17481 resultaten - Pagina 457 van 1166
... 445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 ...
[12] Dat is zo mijn innerlijke overtuiging, waar ik ook tot het graf steeds trouw aan zal blijven, en van nu af aan des te sterker, aangezien mij door de nooit verwachte komst van de Heer en God zo'n eindeloos groot heil overkomen is. Maar nu wend ik mij vol eerbied tot de Heer Zelf'Hoofdstuk 118: De waard vertelt over zijn herberg (14.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Ik zei: 'Ja, ja, Ik weet nu wel wat jij bovenal zou willen! Laat nu maar je moeder, je vrouw, je kinderen en ook je knecht bij Mij komen, maar vertel hun nog niets van het bijzondere dat je over Mij weet! Maar wanneer Ik tegen de avond weer van hier vertrokken zal zijn kun je hun, al naargelang ieders bevattingsvermogen, ook de hoofdzaak vertellen en hun zeggen dat allen die in Mij geloven, zich aan Mijn geboden houden uit zeer innige liefde tot Mij en zo ook de naasten, zoals armen en hulpbehoevenden, met raad en daad liefhebben, het eeuwige leven zullen hebben m Mijn rijk, dat geen begin en geen einde heeft. En ga ze nu halen!'
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Als ik een heiden ware vriendschap betoon, dan is het gevolg daarvan toch niet dat ik zelf tot zijn duistere geloof overga, zoals de Farizeeën zeggen, maar ik blijf een jood en heb door mijn vriendelijkheid de heiden alleen maar de weg getoond, waarlangs ook hij een goede jood kan worden.
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Dat wij joden ons helaas tegenover vreemdelingen meestal hard en onvriendelijk gedragen, komt toch door niemand anders dan door onze priesters, die liever zouden zien dat men hun al de beste vruchten offert en de vreemdelingen van kruisbessen zou voorzien. Maar van nu af aan zal het in mijn huis heel anders worden! Uw woord, Heer en Meester, zal in het vervolg het richtsnoer voor het handelen van mijn hele huis zijn, en ik zal ervoor zorgen dat ook mijn buren in de verre omtrek zich naar mij zullen richten.'
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Nu heb Ik jullie het meest noodzakelijke overeenkomstig de volle waarheid gezegd en getoond. Als jullie daarnaar zullen leven en handelen, zullen jullie ook het loon ontvangen dat Ik jullie beloofd heb; want Ikzelf heb de macht om dat aan jullie te geven, zoals Ik ook de macht heb om alle lichamelijk zieken door Mijn woord en door Mijn wil volkomen gezond te maken en de doden tot leven te wekken, waarvan allen die hier om Mij heen zijn tegenover jullie een geldig getuigenis kunnen geven; en zij zullen dat na Mij ook geven, wanneer Ik zal zijn teruggekeerd naar waar Ik vandaan gekomen ben. -Maar nu genoeg over dat alles; nu gaan wij jouw huis nog wat nader bekijken!'
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Het is bij ons en in mijn huis van oudsher gebruik geweest om het volgende te zeggen en er ook naar te handelen: 'Doe iedereen goed, als hij het nodig heeft; maar vergeet daarbij je eigen voordeel met!' Maar Ik zie nu in Uw licht, o Heer en Meester, dat deze wijze van denken en handelen absoluut niet overeenkomstig de goddelijke orde is, en daarom zal ik ook op dat gebied in de nabije toekomst een heel andere orde invoeren. Ik zal weliswaar af en toe mijn geld nog aan iemand die het nodig heeft, tegen een matige wettelijke rente lenen; maar als er iemand zal komen die mij ook geen rente kan betalen en als mij bekend kan zijn dat hij werkelijk in nood zit, zal ik hem ook altijd het noodzakelijkste zonder rente lenen en in het uiterste geval ook schenken. Vijanden heb ik weliswaar heel weinig en ik heb hun dan ook weinig te vergeven. Maar als ik er in de toekomst, wat voor ons niet te voorzien is, enkele zal krijgen dan zal ik hen bejegenen zoals U ons allen nu hebt aangeraden!'
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar stel je dat nu ook eens voor van iemand anders, die ergens ver vandaan naar jou toe komt en wie een ongeluk overkomen is, en die zich vol bedroefdheid voor jouw welvarende herberg ophoudt, en huilt en zich geen raad weet. Als jij nu naar buiten zou gaan om hem te vragen: 'Vriend, je bent heel treurig en schijnt in een heel vervelende situatie te verkeren? Wat scheelt eraan? Zeg het mij openlijk, want kijk, ik ben iemand die, voorzover het in mijn macht ligt, bereid isje te helpen', dan zou die mens tegen jou zeggen: ' Ach, edele vriend, ik ben voor zaken uit een ver land hierheen gereisd en niet ver van hier door dieven overvallen, die al mijn geld hebben gestolen, dat bestond uit twintig pond goud en bovendien nog duizend zilverstukken in de gangbare munt van dit land, en nu sta ik hier zonder enig vermogen en weet mij, zo ver van mijn land en huis, geen raad en weet niet waar ik hulp kan krijgen!' Maar als jij dan tegen hem zou zeggen: 'Vriend, kom, ik zal je helpen! Je naam, je land en je woonplaats hoefje me niet eens te vertellen; maar hoe dit land, deze plaats en ook hoe ik heet, krijg je nog wel te horen! Als je mij het geld dat ik je leen een keer kunt brengen, zul je daar goed aan doen in de ogen van God en alle goede en rechtvaardige mensen; en als je dat niet zou kunnen, is het ook in orde!', waarna jij hem dan zou geven wat hij verloren had -hoe denk je dat God een dergelijke daad van naastenliefde zou beschouwen en belonen? En hoe zou deze mens, die jij weer gelukkig hebt gemaakt, eenmaal thuis, zich niet in alle opzichten inspannen om zich dankbaar en erkentelijk te betonen, omdat jij hem zonder enig eigenbelang zo'n grote vriendschap hebt bewezen?! En al zou deze mens in de roes van zijn aardse geluk misschien niet aanjou denken, zal in dat geval God jou dan niet honderdvoudig gedenken?
Hoofdstuk 120: Over de naastenliefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De waard zei: 'O Heer en Meester, er valt mijn huis toch werkelijk teveel heil en nooit verdiende genade te beurt, want tot nu toe heb ik nog weinig verdienstelijks voor het eeuwige leven gedaan!'
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Wie zulke dingen te zeer zou vereren, zou daarmee een soort schadelijke afgoderij bedrijven en tenslotte gemakkelijk tot allerlei bijgeloof vervallen. En dat zou gelijk staan aan het duistere heidendom dat, ter wille van het rijk Gods dat nu tot alle mensen komt, in alle opzichten tegengegaan moet worden, opdat het geen wortel schiet in de nieuwe leer , want het zou die verontreinigen en bederven. Dan zou de innerlijke betekenis van de aan jou uitgelegde psalm voortijdig werkelijkheid worden, doordat de mensen door allerlei bijgeloof van de ene goddeloosheid in de andere zouden vervallen.
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wat daar geschreven staat luidt als volgt: (De Heer is koning en rijk getooid (met liefde, wijsheid en macht) ; de Heer is getooid en heeft een rijk (het rijk Gods op aarde) gevestigd, zover de wereld reikt, en zodanig ingericht, dat het eeuwig moet blijven, Van die tijd afstaat de zetel (van de waarheid en het leven) stevig; U, o Heer, bent eeuwig! De waterstromen verheffen zich, de waterstromen verheffen hun gebruis, de waterstromen heffen de golven omhoog. De baren der zee zijn groot en bruisen geweldig,' maar de Heer in de hoogte is nog groter! Uw woord is een juiste leer, en de heiligheid is het sieraad van Uw huis ten eeuwigen dage, ,
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Dat duidt op de komende grote gevechten tussen licht en duisternis; maar de waarheid van de Heer staat boven hen en zal uiteindelijk zegevieren over alles wat vals en slecht is. Het wapen zal het zuivere woord uit Gods mond zijn, een juiste levensleer die eeuwig zal blijven; want zoals God eeuwig is en machtig, zo is Zijn woord dat ook! En zoals de heiligheid het Gods licht en sieraad is, zo is ze dat ook van Zijn woord en Zijn leer.
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] De Romeinen spraken over het een en ander met Lazarus en met de herbergiers, die bij ons waren, en ook Mijn leerlingen spraken onder elkaar veel over de gebeurtenissen van de dag.
Hoofdstuk 124: De opwinding van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wij gingen eerst naar rechts de aangrenzende grote zaal binnen, die vol rijkdommen en oude gedenkwaardigheden was. In deze zaal bevond zich in de zuidelijke wand een grote marmeren plaat, waarop nog heel goed leesbaar de volgende psalm van David met onuitwisbare verf geschreven stond die, vertaald uit het Hebreeuws, zo luidde (psalm 8) : (Heer, onze Heer, hoe heerlijk is Uw naam in alle landen, waar men U dankt zoals in de hemel! Uit de mond van jonge kinderen en zuigelingen (de heidenen) hebt U Uzelf een macht bereid omwille van Uw vijanden (de Farizeeën en schriftgeleerden), om deze vijand te vernietigen, deze wraakgierige. Want ik (David of het betere joodse volk) zal de hemelen zien, het werk van Uw vingers , de maan en de sterren, die U hebt bereid (de 'hemel' betekend de leer, de 'vingers' het lichamelijke van de Heer, de 'maan' de liefde van de Heer voor de mensen en de 'sterren' de eindeloos vele waarheden die uit de liefde voortkomen) .
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Wat is de mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U Zich over hem ontfermt? (Onder 'mens' wordt hier het hele menselijke geslacht verstaan en onder 'kind' de zwakheid en blindheid ervan.) U zult hem een tijdlang van God verlaten doen zijn; maar daarna zult U hem kronen met eer en luister. (Zie de tijd van het Babylonische hoerendom! Onder 'hem' moet het christenvolk zonder het innerlijke goddelijke licht verstaan worden.) U zult hem tot heer stellen over het werk van Uw handen,. alles hebt U onder zijn voeten gelegd. (onder 'hem' moet men hier de Heer verstaan, vanuit het standpunt van de zuivere leer uit de hemelen, die tenslotte alles zal doorstralen en beheersen.) Schapen en ossen alle tezamen, alsook de wilde dieren,. de vogels onder de hemel en de vissen in de zee, en wat in de zee leeft .(Daaronder moeten verstaan worden alle mensen en geslachten der aarde. Hoog en laag, jong en oud, ontwikkeld en onontwikkeld, sterken en zwakken zullen zich in vreugde koesteren in het levend makende licht uit de hemelen.) Heer, hoe heerlijk is nu Uw naam in alle landen!'
Hoofdstuk 121: De bezichtiging van het oude koningshuis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De waard zei: 'Machtige heer, het is ook in meer dan één opzicht nodig om daar heel zwijgzaam over te zijn, niet zozeer vanwege de Romeinen als wel vanwege de priesters. Want als die hiervan zouden weten, zouden ze mij en dit huis beslist al sinds lange tijd niet neer met rust hebben gelaten en uit winstbejag ook al het een en ander hier weggesleept hebben; maar wij verraden niet wat er is, hoewel de priesters ons al vele malen naar het een of ander gevraagd hebben. En ook heb ik nu niet meer zoveel last van de priesters, omdat ik mij met al mijn bezittingen onder bescherming van de Romeinen heb gesteld. Maar op deze bovenste verdieping herberg ik ook zelden reizigers, aangezien ze gemakkelijk op de begane grond en op de eerste verdieping ondergebracht kunnen worden en ik nog andere bijgebouwen heb, waar ik ook veel reizigers kan herbergen. Van dieven en rovers heb ik ook niets te duchten; want zoals jullie gezien hebben is ten eerste dit huis omsloten door sterke, hoge ringmuren waar men niet overheen kan klimmen, en ten tweede wonen er in deze streek te veel eerlijke mensen en komen de dieven en rovers niet in de buurt, en zo kunnen deze schatten hier goed en veilig rusten! Maar daar is weer een plaat met een psalm! Wil de Heer die voor ons vertalen?'
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)