Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 445 van 1112

...  433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458  ...
[9] De drie bedankten Mij voor alles wat Ik voor hen had gedaan en tegen hen had gezegd, en begaven zich naar hun kamer, waarin ze zich net zo lang verborgen hielden als de markt duurde, om niet door de een of andere koopman of koper herkend en lastig gevallen te worden.
Hoofdstuk 25: De natuurlijke mens en de mens die van Gods geest doordrongen is De Heer onderweg van Jericho naar Nahim in Judea (Lucas 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Hierna zei Ik dan ook tegen de leerlingen dat ze zich gereed moesten maken om te vertrekken.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Het tolhuis van Zacheüs bevond zich ruim een half uur gaans buiten de stad in de richting, tegenovergesteld aan die waaruit we naar Jericho waren gekomen. Toen Zacheüs zag dat veel volk uit de stad zich nog voorbij zijn tolhuis op de weg verdrong, kwam hij zijn huis uit en vroeg aan de mensen wat er aan de hand was.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar omdat het volk op de weg zich steeds meer ophoopte en onze Zacheüs, die klein van postuur was, wel zag dat hij Mij door de mensenmassa heen nauwelijks te zien zou kunnen krijgen, klom hij al gauw in een moerbeiboom en wachtte op die manier tot Ik voorbij zou komen.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Daarop begon het morrende volk zich steeds meer te verspreiden.
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] Toen het volk, dat nog in groten getale aanwezig was, die hardop gedane uitspraak van Zacheüs hoorde, bedaarde het gemor; want enkele beteren zeiden onder elkaar: 'Kijk eens, een mens die dat wil en ook zeker zal doen, is nog niet zo'n heel grote zondaar! Want aalmoezen maken een groot aantal zonden goed, en wie een bepaald goed, dat hij zich onrechtmatig heeft toegeëigend, viervoudig vergoedt aan degene aan wie hij het ontstolen heeft, heeft zijn schuld tegenover God en de mensen ingelost -en zodoende kunnen we het de heiland niet als een fout aanrekenen, als hij binnengaat bij een zondaar die zijn leven wil beteren.'
Hoofdstuk 26: De Heer vertrekt uit Jericho. Zacheüs in de moerbeiboom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Terwijl het volk zich meer en meer verspreidde, zei Ik hardop tegen Zacheüs, die nu helemaal gelukkig was: 'Heden is dit huis en dus ook jou een groot heil ten deel gevallen, doordat ook jij een zoon van Abraham bent! Want Ik als de Mensenzoon en ware Heiland ben nu gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was, en als Heiland kom Ik alleen naar de zieken en niet ook naar de gezonden die de hulp van een arts niet nodig hebben.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Een edelman reisde naar een ver land om daar een rijk in bezit te nemen en daarna terug te komen. Vóór zijn vertrek riep hij echter tien knechten bij zich, gaf hun tien ponden en zei: 'Handel daarmee, tot ik terugkom! Degene van jullie die mij een goede winst bezorgt, zal al naargelang zijn verdienste ook het passende loon ontvangen!'
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Nu gebeurde het echter dat de heer terugkwam, nadat hij het rijk had ingenomen, en hij riep eerst dezelfde tien knechten bij zich, aan wie hij het geld gegeven had om ermee te handelen, om te vernemen hoeveel winst ieder van hen gemaakt had.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Nu werd er ook een derde knecht speciaal geroepen, die eigenlijk de minste was; maar deze kwam en zei: 'Kijk, heer, hier is uw pond, dat ik in een zweetdoek heb bewaard! Ik was bang voor u, omdat ik wel wist dat u een harde man bent, die neemt wat hij niet ingelegd heeft en oogst, waar hij niet gezaaid heeft.' De heer sprak tot hem: 'Ik oordeel je met je eigen woorden, arglistig mens! Als je wist dat ik een harde man ben en neem waar ik niet heb ingelegd en oogst waar ik niet gezaaid heb, waarom heb je mijn geld dan niet op de bank gezet, zodat het mij ruime winst opgeleverd zou hebben?' Toen verstomde de knecht, omdat hij zich daarvoor niet meer kon verontschuldigen.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Niemand heeft nog zijn hand naar Mij uitgestrekt om Mij te grijpen; waarom zou Ik hen dan straffen? Ik heb eerst gesproken, en nu praten zij onder elkaar en beginnen zich uit de voeten te maken; want Mijn woord heeft hun niet gesmaakt en daarvoor straf Ik die blinden niet. Wanneer ze echter eenmaal hun handen naar Mij zullen uitstrekken, zal ook de straf over hen komen, zoals Ik jullie al verscheidene keren heb getoond. Laat ze nu dus maar ongestraft praten en huns weegs gaan! Maar laten wij nu het huis van vriend Zacheüs binnengaan, dan zal hij een middagmaal voor ons klaarmaken.'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Toen zeiden de knechten: 'Heer, dat zal in het bijzijn van deze vreemde gasten heel moeilijk gaan; want ten eerste raast hij nu bijna aan één stuk door, en ten tweede stinkt hij erger dan de pest, omdat hij zich voortdurend met zijn ontlasting bevuilt!'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'Vriend, daar zullen we nu niet veel woorden aan verspillen! Bij zulke kwalen trekt de ziel zich terug in het hart, en één of ook vaak vele boze en onreine geesten bewonen de rest van het lichaam en doen daarmee wat ze willen, maar de ziel die in het hart rust merkt daar niets van.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Degene bij wie Ik nog allerlei leed en rampspoed toelaat, help Ik op de juiste tijd; degene die Ik echter zijn aards trotse en zwelgend goede leventje ongehinderd verder laat genieten, draagt zijn gericht en eeuwige dood reeds in zich en dus ook overal met zich mee. Nu weet je dus ook waarom menigeen met werelds aanzien en wereldse rijkdom ongestraft verder kan zondigen en gruwelijke dingen doen tot aan de dood van zijn lichaam.'
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Hoe lang een heel harde steen echter nodig zal hebben, voordat hij ook maar enigszins zachter wordt tot een soort aarde die nog lange tijd onvruchtbaar is, dat is een vraag die de meest volmaakte engel die zich in het hoogste hemelse licht bevindt zelfs niet kan beantwoorden; want dat weet alleen de Vader, die in Mij is, zoals ook Ik in Hem.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  433 - 434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458  ...