Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 446 van 1112

...  434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459  ...
[11] Onthoud Mijn leer en handel ernaar, dan zul je leven in het licht vanuit God! En als je zult horen dat de Farizeeën Mij gevangen nemen en dit lichaam van Mij doden - wat ook wordt toegelaten tot hun ondergang, maar ook tot opstanding van de vele doden die nu nog wegkwijnen in hun graven van ongeloof en waandenkbeelden en geen leven van de geest in zich hebben -raak daardoor dan niet geërgerd, en ga niet weifelen in je geloof; want op de derde dag zal Ik weer opstaan en bij al Mijn vrienden komen en hun het eeuwige leven geven!
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Al gauw kwamen we in een woeste streek, waar de weg doorheen liep. Op dat tijdstip liepen daar geen reizigers, en zo konden wij ongezien de afstand, die anders ongeveer tien uur in beslag nam, op de reeds bekende manier in nog geen half uur afleggen en een streek bereiken, die gedeeltelijk door Joden en gedeeltelijk door Grieken bewoond werd, en waar zich Babyloniërs gevestigd hadden.
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] We kwamen bij een dorpje dat de Grieken toebehoorde. Midden in dat dorpje bevond zich op een heuvel een tempel, die aan de heidense god Mercurius was gewijd. Voor het gedogen van die heidense tempel in het Joodse land moesten de bewoners van dat dorp echter jaarlijks een aanzienlijke schatting betalen aan de tempel in Jeruzalem, waarna ze van de tempel dan toestemming kregen om hun god Mercurius weer gedurende een heel jaar offers te brengen en bepaalde feesten ter ere van hem te houden. Vandaag voor de Romeinen was het een dag van Mercurius, hoewel het voor de Joden de dag na de sabbat was -was het echter juist een feestdag van de bovengenoemde heidense god, en de Grieken waren druk bezig met hun afgod.
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Een Griek zei: 'Als wij in Jeruzalem komen weigeren wij niet onze knieën te buigen voor jullie God, hoewel wij heel goed weten dat zich in de grote tempel van Salomo geen God in wat voor gedaante dan ook bevindt. De Joden hebben alleen maar een kist, waaruit op bepaalde tijden een naftavlam oplaait, die echter als zo heilig beschouwd wordt, dat die alleen door de opperste en hoogste Joodse priester enkele keren per jaar gezien en aanbeden mag worden. Maar wij weten ook dat die kist net als deze god van ons door mensenhanden gemaakt is; hoe kom jij er dan bij te zeggen dat de God van de Joden de enig ware is en vanuit zichzelf hemel en aarde heeft geschapen, waarom dan ook alle mensen in hem moeten geloven, hem alleen moeten aanbidden en eren en geen afgoden moeten hebben?
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] NOTA BENE: Hier komt een gebeurtenis voor, die grote overeenkomst vertoont met die, welke zich in het eerste jaar van Mijn onderricht in Naïn in Galilea heeft afgespeeld. De nu volgende vond echter plaats in Nahim in Judea - en deze twee gebeurtenissen, die erg veel op elkaar lijken, moeten dus niet met elkaar verwisseld worden.
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Na deze zeer gedegen, waarachtige woorden van de Griek zei een Jood van deze plaats, die een rabbi en voorganger van een synagoge was: ' Als heiden, die niet zo goed thuis is in onze Schrift, heb je weliswaar een heel goed oordeel en op veel punten kan men je geen ongelijk geven; maar als je net zo goed thuis zou zijn in onze Schrift als ik, zou je vast ook enigszins anders oordelen! Kijk, iedere keer wanneer God Zich vanwege de mensen van een vroom mens heeft bediend, kon zo'n mens niet anders handelen en spreken dan zoals hij door Gods geest werd gedreven! Eén van onze eerste vier grote profeten sprak bijna steeds tot het volk alsof hij God Zelf was, wat de Joden hem ook dikwijls verweten; maar hij kon nu eenmaal niet anders spreken en handelen dan zoals hij door Gods geest was aangespoord.
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Zo spreek Ik, God de Heer, die de hemel schept en uitbreidt, die de aarde en haar gewas maakt, die de adem geeft aan het volk dat erop woont en de geest aan degenen die zich daarnaar richten. Ik, de Heer, heb U geroepen met gerechtigheid, Ik heb U bij de hand genomen en heb U behoed en heb U gegeven als een verbond onder het volk en als een licht voor de heidenen. U zult de blinden hun ogen openen en de gevangenen uit hun gevangenissen leiden, evenals degenen die in duisternis en in kerkers zitten. Ik, de Heer, dat is Mijn naam, wil Mijn eer aan geen ander geven, noch Mijn roem aan een menselijke afgod. Zie, wat komen zal, verkondig Ik nu van tevoren en Ik verkondig iets nieuws; voordat het staat te gebeuren, laat Ik het jullie horen.'
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Maar Ik zei tegen Mijn leerlingen, die zich ook heimelijk ergerden over de blinde rabbi: 'Daar zien jullie weer een voorbeeld van hoe het licht van de Joden afgenomen en aan de heidenen gegeven wordt. Deze Grieken waren een paar uur geleden nog overtuigde afgodendienaren, en nu staan ze in het ware licht al veel hoger dan de Joden, die vanwege hun schriftgeleerdheid zo'n hoge dunk van zichzelf hebben! Wees dus blij dat het nu eenmaal zo is gegaan! Werkelijk, Davids troon zal niet meer onder de Joden, maar onder de heidenen opgericht worden!'
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Hierop stond de vrouw meteen op en spoedde zich diep gelukkig met haar zoon naar huis, en begon direct met het bereiden van een goed avondmaal, waar wij wel behoefte aan hadden.
Hoofdstuk 34: Het meningsverschil over de persoonlijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Als de mensen zich nooit van God zouden afkeren, zouden ze ook nooit tot nood en ellende vervallen.
Hoofdstuk 35: Over het toelaten van nood en ziekte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Wie zich reeds vanaf zijn jeugd trouw aan deze geboden houdt, zal tot op hoge leeftijd geen arts nodig hebben en zijn nakomelingen zullen niet hoeven te lijden onder de zonden van hun ouders, zoals dat bij de oude, aan God trouwe volkeren vaak eeuwenlang het geval was. Maar steeds als de mensen begonnen te ontaarden, is er ook weldra ernstig lichamelijk lijden over hen gekomen en hebben ze de gevolgen leren kennen van het te weinig of helemaal niet in acht nemen van Gods geboden.
Hoofdstuk 35: Over het toelaten van nood en ziekte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Iedereen - en vooral de weduwe, die heel goed wist voor hoeveel gasten zij eten had klaargemaakt -begon zich er echter buitengewoon over te verbazen dat er nu meer dan drie keer zoveel gasten al een uur lang aten en dronken, terwijl men aan de schalen nog niet merkte dat de spijzen daarin minder waren geworden. Ook de wijnkaraffen leken zichzelf opnieuw te vullen.
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Toen dat zo nog een poosje voortduurde, kwam de weduwe met haar zoon naar Mij toe en zei: 'O Heer, nu weet ik pas goed wie er in Uw zeer heilige en aanbiddelijke persoon in mijn onwaardige huis is gekomen! De Grieken hadden gelijk dat ze de oude rabbi op zijn ingebeelde Joodse wijsheid wezen en zo lieten zien dat zij verreweg de wijsten zijn. Hij heeft zich ook wijselijk uit de voeten gemaakt en is vanavond niet zoals gewoonlijk bij mij gekomen. Maar nu, o Heer, Heer, wil ik toch graag ook uit Uw heilige mond vernemen wat mij in Uw ogen zo waardig heeft gemaakt dat U mij, een arme zondares, zo'n genade wilde betonen!'
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Gebrek, nood en allerlei ellende laat Ik alleen onder de mensen komen als ze helemaal afvallig van Mij zijn geworden, en deels duistere en domme afgodendienaren en deels puur zelfzuchtige en goddeloze wereldse mensen zijn geworden. Want nood en gebrek dwingen de mensen na te denken over de oorzaken van hun ellende en maken hen vindingrijk en scherpzinnig, en op die manier zullen er heel snel verstandige en wijze mannen opstaan uit een volk, die hun medemensen de ogen openen en hun de bronnen van de algemene ellende tonen. Dan verlaten velen hun verlammende traagheid om zich te wapenen voor de strijd tegen die machtig geworden leeglopers, die als tirannen heersen over de volkeren die ze met blindheid hebben geslagen en die de eigenlijke aanstichters van de algemene ellende op deze aarde zijn. Zij zullen door vaak harde strijd helemaal overwonnen en verdreven worden of op zijn minst gedwongen worden om de volkeren zulke wetten te geven dat daaronder te leven valt. En zo doen dan altijd geluk en welstand hun intrede onder de mensen, al naargelang de mensen weer zijn teruggekeerd op hun weg naar de enig ware God.
Hoofdstuk 35: Over het toelaten van nood en ziekte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Kijk, dat is de eigenlijke reden die Mij ertoe bracht om naar je toe te komen! Want waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie allemaal: wie altijd naar vermogen zijn arme en gekwelde medemensen in alle vriendelijkheid barmhartigheid en liefde bewijst, zal ook bij Mij barmhartigheid, liefde en vriendelijkheid vinden; want het ware rijk Gods, dat nu in Mijn persoon bij jullie is gekomen, is, dat jullie Godboven alles liefhebben en jullie naasten als jezelf. Wie dat doet, vervult de hele wet en bevindt zich in de volle genade van God, en de zegenende hand van Jehova is over hem uitgestrekt. Wie in die liefde volhardt, is en blijft in Mij en Ik in hem. En wie in Mij is, zoals Ik in hem, heeft het eeuwige leven in zich en zal de dood niet zien en smaken; want op die manier is hij reeds in deze wereld een echte burger van Gods rijk, waarin eeuwig geen dood meer bestaat. Neem dat allemaal goed ter harte en handel ernaar; want Ik ben in deze wereld gekomen om de mensen het ware Godsrijk te brengen en hen te verlossen van alle blindheid en de dood van hun zielen, die jullie tot nu toe stevig gevangen hield. Als iemand van jullie nu nog iets wil weten, kan hij het vragen, dan zal Ik hem antwoord geven.'
Hoofdstuk 36: Waarom de Heer de weduwe bezoekt (5.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  434 - 435 - 436 - 437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459  ...