Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 446 van 1490

...  434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459  ...
[11] Maar de arbeiders stoorden zich daar niet aan en antwoordden jullie tempelboden: 'Dat kan wel waar zijn, hoewel het nergens vermeld staat; maar nu is de eigenaar van dit land een man die de tempel nog nooit een tiende heeft geweigerd en die ook niet zal weigeren te betalen van deze grond als hij vruchtbaar is geworden. Laat ons dus werken en dan zullen we wel zien of Jehova zal weigeren om deze grond te zegenen!'
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Jullie geloofden natuurlijk al sinds lang in geen God meer en daarom hebben jullie je brutaalweg het recht toegeëigend de plaats in te nemen van God, in Wie het volk nog steeds gelooft, en het in Jehova's naam allerlei wetten te geven die jullie onverzadigbare heerszucht en overmatige vraatzucht moeten dienen, waarvan uiteindelijk zelfs de heidenen een afkeer moesten krijgen. Maar in deze nacht is de oude God weer opgedoken en heeft jullie en het volk met indrukwekkende en duidelijke tekens laten zien, dat Hij nog geheel dezelfde is die Hij was ten tijde van Abraham, Isaak en Jacob.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard): 'Maar al gauw daarna verscheen er op de tribune een oude, waardige rabbi, die - zoals bekend - nog een vriend was van de oude, vrome Simeon en later ook van Zacharias, die gewurgd werd. Toen hij verscheen werd het hele volk rustig, begroette hem en vroeg hem om hun in deze zeer benarde omstandigheden juiste en ware troost te geven.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En zeg nu eens, matte en zwakke prediker, wat hebben jullie daarmee gewonnen? Hebben jullie soms bij een Romeinse rechtbank je recht afgedwongen? Daarom heeft God jullie in deze nacht laten zien wat Hij met Jeruzalem en jullie tempel waarschijnlijk al binnenkort zal doen. Spreek ons nu maar eens tegen als je kunt en wilt! Hoeveel schatten, geld en goederen van arme weduwen en wezen hebben jullie al niet buitgemaakt met de belofte dat jullie dan voor hun tijdelijke en eeuwige welzijn zouden zorgen. Maar zodra je ze eenmaal in je klauwen had, werden ze al gauw voor eeuwig door jullie verzorgd. Op wat voor manier, dat weten we merendeels reeds, en jullie zullen het in je slechte geweten zeker nog beter weten!
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard):Toen deze zeergeleerde heer het grote redenaarsgestoelte beklommen had, begon hij met een heel ernstig gezicht en ernstige stem als volgt te spreken: 'God sprak alleen maar met Mozes en Aäron. Nergens staat geschreven dat God ooit direct tot het volk heeft gesproken, want het volk was altijd te onheilig voor Hem, hetgeen het, toen het nog door de wonderstaf van Mozes geleid werd, bewees door voor zichzelf uit het meegenomen goud een gouden kalf te gieten en dat te aanbidden. Daarom heeft God dan ook niet meer gesproken met het volk, dat zich voor Hem onheilig had gemaakt, maar alleen middels de door Hem gewekte profeten en door ons priesters. Houd er dus goed rekening mee dat de stem van het volk nooit een soort goddelijke stem kan zijn; en als je dat nu van jezelf beweert, bega je daarmee een grote en uiterst vloekwaardige zonde voor God en voor ons, Zijn ware priesters. Wij priesters hebben echter begrip voor jullie grote domheid en zwakte, en vergeven jullie die zonde; of deze echter ook door God vergeven wordt, is een andere vraag.'
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Deze toespraak was voor het volk al voldoende, en een grote forse man, zo te zien iemand uit Bethlehem, stapte naar voren en zei in naam van het volk tegen de schriftgeleerde: 'Dat God met Mozes en Aäron gesproken heeft, weten wij net zo goed als jij, ingebeelde schriftgeleerde; maar wij weten ook dat God in het begin alleen maar tegen het volk heeft gesproken. Omdat het volk echter erg bang werd voor de al te donderende stem van God, vroeg het of God Zijn allerheiligste wil alleen aan Mozes wilde meedelen, dan zouden zij die opvolgen ook al hoorden zij zelf Zijn geweldige stem niet. Toen ging het volk ver weg naar de andere kant van het dal van de Sinaï. En pas daarna kreeg Mozes alleen de wetten van God. - Maar laten we daar over ophouden, want ik wil jou, ingebeelde schriftgeleerde nu meteen op iets anders opmerkzaam maken!
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De tekenen die wij in deze nacht te zien kregen, ons gegeven door het raadsbesluit van God, waren werkelijk van een dergelijke aard dat daarbij zelfs de heidenen begonnen te beven en geen jood, zelfs geen Sadduceeër en geen Samaritaan, ze zonder angst in zijn hart kon aanzien. Maar Ik dacht bij mijzelf in mijn onschuld: Goede Jehova! Vanwege mij heeft U deze ontzettende tekenen aan Uw sterrenhemel toch beslist niet laten verschijnen, zoals U ook Uw goede zon nooit alleen om mijnentwil heeft laten opgaan en laten schijnen; want zij heeft immers al duizenden jaren deze aarde verlicht en zal haar na mij ook -wie weet hoeveel duizenden jaren nog verlichten! Ik, als bijna honderdjarige grijsaard, zal niet zo lang meer de weldaad van de goede goddelijke zon genieten. Want in de graven waar de ontbinding plaatsvindt, dringt geen zonlicht binnen; en zou het er ook in doordringen, dan zou het de dode lijken toch beslist niet meer kunnen blij maken. Alles op deze wereld, die werkelijk voor iedere nuchtere denker volledig vreugdeloos is, is vergankelijk, alleen de macht van God niet, die blijft eeuwig; onze zielen zijn alleen maar afhankelijk van de wil van de Almachtige. Of zij na de dood verder leven, kan geen mens geheel en al duidelijk en naar waarheid beoordelen, inzien en erkennen; maar Mozes en alle latere profeten hebben ons dat geleerd en wij moeten het geloven, - en geloven we het niet, dan lijken we op de Sadduceeën, die afvallig zijn geworden van de tempel, omdat de Griekse filosofen hen daartoe hebben verleid.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar helaas zijn er ook onder ons, en helaas hier in de tempel, meer Sadduceeën dan er buiten onder jullie zijn en ook in deze grote stad, waar de rijken vanwege hun rijkdom al vrijwel niets meer geloven; en wat zij in geloofszaken nog doen, doen zij alleen maar voor de schijn om te zorgen dat het gewone volk God nog blijft vrezen; maar in hun hart hebben zij geen geloof en geen God meer .
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] God heeft Zich echter ook ditmaal over Zijn volk ontfermd en ons volgens de profetie een Messias gezonden in de persoon van de wijze man uit Nazareth, die ik al vanaf de tijd van Simeon ken, omdat ook Simeon Hem in de tempel herkende, Hem besneed en Hem de naam Jezus gaf Ik kan en mag jullie dit alleen in deze buitengewone noodtoestand zeggen, en wat ik als hoogbejaarde grijsaard jullie nu zeg, is hoge en heilige waarheid. Maar deze overmatig heerszuchtige, verstokte tempeldienaren vervolgen iedereen met de grootste wraakzucht die zoiets op een ander moment uit zou spreken.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En kijk, omdat ik nu al het noodzakelijke in het kort vooraf heb doen gaan, kan ik jullie nu zeggen waarom de verschrikkelijke verschijnselen van deze nacht door God zijn toegelaten! De hoeveelheid zondige misdaden van de aartsjoden uit de tempel hebben de hun door God gestelde maat vrijwel tot aan de rand gevuld, en het grote geduld van Jehova is op een haar na op! Als de maat vol zal zijn, zal ook met Jeruzalem gebeuren wat jullie bij het tweede teken hebben gezien, en misschien al wel binnen vijftig jaar .
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen de opperfarizeeër deze welkomstwoorden uit het volk hoorde, begon hij om hulp te roepen.
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Meteen na dit voorval verscheen er een Romeins afgezant van de landvoogd, beklom een gestoelte dat voor wereldlijke sprekers en verkondigers bestemd was, en zei: 'De landvoogd laat jullie in naam van de wet waarschuwen je van alle gewelddadigheden te onthouden; maar spreken kunnen jullie zoveel je maar wilt! Jullie moeten bedenken dat deze tempel ter ere van God gebouwd is, en dat ieder onbehoorlijk gedrag daar vermeden dient te worden! Als iemand echter door een domme tempelpriester of dienaar onrecht wordt aangedaan, dan hoeft hij maar naar ons toe te komen en zal hem volledig recht gedaan worden!'
Hoofdstuk 82: De kalmerende toespraak van Nicodémus tot het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zo, beste mensen, heeft steeds het ene kwaad het andere tot gevolg, en staan wij allen nu bijna op het punt waarop de mensen ten tijde van N oach en ten tijde van Lot stonden. Toen, evenals nu, heeft God uitverkoren boden naar de mensen op aarde gezonden, die alle mensen die God volledig vergeten hebben, met woorden en daden heel indringend hebben gemaand, en hun ook de onafwendbare gevolgen van hun hardnekkigheid vooruit lieten zien; maar de mensen hadden zich te ver in de dode, dood brengende wereld begeven en waren daarin vastgelopen. Zij luisterden helemaal niet naar de boden van God, of vervolgden hen hardnekkig en mishandelden en doodden hen zelfs vaak op gruwelijke wijze. En kijk m'n zeer gewaardeerde vrienden en broeders, onder ons gezegd, precies zo en helaas misschien nog wat erger staat het er nu bij ons en vooral hier in deze tempel voor!
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Maar tegen de tijd van de laatste richters begonnen zij reeds in alles onverschilliger en trager te worden. De geboden en ook de andere voorschriften begonnen ze minder na te komen en meermalen te overtreden. Daarop kregen ze ook meteen allerlei waarschuwingen, waar de betere mensen zich wel naar richtten; de meer werelds ingestelde mensen deden slechts voor de schijn mee, maar in hun hart werd de dode wereld steeds belangrijker. Zulke wereldse joden werden al gauw rijke en aanzienlijke mensen die met hun eenvoudige woonhutten niet meer tevreden waren en ook niet met de door God ingestelde richters. Zij wilden evenals de heidenen, ook een schitterende, machtige koning hebben en een stad en stevige burchten. Tenslotte eisten zij onder Samuel in alle ernst een koning, en God de Heer sprak: 'Kijk dat ondankbare volk nu eens! Met Mijn vaderlijke regering, waaronder het gezond, rijk en groot en machtig is geworden, wil het niet meer tevreden zijn. Aan alle grote zonden die het al voor Mijn aangezicht heeft begaan, voegt het nog deze grootste zonde toe, dat het een koning eist! ja, het zal een koning hebben en steden en burchten; maar niet om er beter van te worden maar als een scherpe harde tuchtroede zal het een koning hebben!'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Saul moest reeds een vaste burcht hebben, ook al was dat nog geen eigenlijke stad. Toen ontstonden er oorlogen met de Filistijnen, en voor deze oorlog moesten de vaders zich door de koning hun zonen en beste knechten laten ontnemen en daarbij nog hun beste ossen, ezels, koeien, kalveren en schapen. Dat was dus al de eerste zegen van een joodse koning, terwijl Samuel nog leefde die op Gods bevel Saul tot koning zalfde. Samuel dacht toen dat het volk door die straf tot inkeer zou komen en berouwvol weer terug zou keren naar de gods-regering. Maar dat gebeurde volstrekt niet! Het wilde slechts een machtiger en wijzer koning, en Samuel zalfde David, die al gauw de stad Bethlehem bouwde en de grondlegger werd van de stad Jeruzalem. Zijn zoon Salomo breidde voor veel geld en met grote pracht de stad uit en bouwde de tempel; maar het volk geraakte toen al in grote armoede en moest allerlei tegenspoed verdragen.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459  ...