Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 456 van 1166

...  444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469  ...
[10] De hoofdman zei: 'Ja, bij alle machten van de hemel, dat zal ik ook! Ik zal nooit nalaten een dergelijke edelmoedigheid niet slechts tienvoudig, maar duizendvoudig te belonen, met alle middelen die mij ter beschikking staan. Wat echter datgene wat ik aan Lazarus moet betalen aangaat, dat geld zal binnen een uur hier gebracht worden; ik zal mijn geheimschrijver en penningmeester er onmiddellijk op uitsturen. Maar sta mij dan toe dat ik, als bekeerde zondaar, in jullie gezelschap mag blijven; want ook ik zou die wonderbaarlijke heiland nader willen leren kennen en hem dank betuigen voor het feit dat hij tevoren al aan deze edele waard vergoed heeft, wat Ik hem had moeten vergoeden!'
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Nu zei Lazarus: 'Laat mij nu ook iets zeggen! Aangezien deze hoofdman nu zo edelmoedig is geworden en mij tien jaar geleden ook een onmiskenbaar grote vriendschap bewezen heeft bij mijn bezittingen, die zich hier in de omgeving bevinden, doe ik hetzelfde als onze edele waard, zodat de vriendelijke hoofdman ook mij niets meer schuldig is! Moge hij in ruil daarvoor steeds de rechten van de armen en verdrukten beschermen en hen beschermen tegen de vergrijpen en grote willekeur van Herodes; want in deze omgeving maakt hij het nog bonter dan in Jeruzalem.'
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Zo heb ik bijvoorbeeld jaarlijks minstens honderd zilverstukken aan Herodes moeten betalen. Maar toen ik mij reeds tien jaar geleden voor duizend zilverstukken vrijgekocht heb, was Herodes toch volkomen schadeloos gesteld, aangezien hij die duizend zilverstukken tegen tien procent op de wisselbank zette. Maar dat was voor die grote zwelger niet genoeg: hij legde de honderd zilverstukken, die hij van mij niet meer zou krijgen, op aan twintig andere schatplichtige onderdanen, zodat iedereen nu ongeveer vijf zilverstukken meer moet betalen dan voorheen. En als ze hun beklag doen bij de Romeinen, vinden ze daar maar zelden bescherming, maar men raadt hun aan zich ook vrij te kopen. Ja, dat zou allemaal wel kloppen, als degenen die het 't zwaarst te verduren hebben daar de middelen maar voor zouden hebben! En dan is het zich vrijkopen van het willekeurige en onbeheerste gedrag van Herodes ook nog eens werkelijk een gewetenskwestie en een vergrijp tegen de naastenliefde; want ik heb mijn lot wel verbeterd, maar tegelijkertijd dat van tien en twintig anderen verzwaard.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Mijn woorden zijn het licht en het leven en Mijn daden getuigen ervan dat Mijn woorden levend zijn, omdat de geest die daar in is geen dode, maar een eeuwig levende en boven alles machtige geest is; want voordat er ooit iets geschapen was, was er al het Woord dat jullie nu horen. Het Woord was bij God, en God Zelf was het Woord. Maar het Woord is nu vlees geworden en woont nu onder jullie. Ik kwam in Mijn eigendom naar de Mijnen, en zij herkennen Mij niet!
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Hierop zei de waard: 'O Heer en Meester! U lijkt enigszins ontstemd te zijn wegens mij, omdat ik U niet direct dieper herkende, zoals de Romeinen U herkenden; maar daar kan ik toch niets aan doen! Heer en Meester, zeg ronduit dat in U de volheid van God lichamelijk woont, dan zullen ik en mijn hele huis het geloven! Want de tekenen die U doet, kan immers alleen God doen en de mens pas dan slechts enkele ogenblikken, wanneer hij door Gods geest gedurende enkele ogenblikken doordrongen en gegrepen is; want geen mens zou de veel te eindeloze macht en kracht van Gods beest in zichzelf kunnen verdragen en daarbij het leven behouden!
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Daaruit kun je nu wel afleiden dat Ik jou heel goed ken en dat Ik niet boos op je ben, zoals je dacht, want jij was immers één van de eersten die Mij reeds bij Mijn geboorte herkend heeft en Mij de juiste eer gegeven heeft, en zo zul je ook zeker niet de laatste zijn die Mij nu weer zal herkennen!'
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Hierdoor werd de waard tot tranen toe geroerd en zei: 'God, Heer en Meester! Meteen toen ik U zag kwam het me voor de geest, dat het zo zou zijn; maar ik durfde het toch niet hardop uit te spreken. Maar aangezien U mij daar nu genadig aan herinnerd hebt, is het wel boven alle twijfel verheven dat U dezelfde bent, voor wie alleen reeds tweeëndertig jaar geleden mijn lievelingspsalm bedoeld was. O, wat een eindeloos groot heil is er nu over mijn huis gekomen! O Heer, o God! Welke psalm zal ik U nu dan voorzingen?'
Hoofdstuk 116: De hoofdman en de waard herkennen de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Ja, Mijn beste vriend, het gaat er hier niet om of Ik het al van tevoren weet of niet, maar het gaat hier om het luchten van je eigen hart en het volledig zuiveren van je gedachten en woorden, en daarom wil Ik dat graag door jou horen uitspreken! Bovendien zouden dan in Mijn bijzijn alle mensen als het ware stom moeten rondlopen, want diegenen die Mij eenmaal herkend hebben kunnen er altijd vanuit gaan dat Ik alles weet wat er in hen omgaat.
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar Ik wil dat ook jullie zullen spreken en vrijelijk zullen uiten wat er in je omgaat; en zo kun je nu in Mijn bijzijn in het kort ook alles vertellen watje zo hier en daar van de mensen gehoord hebt!'
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] (De Heer:) 'Kijk, een jaar geleden was Ik hier en heb toen in de omgeving veel lammen, kreupelen en blinden genezen! Toen Ik vervolgens naar Galilea trok, ging er veel volk met Mij mee tot in Kafarnaüm. Dit volk wilde Mij onderweg tot koning verheffen, omdat het de tekenen zag die Ik gedaan had. Maar toen Ik hun in Kafarnaüm in een synagoge getrouw diepzinnige woorden uit de Geest liet horen, begonnen ze zich allemaal te ergeren, zeiden dat het een harde leer was, en vroegen zich af wie die moest horen en begrijpen, waarop ze Mij verlieten en weer naar huis gingen. Aangezien jij sommigen van hen kent en daar met hen zeker ook veel over gesproken zult hebben, zou Ik nu graag van jou eens horen hoe deze mensen nu over Mij oordelen.'
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] De waard zei: 'Ja, God, Heer en Meester, dat zou allemaal wel in orde zijn, als het netjes was om alles wat de mensen over U zeggen hier in het bijzijn van deze mensen aan U door te vertellen; maar de zaak ligt enigszins anders!'
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik prees nu de waard en alle aanwezigen beleefden groot genoegen aan hem, en Mijn oude leerlingen stonden verbaasd over zijn verstand, evenals de Romeinen.
Hoofdstuk 117: De waard vertelt over het eerste bezoek van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Kijk, de raambedekking had weliswaar mijn vader en voor een deel ook ik aangebracht; maar het huis en de muren zijn al heel oud en ouder dan de stad Bethlehem, die David, de grote koning der joden, liet bouwen, waarom zij nog steeds de stad van David heet! ..
Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Zo moeten ook ik en mijn voorouders langs een zijlijn van David afstammen. Maar zeker is tenminste dat er in onze huiskroniek, die enkele eeuwen teruggaat, niet voorkomt dat iemand ooit dit huis en dit landgoed ergens door koop tot eigendom verkregen heeft. Maar hoe het ook zij, toch is het zeker en waar, dat ten eerste noch mijn grootvader noch mijn vader noch ikzelf dit huis gebouwd heb, en ten tweede dat het met alles wat tot het huis behoort en wat. zich in het huis bevindt, mijn volledig en rechtmatig eigendom is en ik niemand op de wereld iets schuldig ben.
Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De zilveren en gouden voorwerpen zijn wel voor het grootste deel door mijn voorouders, die mij uit onze huiskroniek meer bekend zijn, steeds redelijk en eerlijk aangeschaft. Ik heb tot nu toe nog niets van dergelijke kostbaarheden het huis binnengebracht; want ten eerste is dit huis daar toch al zeer rijkelijk van voorzien, en ten tweede ben ik werkelijk met zo erg gehecht aan al dat soort dingen omdat die, hoe prachtig ze ook zijn, toch na korte tijd allemaal achtergelaten moeten worden, en in de ogen van de eeuwige Rechter zullen dan alleen die schatten waarde hebben., die wij ons eigen gemaakt hebben door het opvolgen van Zijn zeer heilige wil, die ons geopenbaard is door Mozes en Zijn profeten.
Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  444 - 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469  ...