Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 441 van 1490

...  429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454  ...
[10] Ik zei: 'Datje kennis in deze dingen nog zeer beperkt is, zie Ik maar al te duidelijk in; maar jouw voorstellingen over het leven van de zielen na het afleggen van hun lichaam zijn nog leger, duisterder en zwakker dan je gevoelens en innerlijke waarnemingen. Zeg Me eens: waar en wanneer ziet een mens met zijn natuurlijke ogen meer: 's nachts in een donkere kerker of op klaarlichte dag op een aan alle kanten vrije en hoge berg? En als iemand, wie het aan niets ontbreekt, zich in volledige vrijheid met zijn beste vrienden op die berg bevindt, zal hij dan soms terugverlangen naar de oude, duistere kerker om de donkere hoeken en gaten daarvan te onderzoeken en te bestuderen? Denk eens over deze vragen van Mij na luister eerlijk naar je gevoel, en geef Mij dan antwoord, dan zal Ik je daarna een helderder licht geven over je twijfels!'
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nikodemus zei: 'O Heer, deze genadige vraag van U geeft zelf al het antwoord volgens het gevoel van ieder mens; want in de vraag zelf ligt al het duidelijke antwoord en het zou daarom overbodig zijn er antwoord op te geven. Ik maak eruit op dat U daarmee alleen maar allergenadigst heeft willen aangeven dat een volmaakte ziel na het afleggen van het lichaam Uw hele schepping in een eindeloos veel helderder licht zal zien dan ooit in het lichamelijke leven voor haar mogelijk geweest zou zijn, en ook dat zo'n ziel alles wat zij beleefd en op aarde mee en doorgemaakt heeft, veel duidelijker in haar herinnering zal bewaren dan zij ooit in haar lichaam had gekund. - O Heer, heb ik nu goed geantwoord?'
Hoofdstuk 58: Ziel en lichaam. Toestand van een verwereldlijkte ziel aan gene zijde. De maan en zijn bewoners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[29] Ik zei: 'En Ik heb je niet tegengesproken, maar jou en jullie allen tot nu toe laten zien wat en wie een engel van God is. Waarom zou je dan nu angstig worden voor deze engel, daar je toch ook voorbestemd bent zelf een aartsengel te worden? Maar om alle twijfel over deze engel bij je weg te.nemen zeg Ik je, dat hij de geest van Henoch is! Zijn lichaam is nu Mijn wil. Daarom zei Ik je immers dat er in de hemelen geen andere aartsengelen zijn en ooit zullen zijn dan slechts die, welke eerst reeds in het vlees op een wereld geleefd hebben. Maar nu genoeg daarover, want de Grieken komen er al aan! Laat niemand Mij echter aan hen bekend maken, want het is hun tijd nog niet om Mij Zelf nu al te leren kennen!'
Hoofdstuk 58: Ziel en lichaam. Toestand van een verwereldlijkte ziel aan gene zijde. De maan en zijn bewoners - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Het aanbidden met de lippen en alle soorten offers zijn alleen maar door de slechte, heerszuchtige priesters en koningen bedacht. Zij laten zich hemelhoog vereren en eisen grote offers van de mensen, die zij voortdurend toeroepen dat zij erge zondaars zijn en daarom de goden grote offers moeten brengen, omdat deze hen anders met grote en zware plagen zullen bezoeken. Maar dat doen de slechte priesters niet vanwege de goden, maar alleen terwille van zichzelf, om rijk en machtig te worden zodat ze de arme blinde mensen nog meer kunnen knechten.
Hoofdstuk 59: De ware aanbidding van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De Griek zei: 'Ja, nu wel, - en ik moet openlijk toegeven dat dit werkelijk een goddelijk prachtige instelling is! Maar nu we toch aan het praten zijn, zouden we jullie, ware godmensen, nog om opheldering willen vragen wat die nachtelijke lichtverschijnselen toch te betekenen kunnen hebben. Daarover heerst in de stad vandaag nog grote opwinding, en de meeste vreemde kooplieden hebben vannacht al met hun voorraad goederen de stad verlaten, omdat zij niet konden weten wat dit verschijnsel in de komende tijd eventueel voor gevolgen zou kunnen hebben. Bovendien koopt niemand iets, en wacht iedereen vol angst op de verschrikkelijke dingen die -vooral naar aanleiding van het tweede verschijnsel over deze stad en over het hele joodse land kunnen losbarsten. Ja, ook wij zouden er allang vandoor zijn gegaan, als wij jullie gisteren niet nader hadden leren kennen. Maar wij dachten aan jullie en troostten ons met de gedachte dat wij vandaag beslist een bevredigende opheldering van jullie zouden krijgen. En zodoende vragen wij jullie daarom!
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] De woordvoerder zei: 'Beminnelijke en tevens wijze jonge vriend! Wij allen danken u bij monde van mij, want u en de vriendelijke waard, die waarschijnlijk uw vader of anders een van uw naaste verwanten is, hebt ons gisteravond beloofd om ons vandaag nader bekend te maken met de enig ware God, en dat hebben jullie nu ook gedaan, waarover wij dan ook heel blij zijn, en waarvoor wij jullie nogmaals van ganser harte danken; wij beloven jullie ook met de hand op ons hart dat wij deze leer zo nauwkeurig mogelijk zullen navolgen.
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar zoals het toen was, is het nu niet meer. De godsdienstleraren zijn puur wereldse mensen geworden. Zij hebben de naam van de enige, ware God nog wel in hun mond, maar in hun hart hebben zij geen vonkje geloof in Hem en ook geen sprankje liefde tot Hem, en daarom zijn zij nu evenals hun tempel één en al duistere goddeloosheid. Daarom heeft God hun in deze nacht ook aangekondigd wat zij wegens hun algehele goddeloosheid te verwachten hebben. En daarom heb ik jullie voorheen gezegd dat van deze verschijnselen de goede mensen slechts het goede en de slechte en goddeloze mensen alleen maar het kwade te verwachten hebben.
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen bedankten de Grieken de engel zeer voor deze raad en voor de belofte.
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De engel zei: 'Als ik dat al weet, hoeveel te meer dan de allerhoogste geest van God! Zie, ik, die nu als jood voor je sta, ben als deze persoon weliswaar nog nooit in Athene geweest, waar jullie wonen, en toch weet ik in mijn geest alles wat er zich in die hele grote stad bevindt, en alles wat er zich met name in jouw huis bevindt en wat daar op ieder ogenblik gebeurt! Geloof je dat van mij?'
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De Griek zei: 'Ik zie nu wel dat aan jullie, ware kinderen van de enige, echte God, niets onbekend is en als ik toen met uw zuiver goddelijke wetten even bekend zou zijn geweest als nu, dan zou zo'n beroving ook nooit hebben plaatsgevonden, zoals die ook nooit weer zal worden begaan. Omdat echter geen mens op deze aarde het eenmaal gebeurde ongedaan kan maken, vraag ik u nu wat ik met de geroofde schatten moet doen.'
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] De engel zei: 'Degene van wie je de schatten geroofd hebt, is veel rijker dan jij, hij heeft deze schatten dus niet nodig; maar jullie hebben een groot aantal armen in jullie land die je kunt helpen. Want God de Heer zegt: 'Wat jullie aan de armen doen, dat hebben jullie aan Mij gedaan, en Ik zal het jullie reeds hier vergelden en honderdvoudig in Mijn rijk! ' Maak jullie overtollige schatten dus te gelde en help de armen die je kent, dan zullen jullie daardoor je zonden voor God en de mensen verzoenen! - En nu kunnen jullie in vrede van hier weggaan!'
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Rafaël zei: 'Eens werd in deze tempel de enig ware God vereerd en Zijn geboden werden daar aan de mensen gepredikt, en degenen die zich er niet aan hielden, werd door Gods leraren te verstaan gegeven, dat zij hun leven moesten beteren en boete doen en zich weer tot God moesten wenden, van wie zij zich door hun zonden hadden afgekeerd. Daarop deden de zondaars dat, en Gods genade en liefde keerde weer in hen terug; zij die het niet deden, werden door God gestraft, doordat zij Zijn genade moesten ontberen - vaak hun leven lang. Zij moesten veel lijden doorstaan, en als tenslotte de dood kwam, hadden ze geen troost en stierven onder grote pijn, in grote angst en onder grote verschrikkingen. Zij die Gods geboden hielden, verloren Gods genade nooit, hadden altijd een gezond en blij leven in God, en de lichamelijke dood had voor hen niets pijnlijks; angst noch verschrikkingen gingen daarmee gepaard.
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Onze Nikodemus zag de engel ook flink eten en drinken, wat hem verbaasde, en hij vroeg Mij of hemelse geesten ook zo eten en drinken als de materiële mensen op deze aarde.
Hoofdstuk 61: Het voedsel van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Ten eerste zie je wel dat deze geest even goed eet en drinkt als Ikzelf, terwijl Ik in Mijn wezen toch de allerhoogste Geest ben. Maar omdat deze geest voor de tijd dat hij hier is, ook een lichaam moet hebben om zich voor jullie zichtbaar te maken, moet hij dat lichaam, ook al is het nog zo licht-etherisch, ook met het voedsel van deze aarde voeden om voor jullie zichtbaar te blijven zolang dat nodig is; maar als het niet meer nodig is, zal hij ook zelf in een ondeelbaar ogenblik zijn lichaam oplossen en als een zuivere geest niet meer voor jullie zichtbaar zijn.
Hoofdstuk 61: Het voedsel van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In de hemel van de zuivere geesten wordt echter ook gegeten en gedronken, maar geestelijk en niet materieel. De geestelijke spijs bestaat uit de zuivere liefde en uit de wijsheid uit God. Deze doordringt de hele oneindigheid en voedt al de talloze wezens, en wel eerst de geesten en daarna door hen de hele materiële schepping en daarvan het eerst de onmetelijke etherruimte, waarin de talloze myriaden zonnen en planeten of aarden rondzwemmen als vissen in de zee en als vogels in de lucht. Uit de ether krijgen dan eerst de hemellichamen hun noodzakelijke voedsel en uit de hemellichamen vervolgens ook alle schepselen erop en erin. Maar eerst wordt de lucht van de hemellichamen gevoed uit de hen overal omringende ether en daardoor pas het hemellichaam. Heb je dat nu ook goed begrepen?'
Hoofdstuk 61: Het voedsel van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  429 - 430 - 431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454  ...