Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 449 van 1490

...  437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462  ...
[1] (De Heer): 'Hoezeer Nikodemus zich inwendig ergerde over deze woorden, laat zich heel goed begrijpen.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Want gaat het om iets dat zuiver van goddelijke aard is, dan is ons verzet daartegen vruchteloos; blijkt het echter toch iets menselijks van deze aarde te zijn, dan zal het ook vanzelf weer verdwijnen. Mocht de man echter mettertijd politiek gevaarlijk voor de Romeinen worden, dan zullen de scherpzinnige Romeinen hem wel gauw oppakken. Maar tot nu toe is hij in politiek opzicht nog nergens gevaarlijk gebleken, en naar mijn beste weten staat hij bij de Romeinen hoog aangeschreven en mogen zij hem erg graag. Zolang dat het geval is, zou het van ons heel onverstandig zijn wanneer wij, zeker altijd tevergeefs, de machtige Romeinen vóór zouden willen zijn.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Toen wij bij een nauwe en moeilijk te passeren plaats van de Nijl kwamen, kwam de voornoemde man, die heel weinig aan had, uit een grot en ging voor ons staan. Zijn gestalte viel ons allen op, en zijn blik verlamde ogenblikkelijk dermate onze voeten dat we geen stap meer voor of achterwaarts konden zetten. Hij sprak ons in goed Grieks aan en zei: 'Wat zoeken jullie hier in deze woeste verlaten streek?'
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Dat die man grote dingen presteert, bestrijdt heus niemand van ons; ook wat hij zegt is wijs en bondig. Maar dat zijn toch nog altijd zaken die ieder begaafd mens bij gelegenheid kan aanleren. We hebben toch zelf vaak genoeg magiërs uit het morgenland gezien die de ongelooflijkste wonderen konden verrichten, die door de heidenen vaak zelfs voor goden werden aangezien omdat zij niet wisten dat deze goden van vlees en bloed hun toverkunsten door hun geheime middelen tot stand brachten. Maar die middelen lieten de tovenaars absoluut aan niemand zien en door niemand nauwkeurig onderzoeken. En zoals het was en nog is met al dergelijke tovenaars, zo zal het ook beslist met de Nazarener zijn. Wat bijzonder gevaarlijk aan hem is voor ons joden, is dat hij alle mensen zonder enige schroom openlijk zegt dat hij de beloofde Messias van de joden is en dat alleen zij die in hem geloven het eeuwige leven zullen hebben.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar om deze gevaarlijke man te pakken te kunnen krijgen, moetje weten waar hij zich bevindt. Voor dit doel zonden wij na de raadsbijeenkomst meteen twintig van onze sterkste en sluwste gerechtsdienaren naar Lazarus, die zich zover wij weten in de feestweek altijd op zijn Olijfberg bevindt. En wij zonden de gerechtsdienaren naar Lazarus omdat wij te weten waren gekomen dat hij zeker wist waar de tovenaar uit Nazareth zich bevond. De gerechtsdienaren zouden ons meteen bericht hebben moeten sturen over wat zij door hun list van Lazarus te weten zijn gekomen, en dat hadden ze binnen een uur kunnen doen. Maar geen van de gerechtsdienaren kwam tot nu toe terug, en daarom zijn wij naar jou gekomen, omdat we dachten dat Lazarus de gerechtsdienaren misschien naar jou gestuurd kon hebben in de mening dat jij als hoofd van de burgers van Jeruzalem zoiets door je vele opzieners het eerste zou weten. Wij zien hier echter dat dat niet zo is.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Na een poosje diep nagedacht te hebben, zegt hij (Nikodemus) nu: 'Ja, beste vrienden, dat is iets waarover ik moeilijk iets kan zeggen, en nog moeilijker raad kan schaffen. Jullie hebben immers zelflaatst in de tempel meegemaakt en gezien dat de Nazarener, toen jullie hem wilden stenigen omdat hij gezegd had dat hij er eerder was dan Abraham, midden in de tempel totaalonzichtbaar werd, waarop jullie je stenen weer weg moesten leggen! Ik heb alles heel rustig overdacht en na rijp beraad vastgesteld, dat er bij zo iemand voor wie niets onmogelijk is -daar heb ik mijzelf van overtuigd, en moest me daar ook als burgemeester van de stad van overtuigen -, met geweld helemaal niets te bereiken is. En omdat ik veel weet wat jullie niet kunnen weten, zal ik mij er wel wijselijk voor hoeden om ook maar ooit iets vijandigs tegen zo'n man te ondernemen. Mijn raad in deze is dan ook: helemaal niets vijandigs tegen die man doen, maar de hele zaak rustig af te wachten om te zien wat er tenslotte nog allemaal uit voort zal komen.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] De vonk waar ik mij niet aan brand, vernietig ik niet. Jullie hebben heel terecht het vermoeden uitgesproken, dat de tekenen van de afgelopen nacht waarschijnlijk door de Nazarener bewerkstelligd zijn, en ik zeg jullie dat ik dat vannacht direct al dacht. Maar nu dat waarschijnlijk zo is, vraag ik jullie in alle redelijkheid waartoe die blinde vervolgingswoede ten opzichte van deze Nazarener tenslotte moet dienen. Hij zal jullie daarentegen met zijn onbegrijpelijke macht in nog grotere verlegenheid brengen dan tot nu toe al het geval was, terwijl jullie hem niets kunnen doen, waarvan je je nu al bijna twee jaar lang hebt kunnen overtuigen. Hoeveel geld en mensen hebben jullie al niet zijnentwege opgeofferd! En wat hebben jullie daarmee bereikt? Je bent nu nog net zo ver als twee jaar geleden!
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Wel, deze woorden van de vreemde man, die geen tegenspraak duldden, hadden op ons zo'n diepe indruk gemaakt dat wij, ondanks alle wapens die wij meegenomen hadden, voor geen goud van de wereld nog één stap verder hadden durven doen.
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Toen zei de man: 'Kijk, zo dient ook de stomme natuur de mens! Maar ik zal jullie nog verder laten zien hoe een waar mens heer van de hele natuur is! Jullie hebben nu de vis gegeten die deze arend voor ons uit de Nijl heeft gehaald en die daarna op deze stenen plaat gebraden is; maar nu kijk je rond en vraagt jezelf af wat ik behalve het troebele Nijlwater wel te drinken heb. Ook dat zal ik jullie laten zien. Kijk eens hoe droog en verhit deze rots is door de gloed van de zon, en toch zal hij ons meteen een grote hoeveelheid heerlijk fris water geven! Ik wil het, en -daar is al water in overvloed om te drinken! Ga je dorst maar lessen!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Toen vroegen wij, of hij helemaal alleen hier in deze wildernis leefde of dat hij soms nog gezelschap had, misschien leerlingen die zich onder zijn leiding in het ware leven oefenden.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Hij zei: 'Deze woestijn is voor jullie wel een woestijn, maar voor mij is het meer dan het Elysium waar jullie van dromen, dat behalve in jullie domme fantasie nergens bestaat. Voor mij zou jullie stad een geestelijke woestijn zijn, waarin het niet uit te houden is, omdat zich daarin ook niet één waar mens bevindt.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Ik ben als persoon hier weliswaar alleen, maar als waar geestelijk mens helemaal niet; want ten eerste zijn er een aantal leerlingen bij mij, voor wie het ware innerlijke leven volledig ernst is geworden, en die het hier in deze woestijn heel prettig vinden. Ze wonen net als ik in zulke paleizen zoals dat daar, dat ik al bijna vijftig jaar lang bewoon, en dat vóór mij al meer ware mensen bewoond hebben. Mijn geringe aantalleerlingen van beiderlei kunne komt van tijd tot tijd bij me en krijgt van mij nieuwe gedragsvoorschriften volgens welke zij hun innerlijke leven verder kunnen vervolmaken.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Maar omdat de wil van een waar mens op deze aarde een voor jullie onbegrijpelijke macht en een ver om zich heen werkende kracht heeft, kan ik als dat nodig mocht zijn, tegenover een kwade wereldse vijand van ons ware mensen, mij ook nog een vierde gezelschap verschaffen, dat ik jullie zelfs kan laten zien, echter met de verzekering dat jullie, omdat je nu onder mijn bescherming staat, daarvoor niet bang behoeven te zijn; want jullie zal geen haar gekrenkt worden. Kijk, ik wil het en daar komt het al!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Dat is dus één gezelschap dat zich in mijn nabijheid bevindt, maar niet in deze spelonk, die ik steeds helemaal alleen bewoon. Voor jullie ogen zou het in deze spelonk diepe nacht zijn; maar voor mij is het daarin lichter dan voor jullie hier op klaarlichte dag. Want als het innerlijk van de mens licht en helder geworden is door zijn eeuwige geest, die uit de ene, ware God als een licht uit het oerlicht stamt, dan bestaat er nergens meer nacht en duisternis voor de ware mens. Maar bij jullie is je innerlijke levenslicht al de diepste duisternis; hoe groot moet dan wel jullie eigen duisternis zijn! Ja, een spreekwoord van jullie geeft al aan dat jullie ook het dichtste bos door de bomen niet meer zien.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Binnen enkele ogenblikken waren we door een hele kudde leeuwen en panters omringd, waartegen vele honderden dappere soldaten zich nooit hadden kunnen verdedigen. Schrik en ontzetting overviel ons; maar de man gaf een bevel aan de dieren, en ze verdwenen allen weer, en de man zei: 'Als het nodig mocht zijn, zou ik nog grotere kudden van deze strijders op kunnen roepen. Nu hebben jullie echter voldoende gezien en ervaren hoe een waar mens heer is over de hele natuur en haar krachten, en dus laat ik jullie nu in vrede terugkeren naar waar jullie vandaan zijn gekomen!'
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  437 - 438 - 439 - 440 - 441 - 442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462  ...