Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 460 van 1110

...  448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473  ...
[13] En net zoals jullie op die manier door Mijn geest in alle wijsheid uit God onderricht zullen worden, zullen ook jullie echte opvolgers zonder tussenkomst van Mijn lichamelijke persoonlijkheid in alles onderricht worden. Want waarlijk Ik zeg jullie: waar Ik nu spreek en werk, spreekt en werkt ook alleen Mijn geest, die God is als de Vader in eeuwigheid, en niet Mijn lichamelijke persoon, die eerst ontbonden moet worden om geheel en al in de heerlijkheid van de Vader binnen te gaan.
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Deze woorden had de overste echter goed gehoord en hij zei tegen de vreemdelingen: 'Luister, jullie, die nu zulke beschouwingen aan ons wijden! Het is voldoende als sterfelijke.mensen, die de dood voor ogen hebben, met treurige en ernstige gezichten op aarde rondlopen en daardoor te kennen geven dat zij vrienden van het leven en niet van de dood zijn. Maar als een sterfelijk mens, zoals wij dat ook waren, van de dood tot het leven is doorgedrongen en het kleed van de algehele onsterfelijkheid heeft aangetrokken, dan kan hij ook op aarde al vol vreugde en opgewektheid zijn, alsof hij al in Gods hemelen was; maar jullie zullen dat nu natuurlijk nog niet inzien en begrijpen. Maar ook voor jullie kan de tijd komen, dat jullie dat zullen inzien en begrijpen!'
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Maar opdat jullie in de toekomst, als jullie zullen geloven wat de Essenen jullie zullen leren, ook bij hen hulp kunnen krijgen, heb Ik ook hun de macht en kracht verleend om de kwalen in Mijn naam net zo te kunnen genezen als Ik jou gisteravond genezen heb; en nu moet de overste de lammen en kreupelen de handen opleggen, dan zullen zij geholpen zijn!'
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Toen pas vermande de overste zich en zei: 'O Heer en Meester, dan geschiede nu en altijd enkel en alleen Uw wil!' Na deze woorden stond hij op, ging met grote bewogenheid tussen de gebrekkigen staan en zei: 'In naam van Degene die als enige almachtig, meer dan heilig en eindeloos goed, liefdevol en barmhartig is, leg ik jullie mijn zwakke handen op, en moge de grote Heer en Meester jullie daardoor helpen! ,
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen de genezenen bij hen kwamen en allen ook weldra zagen dat zij genezen waren, werd hun ook onmiddellijk door al die vele armen en hulpbehoevenden gevraagd: 'Waar, waar, hoe en wanneer zijn jullie genezen? Nauwelijks een uur geleden waren jullie zelfs nog de laatsten en achtersten bij ons en wij hebben niet gezien dat iemand jullie naar de burcht heeft geroepen en je er naartoe gebracht en binnengelaten heeft! O, breng ons ook naar die plaats van heil!'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Toen zei de jood: 'Geloof en vertrouwen geef alleen de enig ware éne God van de joden de eer; volg ons, zo goed en zo kwaad jullie kunnen dan zullen jullie geholpen worden! Want waar wij genezen werden , bevindt zich nu de ware, levende wonderburcht.'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Roclus zei: 'Mij moetje daar niet om prijzen; want de God van de joden, de ene en enig ware, heeft dat voor jullie gedaan! Geloof in Hem en prijs alleen Hem daarvoor!'
Hoofdstuk 202: De genezing van de armen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Maar nu merkten ook vele rijken, die hier ook al sinds maanden op hulp wachtten en daar veel onkosten voor maakten, de vele armen op die geheel en al genezen waren, en zeiden: 'Waarom zijn jullie armen, die hier door ons onderhouden worden, eigenlijk eerder geholpen dan wij?'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] De armen zeiden: 'Dat weten wij niet! Wij zijn echter niet in de burcht genezen, maar buiten voor de laatste en onaanzienlijkste herberg van dit dorp, en wij hebben in de grote wonderburcht dus geen voorrang op jullie gehad! Maar wij geloven dat de ware wonderburcht zich nu daar in die herberg bevindt. Ga er zelf maar heen en informeer daar, dan zullen jullie beslist meer te horen krijgen!'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Eén van de dienaren zei: 'De heilanden zijn als tafelgasten bij elkaar in de eetzaal en daar kan iedereen vrij binnengaan, of hij nu rijk of arm is, en zich iets ter versterking van zijn lichaam laten geven; want onze wijn is goed, evenals ons brood en ook onze andere spijzen, en in deze herberg van ons wordt ook nooit van iemand teveel geld gevraagd. Als de armen onaangekondigd de eetzaal zijn binnengegaan en hun verzoek spoedig verhoord is, waarom moet het jullie, voorname lieden, dan verkeerd voorkomen om hetzelfde te doen? Ga naar binnen en doe wat vóór jullie de armen ook hebben gedaan.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar Roclus zei: 'Vrienden! Deemoed en bescheidenheid passen de mens weliswaar; maar hier is dat niet op zijn plaats. Ik ben een mens als jullie en kan uit mijzelf net zo weinig als één van jullie. Als God, de Ene en Waarachtige, in wie de joden geloven, door mijn woord en gebed iemand een genade bewijst, komt ook alleen aan Hem alle eer toe en niet aan mij, die machteloos is en uit mijzelf niets kan. Wees zo moedig om bij ons in de zaal te komen en jullie verzoek naar voren te brengen!'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Daarop zei Roclus: 'Maar vrienden, wat mankeert jullie dan? Voorzover ik zie zijn jullie gezond en jullie kleding geeft aan dat jullie ook zeer rijke mensen zijn. Wat ontbreekt jullie dan en waarmee moeten jullie dan geholpen worden?'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Nu zei Roclus: 'Luister nu naar mij, vrienden! Ik weet dat jullie je kinderen, bijna tweehonderd in totaal, hierheen gebracht hebben, ondanks het feit dat ik reeds een jaar geleden naar alle mij op aarde bekende plaatsen boden heb gestuurd, om overal aan de mensen luid en duidelijk te verkondigen dat wij hier geen dode kinderen meer tot leven mogen wekken en dat ook niet zullen doen. Onze boden zullen dat ook in Cairo verkondigd hebben, zoals ze dat ook in vele andere plaatsen hebben gedaan, zoals wij heel zeker weten. Maar als jullie daarvan wisten, waarom hebben jullie die vergeefse moeite dan gedaan en die grote onkosten gemaakt?'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Roclus zei: 'Kijk, vrienden, ik ben net zo'n zwak en machteloos mens als jullie zelf en ik heb ook nooit de kracht en macht bezeten om een mens, die al volkomen dood was, weer tot leven te wekken of aan een ziel, die haar lichaam kwijt was, een nieuw lichaam te verschaffen! Dat is alleen God mogelijk of zo'n profeet die van Gods geest vervuld is om de verdwaalde mensen weer de verloren weg naar het eeuwige leven van de ziel te tonen.
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] De rijken zeiden evenwel tegen het personeel: 'Luister! Wij zijn beschaafde en ontwikkelde mensen en kunnen en willen niet direct met de deur in huis vallen. Laat een van jullie toch naar binnen gaan en ons berichten of het toegestaan is dat wij nu bij de heilanden binnenkomen, dan zullen wij degene die een goed bericht brengt ook een goede beloning geven! Want wij weten al jaren dat men de heilanden van hier, en vooral hun overste, moeilijk te zien en nog moeilijker te spreken krijgt. Als wij nu onaangekondigd naar hen toe zouden gaan en de door hen bewoonde kamers zouden binnenkomen, zouden zij ons dat wellicht kwalijk nemen en dan zouden wij nog langer kunnen wachten voordat wij bij hen toegelaten worden. Daarom vragen wij jullie, omdat jullie hier in dienst zijn, om ons van tevoren aan te kondigen en ook, zoals gezegd tegen een goede beloning, te zorgen dat we bij hen binnen mogen komen.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473  ...