Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 454 van 1490

...  442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467  ...
[8] Lazarus zei: 'O ja, die hebben we genoeg en ikzelf verzorg er velen! Kijk, aan die lange tafel daar, langs de brede wand van deze zaal, zitten er al minstens zeventig, en op mijn vele andere bezittingen vinden velen een onderdak, passend werk en verzorging! En als er nog meer armen bij mij komen, vinden zij in al mijn huizen een open deur. Wees daarom maar niet bezorgd. over de kleine eer die ik jullie als vreemdelingen bewijs, door Jullie op Jullie eigen wijze te bedlenen! Eet en drink nu naar hartelust!'
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar God wist toch ook wel dat het zo met ons priesters gesteld is! Had Hij Zich dan niet een keer aan een opperpriester zodanig kunnen openbaren dat deze had moeten inzien dat die openbaring van God kwam, waarbij God in die openbaring duidelijk had kunnen aangeven wat Hij van een priester en wat van een leek verwachtte? Als zoiets ooit gebeurd zou zijn, dan zou er waarschijnlijk geen enkele arme, kleine profeet ter dood zijn veroordeeld vanwege een openbaring die hem door God was gegeven; want dan zouden immers alle priesters van hogerhand geweten hebben dat ook een heel gewoon mens,ja zelfs een slaaf, of zelfs een vrouw, van God een openbaring kan krijgen. Dan zouden zulke mensen door geen enkele priester ooit meer zijn vervolgd, maar daarentegen hoog zijn geëerd, en iedereen zou gelovig naar hem geluisterd hebben. Maar wij kunnen ons echt niet herinneren dat bij ons ooit een opperpriester zo'n openbaring en aanwijzing van God heeft gekregen.
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Dat is natuurlijk alleen maar mijn mening, en ik heb helemaal niet de bedoeling deze als de enig juiste te doen gelden; maar als ik het met mijn menselijke verstand bekijk, komt het mij voor, dat wanneer een goddelijke openbaring aan het volk gegeven wordt door mensen die bij het volk al sinds onheuglijke tijden hoog in aanzien staan, het duidelijk meer uitwerking zou hebben dan wanneer deze voornamelijk gegeven wordt aan mensen die tot de onderste laag van het volk behoren en ook de middelen niet hebben een openbaring, ook al is die nog zo waar en juist, aan de andere mensen over te brengen, en wel het allerminst als voorschrift voor de priesters en koningen. Als een openbaring de weg van bovenaf naar het volk zou volgen, dan zou daarmee toch beslist veel en eigenlijk haast alles gewonnen zijn. Wat zeg jij, jonge, goddelijk wijze en machtige vriend daarvan?'
Hoofdstuk 105: De magiër vraagt naar de weg van de openbaring - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ook voor dat volk zal gezorgd worden; maar het is er nu nog lang niet rijp voor. Het gewone volk is echter erg gehoorzaam en ook zeer geduldig en op zijn manier vroom en het heeft een vast geloof. Als men het dit nu af zou nemen, zou men het doden en dat zou slecht zijn voor de ziel van het volk. Het is daarom nu nog raadzaam, Indië niet al te zeer te verlichten vóór de juiste tijd, wel moet het van tijd tot tijd druppelsgewijs gevoed worden en het is ook al gevoed, waarom men daar ook heel speciale wijze mannen en zieners vindt, zoals de eigenlijke joden ze nu niet meer hebben. En deze wijzen en zieners verspreiden ook al een heel goed schemerlicht bij vele mensen. Zonder zo'n schemerlicht zouden deze drie de verre weg hierheen niet gevonden hebben.
Hoofdstuk 107: De openbaring in Indië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Wij aten en dronken ook heel welgemoed; alleen werd er deze keer tijdens het eten erg weinig gesproken. Alleen de Romeinen spraken in het Latijn over verschillende zaken; verder was het aan alle tafels heel stil.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ja, deze buitengewoon vriendelijke God, die jullie beter kennen dan wij , zij uit al onze levenskrachten hogelijk geloofd en geprezen; want Hij heeft ons zeker met Zijn heilige wil de weg hierheen gewezen, en heeft Zich door jullie nader en duidelijker aan ons, blinde zoekers, geopenbaard, dan ooit tijdens ons jarenlange zoeken naar Zijn mogelijke bestaan.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] En hiermee zij nog één keer op deze avond Hem en ook jullie, Zijn vrienden, onze lof en prijs gebracht uit de diepst van ons hart!'
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Deze woorden hadden alle aanwezigen opnieuw in een verheven stemming gebracht, en heimelijk zei Petrus tegen Mij: 'Heer, zie toch eens, hoe deze mensen naar U verlangen! Waarom geeft U Zich nog steeds niet aan hen te kennen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Ik weet wel waarom, en jij hoeft je daar niet om te bekommeren! Jullie lijken allemaal nog erg op onervaren kinderen, die, lang voordat de vrucht van een boom goed rijp is, al begerig zijn om hem te eten. Weet je dan nog niet, dat op deze aarde alles zijn tijd heeft en moet hebben? Ik voel in Mijzelf een grote behoefte om Mij aan dit drietal bekend te maken; maar de liefde in Mij en de eeuwige wijsheid daaruit zeggen: 'Niet vóór de juiste tijd!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Nadat Petrus dat van Mij gehoord had, zei hij geen woord meer en bewaarde deze woorden diep in zijn hart.
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei: 'Vriend, als Ik het niet wilde, waaide deze wind niet; maar omdat Ik het wil, waait deze wind nu, die Ik in Mij heb opgeroepen. En hij is ook goed, omdat Ik hem nu wil; want alles wat de Vader in Mij wil, is goed. Daarom hoeft niemand voor deze wind terug te schrikken omdat die wat koel is, en niemand hoeft bang te zijn dat hij ziek wordt. Dadelijk zul je merken en ook begrijpen, waarom Ik deze wind nu laat waaien.'
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zeg jullie echter, dat deze wind, die jullie wat ongemakkelijk voorkomt, juist nu zo hevig is, omdat wij dat willen; waarom wij dat willen, zal uit het volgende wel blijken. Richten jullie je blik maar in de richting die de wind heeft, dan zullen jullie al gauw gaan inzien, waarom de wind steeds in hevigheid toeneemt!'
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Als jullie over wat er nu gezegd is dieper nadenken, zullen jullie de reden wel begrijpen waarom de koele noordenwind is gaan waaien en het hem niet toevalligerwijs vanzelf te binnen is geschoten om te komen, maar dat een heel wijze en zeer machtige wil hem dat bevolen heeft. Daaruit blijkt dus wel duidelijk, dat de met God vereende wil van een volmaakt levend mens ook over alle elementen kan gebieden, en dat deze zich daar naar moeten schikken.
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen zei de magiër: 'Het begint me te dagen zoals vroeg in de ochtend voor zonsopgang; maar dat zijn zaken die eerst goed wortel moeten schieten, voor ze mij volledig eigen zijn. Maar dat het zo is zoals je me nu hebt laten zien, daaraan twijfel ik geen ogenblik meer. Alleen een klein vraagje zou ik nog willen stellen. Als je grote geduld met mij nog niet helemaal op is, zou ik je willen vragen ook nog deze kleine vraag te willen beantwoorden, om mijn inzicht te vergroten.'
Hoofdstuk 115: Het nut van de giftige bomen in Indië. De ontwikkeling van de aarde. Het zich verplaatsen van de zeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Ik dat tegen Lazarus gezegd had, nam de wind nog in kracht toe, en de Indiërs richtten zich tot Rafaël en zeiden: 'Luister eens, lieftallige en zeer machtige, wijze jongeman. Dat een mens volgens de leer die jij aan ons bekend gemaakt hebt - namelijk door het één worden met de zuivere levensgeest uit God - werkelijk wonderbaarlijk grote dingen kan doen door de kracht en de macht van zijn wil, als hij die met de goddelijke wil verenigt, vonden wij allen heel goed te begrijpen en overtuigend; maar zo nu en dan duiken er toch weer verschijnselen op in de grote natuur van de wereld, waartegen zelfs de volmaaktste mens met alle kracht van zijn wil tevergeefs de strijd aanbindt! Daar is deze vervelende wind meteen een voorbeeld van! Het komt ons voor dat de elementen merendeels stom zijn en zich niet in het minst iets aantrekken van wat wij nog zo krachtig willen.'
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  442 - 443 - 444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467  ...