Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 436 van 1112

...  424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449  ...
[14] Wanneer een plant in de tuin verwelkt en er ziek bij staat, kan men hem water geven, dan zal hij weer fris en gezond worden; en dat heet genezen. Maar als er in de tuin geen enkel plantje staat, heeft het besproeien van de kale grond geen enkele zin; want wij mensen kunnen zelfs met de beste wil en met het sterkste geloof zelfs het kleinste mosplantje niet in het leven roepen. Dat kan alleen maar Gods almachtige wil!
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] O, als die vele duizenden, die zich nu al maanden lang rond de grote burcht ophouden vanwege hun hoop op hulp, dat eens wisten -hoe haastig zouden ze dan die dode burcht verlaten en zich hierheen begeven, waar de grote Heer en Meester nu Zelf als mens onder de mensen woont en Zijn vrienden eeuwig leven geeft en de kracht om alle ziekten te genezen! Zou het voor die vele lijdenden en ontroostbaren niet een boodschap zijn die puur uit de hemelen komt, als wij, die genezen zijn, hun het bericht mogen brengen waar de ware, levende wonderburcht zich nu bevindt?!'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Toen Ik dat tegen hen die genezen waren gezegd had, bedankten ze Mij allemaal en haastten zich vervolgens naar het grote, open plein, dat door de grote burcht en de lange ringmuren werd omgeven en 'Het grote wachtplein' heette. Daar brachten zij de armen op de hoogte over de ware wonderburcht, wat heel gemakkelijk voor hen was, omdat dezen een eigen plek toegewezen hadden gekregen, die het verst van de burcht af lag, en nu dus het dichtst bij de ware wonderburcht waren.
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Toen zei de jood: 'Geloof en vertrouwen geef alleen de enig ware éne God van de joden de eer; volg ons, zo goed en zo kwaad jullie kunnen dan zullen jullie geholpen worden! Want waar wij genezen werden , bevindt zich nu de ware, levende wonderburcht.'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Nu kwam Ik naar buiten naar Roclus toe en zei tegen hem: 'Zeg hun dat ze de God van de joden nu alleen maar in hun hart moeten danken, wat Hij zeker zal horen, en dat zij nu naar hun herbergen moeten gaan om zich met spijs en drank te sterken. Pas vanmiddag zullen deze armen Mij zien.'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] De armen zeiden: 'Dat weten wij niet! Wij zijn echter niet in de burcht genezen, maar buiten voor de laatste en onaanzienlijkste herberg van dit dorp, en wij hebben in de grote wonderburcht dus geen voorrang op jullie gehad! Maar wij geloven dat de ware wonderburcht zich nu daar in die herberg bevindt. Ga er zelf maar heen en informeer daar, dan zullen jullie beslist meer te horen krijgen!'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Toen de rijken dat van de armen hadden gehoord, wisten ze niet wat ze op dat moment moesten doen of ondernemen. Nadat zij een poosje hadden nagedacht namen ze toch een besluit en een tamelijk groot aantal van hen begaf zich naar onze herberg en informeerde daar bij het personeel. Maar die verwezen hen naar ons in de eetzaal.
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Eén van de dienaren zei: 'De heilanden zijn als tafelgasten bij elkaar in de eetzaal en daar kan iedereen vrij binnengaan, of hij nu rijk of arm is, en zich iets ter versterking van zijn lichaam laten geven; want onze wijn is goed, evenals ons brood en ook onze andere spijzen, en in deze herberg van ons wordt ook nooit van iemand teveel geld gevraagd. Als de armen onaangekondigd de eetzaal zijn binnengegaan en hun verzoek spoedig verhoord is, waarom moet het jullie, voorname lieden, dan verkeerd voorkomen om hetzelfde te doen? Ga naar binnen en doe wat vóór jullie de armen ook hebben gedaan.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Deze begon zich te verontschuldigen en vroeg de anderen om toch als eerste de zaal binnen te gaan, omdat hij daar veel te weinig moed voor had. En toen schoof de een de ander naar voren, en niemand durfde zijn hand op de deurgrendel te leggen en de deur open te doen.
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Toen pas richtten de dertig het hoofd op en kwamen ook met hun lichaam weer overeind, en gingen nu iets moediger en vastberadener de zaal binnen, waar de vriendelijke waard hun meteen een tafel aanwees en hun ook vroeg of ze brood en wijn wensten. En zij vroegen direct om beide, omdat ze deze ochtend nog niets tot zich hadden genomen.
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Deze dertig mannen kwamen uit Cairo in Egypte en behoorden ook tot de joodse stam; maar hun voorouders waren al in de tijd van de Babylonische ballingschap naar Egypte gevlucht, en zodoende hadden deze dertig mannen nog enige kennis van Mozes en enkele profeten en hielden de dag van Mozes, als ze zich onder joden bevonden -maar voor zichzelf geloofden ze meer in de priesters van Egypte, in hun mysteriën en wetten. Daar zij meenden zich hier onder veel joden te bevinden, wilden zij de dag van Mozes dan ook eren en gedurende de hele dag vasten; maar toen ze zagen dat op onze tafel brood, wijn en allerlei andere spijzen stonden, lieten zij zich ook onmiddellijk brood en wijn geven en aten en dronken met veel smaak.
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Toen zij zich weldra voldoende gesterkt hadden, vatten zij ook moed, en één van de voornaamsten van hen stond op van zijn zitplaats, ging met veel ontzag voor Roclus staan en zij: 'Vergiffenis, opperste heiland van deze burcht, die in de hele wereld roemvol bekend staat! Wij en nog veel mensen met ons wachten hier al bijna twee maanden lang met onze dode kinderen, die in ijzeren doodskisten bewaard worden. Wij hadden ons verzoek, of het misschien nog mogelijk zou zijn onze kinderen weer tot leven te wekken, allang graag naar voren willen brengen, en hebben ons wachtkamp dan ook heel dicht bij de hoofdingang van de wonderburcht neergezet. De dienaren van de burcht hebben ons weliswaar de verzekering gegeven dat wij spoedig het geluk zouden hebben om aan de beurt te zijn, -maar tot nu toe was dat vergeefse hoop.
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Ver beneden ons verbleef een grote groep allerlei soorten arme bedelaars en kreupelen, aan wie wij dagelijks aalmoezen schonken. Welnu, deze had voor zichzelf toch beslist veel minder hoop dan wij om spoedig in de wonderburcht binnengelaten te worden! En kijk eens, nauwelijks een uur geleden stonden al die mensen op, aangezien zij natuurlijk vóór ons hierheen geroepen waren, en spoedig daarna zagen wij dat al die verschillende gebrekkigen, die wij al goed kennen, volkomen genezen waren van al hun kwalen! Zij prezen God boven alles, gingen de herberg binnen en sterkten zich met brood en wijn. Toen wij hun vroegen waar hun zo'n buitengewone genade ten deel was gevallen, noemden zij deze herberg de nieuwe en ware wonderburcht en zeiden dat wij ook hierheen moesten gaan om ons zelf van alles te overtuigen. En zo zijn wij dan ook hier, om eindelijk eens onze beden en verzoeken met het diepste respect aan u voor te leggen, omdat u als overste van de Essenen in staat bent wonderen te doen.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Eén van de anderen uit de groep van dertig mannen zei: ' Alle dank zij de aloude en enig ware God van de joden, de God van Abraham, Isaak en Jacob dat wij nog wel gezond zijn, en ook geen gebrek hebben aan allerlei rijkdommen; maar onze kinderen zijn gestorven, en nu zijn wij bijna helemaal kinderloos en hebben dus geen nakomelingen en geen erfgenamen. Wij weten echter dat hier al heel veel keren gestorven kinderen weer tot leven gewekt zijn, en dus hebben wij, zoals u al wel zult weten, onze dode kinderen in goed afgesloten doodskisten hier naar Essea gebracht, om hen indien mogelijk in ruil voor een offer weer door jullie tot leven te laten wekken. De doodskisten bevinden zich in de wederopwekkingscrypte die jullie daarvoor bestemd hebben waar wij ze al een paar maanden geleden hebben afgegeven; ook hebben wij de gevraagde heffing al aan de daarvoor aangestelde wachters betaald. En nu zijn wij hier om u te vragen of u ons de genade wilt bewijzen onze kinderen het leven terug te geven, en daarvoor willen wij u ieder gewenst offer aan uw voeten leggen.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ga vanavond onder begeleiding van de een of andere Esseen naar de crypte en open de gesloten doodskisten, dan zullen jullie kinderen jullie direct levend en volkomen gezond volgen! Maar vertrek morgenvroeg snel, zodat jullie gedurende de dag geen opzien baren bij de vele mensen die zich nu hier in Essea bevinden!
Hoofdstuk 206: Wat de Heer van de Zijnen verlangt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  424 - 425 - 426 - 427 - 428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449  ...