Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 457 van 1490

...  445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470  ...
[20] Jullie kennen de wet van Mozes al, houdje daar in alle opzichten aan; want in die wet is aan de mens de beste en zuiverste levensorde kenbaar gemaakt. Als hij die opvolgt, heeft hij ook God boven alles lief en zijn naasten als zichzelf In deze wet is alle levenswijsheid gegeven, waarvan andere en oudere wijzen de mensen slechts gedeeltelijk iets te proeven hebben gegeven.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] In de toekomst zal het zo zijn dat het oude morgenland, waaraan eens het grootste licht gegeven werd, in een lange aanhoudende nacht zal moeten ronddolen en dat het licht des levens in westelijke richting zal uitstromen. Zelfs deze plaats, waar nu het levenslicht is opgegaan, zal nog in de donkerste nacht en duisternis terechtkomen; want ook dit volk, slechts enkele mensen uitgezonderd, heeft geen weet van zijn belangrijkste en meest heilvolle beproeving. Wee het volk, wanneer het licht van hen wordt weggenomen en aan de heidenen wordt gegeven!
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Jullie zijn vreemdelingen uit het verre morgenland, en jullie hebben Mij gevonden en herkend; en het waren ook vreemdelingen uit jullie land die, toen Ik Mij met het lichaam van deze wereld bekleed heb, Mij bij Mijn eerste intrede in deze wereld als eersten gezocht en reeds in het pasgeboren kind herkend hebben. Maar van dit van ouds uitverkoren volk hebben nog maar heel weinigen Mij herkend, maar tot nu toe des te meer achtervolgd, hoe en waar zij maar konden; daarom wordt het licht ook van hen weggenomen en aan de heidenen gegeven.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar voordat dit licht weer in deze landstreek zal doordringen, zal het in jullie land aan de grote zee komen. - Begrijpen jullie dat allemaal?'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Wij hebben alles gedaan om het licht te zoeken, en zijn nu meer dan blij dat wij het eindelijk gevonden hebben, - en zij hebben het in hun land voor ogen en lopen er van weg, verachten en vervolgen het! O, dat moeten toch erg slechte en totaal blinde mensen zijn, die de naam 'mens' niet eens verdienen! Omdat het er zo met deze mensen voorstaat, is het ook heel juist dat U, o Heer, al het licht van hen wegneemt en het aan de heidenen geeft, die het kennelijk meer waard zijn; want daaruit blijkt Uw eeuwige gerechtigheid, die vol is van het grootste licht, en dat is voor ons weer een nieuw bewijs, dat U Diegene bent die wij zo lang tevergeefs gezocht hebben.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Dit volk hier behoort kennelijk tot de geroepenen en temidden van hen bevinden zich toch altijd nog een aantal uitverkorenen, waarbij het te rade kan gaan wanneer het daar behoefte aan heeft; maar bij ons zijn geen uitverkorenen en ook geen geroepenen, en daarom is het lot van het grote Indische volk zeer betreurenswaardig, dat wil zeggen, als Uw laatste uitspraak zo moet worden opgevat, als deze in zekere zin voor alle plaatsen en tijden door U is uitgesproken.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Je hebt deze uitspraak van Mij niet juist begrepen, en daarom moet Ik je deze wel nader uitleggen.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Kijk, die uitspraak moet zo worden opgevat en begrepen: geroepen en voor het licht en het leven voorbestemd, is ieder mens op deze hele aarde; maar uitverkoren tot leraar van de mensen kan niet iedereen zijn, omdat dat voor de mensen ook helemaal niet goed zou zijn. Zou het voor de mensen -wier voornaamste bestemming is dat zij elkaar dienen - goed zijn als ieder mens zelf alles zou bezitten en instaat zou zijn om alles te maken? Daardoor zouden de mensen elkaar helemaal niet meer nodig hebben, en naastenliefde zou dan niets dan een ijdel, nietszeggend woord zijn, zoals Ik Mijn leerlingen ook al meerdere malen heb uitgelegd. De mensen zouden dan zelfs geen taal nodig hebben! Waar zou die toe dienen als niemand iets van de ander nodig heeft?
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar om je nog duidelijker te laten zien, dat een uitverkorene er op deze aarde beslist niet beter aan toe is dan een geroepene, zal Ik je dat nog door een gelijkenis duidelijker maken. Luister dus naar Mij!
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Er was eens een koning die tien eerste knechten had voor zijn huishouding. Deze koning moest op een keer een verre reis maken om een nieuw rijk dat onder zijn heerschappij was gekomen, in bezit te nemen.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Zij zonden zelfs boden achter de koning aan, die hem moesten zeggen: 'Wij willen niet dat deze koning verder over ons zal regeren; want waarom moeten wij minder voor hem zijn dan zijn knechten, terwijl wij hem toch evenals de knechten gediend hebben!'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Daarop sprak de koning verder tegen degenen die als dienaren bij hem waren: 'Neem deze luie schelm dat pond af en geef het aan de eerste die al tien pond heeft!'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] En vertel jij Me nu eens hoe deze gelijkenis je bevalt! - Ben je het met de koning eens of niet?'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik ben een mensenvriend en kan niemand zien lijden, vooral niet als hij dat lijden, omdat hij geen booswicht is, niet echt heeft verdiend. De knecht met dat ene pond, die het in de zweetdoek weer precies zo aan de heer teruggaf als hij het ontvangen had, had duidelijk niet het inzicht en het verstand van de eerste knecht, en ook niet eens dat van de tweede, die met het ene pond vijf ponden verdiend heeft. Want zou hij evenveel verstand gehad hebben, dan zou ook hij tien of minstens vijf pond hebben kunnen verdienen; maar omdat het hem ontbrak aan inzicht, aan het juiste verstand en de daarvoor nodige moed, heeft hij met het ene pond niets anders durven doen dan het helemaal onaangeroerd weer aan zijn heer terug te geven. Ik zie in deze handelwijze werkelijk nog niets misdadigs, en ik zou U nadrukkelijk willen vragen wat er dan verder met deze knecht, die door zijn koning een schavuit genoemd werd, gebeurd is.'
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Zelf heb ik een aantal kinderen, bij wie ik de ervaring heb opgedaan, dat een paar van hen, en wel mijn oudste zoon en een dochter, zonder mijn aansporing buitengewoon ijverig zijn in het aanleren van vaardigheden en kennis, terwijl de andere kinderen lui en traag zijn en streng aangespoord moeten worden bij het leren. Dat zijn nu kinderen van dezelfde ouders, ze zijn allemaal gezond, krijgen ook hetzelfde onderricht, en toch is er zowel in hun talenten en nog meer in hun ijver om te leren, een groot verschil. Wat is de oorzaak daarvan? Aan ons, ouders, kan het niet liggen, omdat wij al onze kinderen gelijk behandelen en er niet één op een of andere manier verwennen; aan onze en aan de natuurlijke lichamelijke gezondheid van de kinderen kan het ook niet liggen, want wij zijn volkomen gezond en sterk - U daarvoor, o Heer, alle dank! En terwijl wij ook allemaal altijd hetzelfde voedsel krijgen, zijn er toch deze zeer aantoonbare verschillen binnen één en hetzelfde gezin! Hoe moet ik dat nu verklaren?'
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  445 - 446 - 447 - 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470  ...