuwige heeft daar altijd tijd genoeg voor. David zei wel, dat duizend jaar voor God nauwelijks een dag is, maar Ik zeg tegen jou, nu Mijn schriftgeleerde en vriend: duizendmaal duizend jaar is voor Mij nauwelijks één enkel ogenblik!
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik ben immers Heer over Mijn eeuwige gedachten en ideeën, en kan ze in een zelfbewust vrij leven roepen wanneer Ik wil! Want Ik sta eeuwig onder geen enkele wet, omdat Ikzelf sinds oereeuwigheid de wet ben, en Ik kan dus in goddelijk morele aangelegenheden een wet, die alleen maar van Mij kan uitgaan en in Mijn willigt, ook uitvaardigen hoe en wanneer Ik dat vanuit Mijn liefde en Mijn wijsheid wil!
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Wie buiten Mij kan dat voorzien, en wie kan Mij daartoe dwingen en weten te bewegen, dan alleen Ikzelf vanuit Mijn eeuwige orde?
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Mijn eeuwig geheel vrije wil is de wet over Mijn gedachten en ideeën, die weliswaar van eeuwigheid in Mij hun alleen voor Mij zichtbaar bestaan hebben; wanneer het Mij volgens Mijn liefde echter behaagt om ze in een vast en zelfstandig bestaan te laten komen, dan stelt Mijn wijsheid Mijn wil tot wet over Mijn gedachten en ideeën, en dan worden die tot realiteiten als het ware buiten Mijn Zijn, en vervolgens moeten ze zo voortbestaan als uiterlijke zelfstandige realiteiten, zolang Mijn liefde en wijsheid Mijn wil als wet aller wetten deskundig en doelmatig over hen laat heersen.
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] En kijk, zo is het voortbestaan van de persoonlijke duivels ook een wet, die in hen gelegd is naast de nog altijd eigen vrije wil! Zolang zijzelf Mij niet willen erkennen als degene die Ik sinds eeuwigheid was, nog ben en eeuwig zal zijn, zo lang zal Mijn dwingende wet ook niet van hen wijken; want als Ik Mijn dwingende wet in zou trekken, dan zou er aan de zelfstandigheid van hun bestaan een einde komen.
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Of een reeds zelfstandig bestaand wezen zijn leven nu vanuit zijn vrije wil betert, of pas na een voor jullie onvoorstelbaar lange tijd, en overgaat in het rijk van de waarheid, is voor Mij om het even, en Ik zal Mijn eeuwige orde daarom geen haarbreed wijzigen; wie het echter anders wil hebben, die kan dat ook, want alle middelen zijn hem daartoe gegeven.
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Ik zei: 'O Mijn vriend, daar zit niet altijd datgene achter wat jij denkt, maar meestal iets heel anders. Laat dergelijke beruchte burchten en oude boerderijen maar eens omsingelen door een groep dappere soldaten, dan sta Ik ervoor in dat bij zo'n gelegenheid jouw anders zo gevaarlijke verschijnselen zich zodanig zullen terugtrekken, dat geen soldaat ook maar het geringste zal merken van hun eventuele bestaan!
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Waarlijk Ik zeg jullie: jullie is een eindeloos grote invloedssfeer toegedacht, waarvan jullie zelf de omvang echter pas volmaakter zullen aanschouwen, wanneer jullie eenmaal in Mijn eeuwige rijk met Mij in één Vaderhuis zullen wonen en werken! Want nu is dat allemaal alleen nog maar een wonderlijke droom voor jullie, zoals dat ook dikwijls bij goede kinderen van vrome ouders het geval is; maar wat Ik jullie hier zeg, is diepe en goddelijke waarheid.
Hoofdstuk 38: Over het bidden voor de overledenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Bij de mensen op deze aarde ziet dat er meestal wel anders uit, in het bijzonder wanneer de vader zijn aardse kinderen teveel verwent; maar dat is bij Mij werkelijk nooit en te nimmer het geval, want Ik weet sinds eeuwigheid wat Mijn kinderen nodig hebben.
Hoofdstuk 38: Over het bidden voor de overledenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449  ...