Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 440 van 1088

...  428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453  ...
[7] Hierop liep de waard snel weg, zette iedereen aan het werk en liet zijn bedienden onmiddellijk brood, wijn en licht naar de gastenkamer brengen, want het was al laat in de avond en in de kamer was het al helemaal donker geworden. Toen de gastenkamer verlicht was, kwam de waard weer naar ons toe en verzekerde ons dat wij binnen een halfuur uitstekend bediend zouden worden. Daarbij keek hij echter heel aandachtig naar ons en wist niet goed wat hij van ons moest denken, want sommigen van ons droegen Griekse, sommigen Joodse en enkele Galilese kleding net als Ik.
Hoofdstuk 50: De Heer met de Zijnen in een herberg in Samaria - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop ging de waard met zijn vrouwen de bedienden weer naar de keuken, en al gauw daarna werden de bestelde en heel goed bereide vissen en een grote schaal met goed gekookte linzen op onze tafel gezet, en wij begonnen te eten; de waard moest met ons meedoen, werd daarbij heel vrolijk en wist ons een heleboel te vertellen over wat er de afgelopen paar jaar in Samaria allemaal aan wonderbaarlijke dingen was voorgevallen.
Hoofdstuk 51: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Daarop kwam de waard naar Mij toe en zei: 'Heer, vergeef mij mijn vrijpostigheid en in zekere zin opdringerigheid! Ik zou zo graag willen weten uit welk land jullie afkomstig zijn. Naar jullie kleding te oordelen zijn jullie Judeërs, Galileeërs en ook Grieken. Wat voor beroep oefenen jullie uit? Handelslieden zijn jullie zeker niet, aangezien jullie geen handelswaar met je meevoeren, en artiesten of tovenaars lijken jullie ook niet te zijn; want daarvoor zien jullie er te oprecht uit. En hoe kon jij weten dat ik veel beter van vissen was voorzien dan van brood? Kortom, jullie hele verschijnen hier in mijn afgelegen en steeds slechts spaarzaam bezochte herberg maakt op mij een wat wonderlijke indruk. Jullie moeten het mij maar vergeven, als ik hier openhartiger dan anders gebruikelijk is met jullie spreek.'
Hoofdstuk 50: De Heer met de Zijnen in een herberg in Samaria - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] In het land Samaria trekt ook een zekere Johannes* (* Johannes, de jichtlijder; zie deel 1 , hfdst. 73.) rond, die vroeger een bedelaar was, maar nu ook de leer, die hij van die grote Man heeft gehoord, aan de andere mensen verkondigt, zelf een streng leven leidt en door gebed en het opleggen van zijn handen in naam van die grote Man ook veel zieken geneest en ook de bezetenen van hun kwelgeesten bevrijdt. Welnu, die man is ook al een paar keer bij mij geweest en heeft mij veel verteld, en daarom heb ik hem naar vermogen ook altijd uitstekend bediend; maar toch kan ik mij van die grote Godmens niet helemaal voorstellen hoe Hij eruit ziet.
Hoofdstuk 51: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Een jaar geleden, toen ik van veel reizigers veel grote dingen over Zijn activiteiten had gehoord, ben ik Hem een hele maand achterna gereisd en ben in plaatsen gekomen waar Hij kort te voren had onderwezen en werken had verricht; maar als ik in een plaats aankwam en ijverig navraag naar Hem deed, was het steeds: 'Ja, twee of drie dagen geleden was Hij hier en heeft Hij dit of dat gezegd en dit of dat gedaan!', en ik heb ook bewijzen genoeg gezien dat het zo was.
Hoofdstuk 51: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Kortom, ik heb een overvloed aan geldige bewijzen aangetroffen dat Hij daar geweest was en handelingen had verricht; alleen Hemzelf heb ik tot nu toe nog niet te zien gekregen. Maar van een gegoede Jood uit Bethlehem, die ook heel veel met die grote Godmens opheeft en in Hem gelooft, heb ik gehoord dat Hij zich op alle grote feestdagen in Jeruzalem en wel in de tempel ophoudt en het volk onderwijst, hoewel de duistere en slechte Farizeeën in hoge mate tegen Hem gekant zijn. En daarom wil ik, hoewel ik een door de orthodoxe Joden verachte Samaritaan ben, op het eerstvolgende tempelwijdingsfeest toch naar Jeruzalem reizen en kijken of ik die grote Godmens misschien toch een keer te zien zal krijgen.
Hoofdstuk 51: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Voorlopig maakt een reiziger mij echter al meer dan gelukkig, als hij mij maar veel over Hem weet te vertellen; als hij dat kan en zich ook in zijn geloof helemaal richt naar die grote Man, die mij zo heilig is geworden, dan kan hij bij mij in huis zijn tijd doorbrengen zolang hij wil, kan of wenst, en kost zijn verblijf en zelfs het beste eten hem niets. Werkelijk, als jullie mij ook veel over die grote Man weten te vertellen - maar wel helemaal overeenkomstig de waarheid -zullen ook jullie bij mij geen hoge rekening hoeven te betalen. Dus, beste mannen, vertel mij ook iets over Hem!'
Hoofdstuk 51: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Kijk, voorzover Ik die Man ken, is Hij naar Mijn beste weten dezelfde Jehova die reeds met Adam, Noach, met Abraham, Isaak en Jacob, met Mozes en niet nog vele andere profeten heeft gesproken. Het verschil tussen toen en nu is alleen, dat Hij destijds als eeuwige Heer van alle schepselen alleen als de zuiverste geest volliefde, leven, vol van de hoogste wijsheid, macht, kracht en gezag met de gewekte geest van de mensen heeft gesproken en Zich op die manier aan hen heeft geopenbaard. In deze tijd echter heeft het Hem behaagd -zoals Hij al meerdere malen door de mond van de profeten heeft beloofd om uit overgrote liefde voor de mensen van deze aarde, die Hij geschapen heeft om Zijn kinderen te worden en aan wie Hij al ten tijde van Adam Zelf die naam gaf, Zelf een lichaam aan te nemen en hen als een zichtbare Vader voor Zichzelf op te voeden, opdat zij eeuwig bij Hem zullen zijn, leven en wonen, daar waar Hij Zich eeuwig Zelf bevindt en schept en de oneindigheid regeert.
Hoofdstuk 52: Het wonder met de edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarom staat er immers geschreven: In het begin was het zuivere Woord, en God was het Woord in de mond van de aartsvaders der aarde, alle waarachtige wijzen en profeten. Het eeuwige Woord, God Zelf dus, is nu echter vlees, dus een mens geworden, en zo kwam de Vader tot Zijn kinderen, maar die herkennen Hem niet. Hij kwam dus in Zijn eigendom, en men wil Hem niet als de enig ware en eeuwige Vader erkennen. Maar toch zijn er ook velen die Hem erkennen als Degene die Hij is en zich met alle liefde naar Hem alleen richten. Dat zijn zowel Joden als heidenen, en,de heidenen meer dan de Joden; daarom zal volgens Zijn woord het licht ook van de Joden worden afgenomen en aan de heidenen worden gegeven.
Hoofdstuk 52: Het wonder met de edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar omdat je mij zo blij hebt gemaakt met je getuigenis, wil ik op jouw woord toch gaan kijken hoe het er met de edelvissen uitziet. Als het daarmee merkwaardigerwijze misschien net zo mocht zijn als met de broden, waarvan mij nog lang niet duidelijk is hoe die vermeerderd en veredeld werden, dan zou ik bijna moeten gaan denken:jij bent zelf ook zo'n reeds gevolmachtigde gezant van die grote Man, van mijn enige Heer en God! En ik denk dat ik er niet ver naast zit als ik jullie allemaal als zodanig begroet. Maar nu naar de edelvissen!'
Hoofdstuk 52: Het wonder met de edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Daarop haastte de waard zich snel de kamer uit naar zijn vrouw, die in de keuken nog bezig was voor het huispersoneel, en zei het tegen haar.
Hoofdstuk 52: Het wonder met de edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] De waard zei: 'Ja, ze hebben het wel geprobeerd; maar het is hun niet gelukt. Ook die Johannes is daarom al een paar keer hier geweest; maar hem lukte het ook niet om mijn zoon het licht in zijn ene oog terug te geven. En dus moet hij zijn kleine ongemak maar met geduld verdragen. Omdat ik van mening was dat jullie wellicht de nog machtiger leerlingen van de Heer waren, heb ik hem mee naar binnen genomen, in de hoop dat jullie hem misschien kunnen helpen. Maar aangezien jullie dat niet zijn, kan hij wel weer in de keuken aan zijn werk gaan!'
Hoofdstuk 53: De waard herkent de Heer (31.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] De waard zei: 'Maar beste vriend! Kijk toch naar mijn ogen - ik zie met allebei mijn ogen uitstekend! Hoe kan mijn halfblinde zoon dan eerder ziende worden dan ik?'
Hoofdstuk 53: De waard herkent de Heer (31.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Toen hij vol verbazing naar ons toe kwam, zei hij tegen Mij (de waard): 'Goede en dierbare vriend, direct na uw getuigenis over de grote Man rees in mij het vermoeden dat een van jullie misschien wel een buitengewoon gevolmachtigde gezant van de grote Godmens zou kunnen zijn; want de kleinere zijn vooruit gezonden, en nu volgen de groten. Maar nu ik ook de grootste visbak vol met de edelste vissen aantrof, en wel op uw woord, heb ik nu helemaal geen twijfel meer dat jullie onmiskenbaar gezanten van die grote Godmens zijn, over wie u dat volkomen ware getuigenis hebt gegeven. Eén van jullie zal zeker de belangrijkste zijn, en ik denk dat u dat uiteindelijk bent? Als dat zo is, zeg het mij dan, zodat ik u heel speciaal eer kan bewijzen; want bij ons geldt nog altijd de stelregel: Ere wie ere toekomt!'
Hoofdstuk 53: De waard herkent de Heer (31.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] 's Morgens was direct iedereen in huis in de weer om een goed ochtendmaal voor ons klaar te maken. Wij stonden ook op van onze ruststoelen en gingen weer naar de gastenkamer, waar de tafel opgesierd was met rijk en kostbaar serviesgoed. Er was veel goud en zilver en het tafelkleed was van het fijnste byssus* (* In de oudheid de benaming voor een met fijn linnen vergelijkbare stof van zeer fijne zijde of katoenvezels, afkomstig uit Indië en Egypte. Er werden bijvoorbeeld mummiewindsels, maar ook sluiers van gemaakt.) en aan de randen waren er goud en parels in verwerkt. Ook de houten banken van de vorige dag waren verruild voor rijk versierde stoelen.
Hoofdstuk 54: De geestelijke betekenis van de gebeurtenissen in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  428 - 429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453  ...