Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 443 van 1112

...  431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456  ...
[1] De Grieken bleven echter de hele nacht op en hadden nog hun twijfels over het plotselinge verdwijnen van de acrobaten, en ze vroegen zich af of Ik het wel ernstig met hen gemeend had, en of Ik hen door Gods macht in Mij misschien alleen maar naar buiten gejaagd had naar een ander deel van de stad.
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De eerste spreker zei: 'Wat mij betreft ben ik van mening dat de machtige vriend van de ene, ware God absoluut nooit iets alleen maar pro forma zegt; maar wat hij eenmaal in verbondenheid met de innerlijke, in hem wonende kracht van Jehova vast uitspreekt, dat gebeurt ook precies zoals hij het gezegd heeft. En daarom zullen de acrobaten zich nu dan ook al ver in Afrika bevinden, waar hij een plaats voor hen heeft bestemd!'
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Daar waren de Grieken tevreden mee, vroegen Mij nog een keer om de zegen van Jehova en begaven zich snel naar de markt om zaken te doen.
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Mijn leerling Johannes nam zijn schrijfmateriaal uit de reistas die hij steeds bij zich gedragen had en maakte heel korte aantekeningen over onze reis en onze daden van Jericho naar Essea en vandaar weer naar Jericho.
Hoofdstuk 14: Wat de Grieken dachten van het verdwijnen van de acrobaten (3.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Terwijl wij zo een uur lang met elkaar spraken, ontstond er op het plein voor het huis van onze waard een ongewoon groot lawaai, en binnen enkele ogenblikken had zich daar veel volk verzameld. Dat lokte ook enkelen van Mijn leerlingen naar de ramen van de zaal.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Die vrome godsdienaren maakten echter maar al te gauw gebruik van de blinde lichtgelovigheid van onze moeder; ze spiegelden haar de hemel buitengewoon prachtig voor in de meest bonte kleuren; de hel (scheoul) daarentegen zo verschrikkelijk afschuwelijk als een mens zich in zijn boosaardigste fantasie maar voor kan stellen. Om te zorgen dat onze moeder reeds op deze wereld volkomen verzekerd kon zijn van de hemel, raadden de ontzettend vrome priesters haar aan om alles te verkopen en het geld aan de tempel te offeren; ook onze vier zusters moest zij aan de tempel geven, om er voor te zorgen dat zo hun maagdelijke reinheid en kuisheid bewaard zou blijven. Want als een van haar dochters zich vóór het huwelijk aan een man zou geven, zou die zonde de ziel van onze moeder voor eeuwig tot de diepste afgrond van de hel verdoemen. Als onze moeder echter zou doen wat hij als priester, die dag in dag uit met God omging en Zijn wil kende, haar aanraadde, dan zou zij na het afvallen van haar lichaam niet alleen direct in het hemelse paradijs komen, maar ze zou tot nog grotere heiliging van haar ziel ook door de tempel verzorgd worden in het heilige tehuis voor weduwen, waar op sabbats en hoogtijdagen de vroomste weduwen door Gods engelen bediend werden en geen duivel hun ziel meer kon naderen om die te verleiden.
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Toen gaf de overste ons drie zilverstukken en aan ieder van ons een pakje, waarin zich een paar relikwieën bevonden, en zei: 'Van deze drie zilverstukken kunnen jullie zeven dagen leven, en de kracht Gods, die op wonderbare wijze aanwezig is in de drie heilige pakjes, zal jullie helpen om alles wat je zult ondernemen tot jullie geluk te laten slagen. Als jullie deze pakjes bezitten kunnen jullie ook stelen en roven, alleen niet moorden, behalve in geval van nood een rijke heiden of ook een Samaritaan; door God zal jullie dat niet als zonde aangerekend worden, omdat jullie door de vrome en God buitengewoon welgevallige daad van jullie moeder in Zijn ogen gerechtvaardigd en als engelen geheiligd zijn!' Daarop bestreek hij ons met een staf en zei ons dat we moesten gaan.'
Hoofdstuk 15: Een rechtszitting in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Zo leden wij vijfjaar lang meer dan menige heidense slaaf, en omdat men ons nergens een loon in geld gaf en wij ook zagen hoe schandelijk wij door de tempeldienaren van al onze goederen beroofd waren onder het mom 'ter ere van Jehova', en ook steeds duidelijker begonnen in te zien dat de tempel in Jeruzalem geen godshuis, maar werkelijk een rovershol en een moordkuil is, verloren wij ook al ons geloof in een God, en de hele leer van Mozes en de profeten beschouwden wij slechts als mensenwerk, waarmee de slimmere en luie mensen door middel van de handen van arme en lichtgelovige blinde mensen een stevige burcht voor zichzelf gebouwd hadden, om van daaruit de mensen te knechten, voor zich te laten werken en zichzelf daarbij in een leven vol genot vet te mesten.
Hoofdstuk 16: Het levensverhaal van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Tot nu toe hebben wij weliswaar nog geen moord begaan, en wel omdat wij, ellendigen, iedereen zijn ellendige leven gunden en niemand uit zijn grote ellende wilden bevrijden -maar wie zich op straat tegen ons verzette, werd door ons flink toegetakeld; want iedere druppel barmhartig bloed uit ons hart is allang vervlogen. Werkelijk, als wij in één klap alle mensen op de hele aarde zouden kunnen vernietigen, dan zou dat voor ons een zeer grote verkwikking zijn, en dan zou de een of andere harde en dove God voor Zijn tirannieke genoegen uit de poelen en moerassen weer andere ellendige menselijke schepselen in elkaar kunnen zetten!
Hoofdstuk 16: Het levensverhaal van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Werkelijk, als deze drie mensen er daardoor zo ellendig aan toe zijn, zoals die ene getuigd heeft, dan verdienen ten eerste die ellendige tempeldienaren, die erger handelen dan de heidense furiën, om met één slag vernietigd te worden, en in de tweede plaats verdienen deze drie mensen niet alleen geen straf, maar nog een beloning; want dat ze geworden zijn zoals ze nu voor ons staan, dat komt toch zeker door niemand anders dan die verdoemenswaardige priesters, die zich overal hoog laten eren en aanbidden als dienaren van de ene, enig ware God, maar als mensen alle wilde en verscheurende beesten in bossen en woestijnen in wreedheid hemelhoog overtreffen.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Hierna wendde hij zich vriendelijk tot de drie dieven en zei: 'Zijn jullie tevreden met mijn oordeel, en willen jullie mijn aanbod aannemen?'
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Ja, een goed mens moet God wel zoeken -en als hij Hem heeft gevonden en van Hem te weten is gekomen waarom hij in deze ellendige wereld is gezet, en of er voor de ziel als zodanig wel echt volgens de volle waarheid een voortleven aan gene zijde bestaat, dan moet hij Hem ook met alle liefde van zijn hart danken voor zo'n leven en bestaan, dat toch aantoonbaar grote bestemmingen in zich draagt. Maar waar is op aarde de zoeker te vinden, aan wie het naar volle waarheid gelukt is om die God ergens te vinden?
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De ene, die al eerder gesproken had, zei: 'Wel, onder de heidenen zijn er dus nog echte mensen, die men niet meer aantreft onder de Joden, die zich brutaalweg het uitverkoren volk van Jehova en kinderen van God noemen, maar daarbij in werkelijkheid kinderen van alle duivels zijn! Met grote blijdschap en een zeer dankbaar hart nemen wij uw aanbod aan en willen u trouwer dienen dan iemand die u tot uw trouwste dienaren hebt gerekend.Van nu af aan willen wij het goede doen vanwege het goede en de waarheid verkiezen omwille van haarzelf tot richtsnoer voor ons verdere leven; niet een hel, die volgens de Joden voor de zielen aan gene zijde een straf is voor hun zonden, zal ons weerhouden van het kwaad, en niet een hemel, als eeuwige beloning van de zielen voor hun goede daden, zal ons aansporen tot het goede en ware, maar het goede en ware op zichzelf zal onze meest waarachtige hemel zijn, en wij zullen er met al onze krachten ijverig naar streven ons die hemel eigen te maken.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Als er een uiterst goede, wijze en rechtvaardige God zou bestaan, dan zou Hij dat toch ook moeten inzien en met Zijn almacht die mensen moeten tuchtigen die er de voornaamste oorzaak van zijn dat de mensen in steeds toenemende mate slechter worden, en die dat nog voortdurend zullen blijven veroorzaken tot aan het eventuele einde van de wereld en haar boze tijd. Maar de grote en machtige duivels in mensengedaante worden zelfs voor hun grootste gruweldaden vrijwel nooit zichtbaar door God gestraft, als een afschrikwekkend voorbeeld voor anderen die net zo zijn als zij, maar ze leiden helemaal vrij en ook altijd hooggeëerd een weelderig leven en kunnen bovendien nog ongestraft de ene gruweldaad na de andere begaan. Dan kan het ons in feite toch niet kwalijk worden genomen als wij beweren dat er, wanneer de situatie zo is, nooit een werkelijke God heeft bestaan of ooit kan bestaan, zoals de geschriften van Mozes en de andere profeten Hem ons beschrijven, maar dat de een of andere kracht van de aarde, die wij mensen niet kennen, onder invloed van de zon, de maan, de planeten, de andere sterren en de vier elementen ons zeer armzalige mensen en ook alle andere wezens en dingen heeft voortgebracht zonder dat zij dat wilden; en zo wordt men ongeveer op die manier in het leven geroepen door krachten van de ruwe natuur, die zich van zichzelf beslist even weinig bewust zijn als de mens zich ervan bewust is hoe zijn lichaam groeit, hoe er op zijn huid allerlei haren en het voor hem lastige ongedierte worden voortgebracht. Daarom is diegene een dwaas, die ook maar enigszins vreugde beleeft aan zijn zo ellendig geregelde en altijd vergankelijke leven en bovendien nog vol deemoed en diepste overgave aan een nergens bestaande God dankbaar is voor dat leven.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar als mensen Hem ooit ergens hebben gevonden, zoals men herhaaldelijk in de Schrift leest, waarom laat Hij Zich dan door ons, mensen van deze tijd, niet meer vinden? Zijn wij soms minder mens dan de mensen die in de Schrift genoemd worden? Vanaf hun geboorte zijn alle mensen zeker even onschuldige wezens geweest; door wie komt het dan anders dat de huidige mensen zulke armzalige wezens zijn geworden, dan juist door die God, die Zich wel door de ouden heeft laten vinden en kennen, maar ons, hun nakomelingen, niet meer verhoort of ziet en ons, zwakke mensen, aan de volledige willekeur van harteloze machtige tirannen en daarmee aan alle ellende prijs geeft?'
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  431 - 432 - 433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456  ...