15542 resultaten - Pagina 460 van 1037
... 448 - 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 ...
[12] Kijk eens naar verschillende leerlingen van de Heer! Als zij iets zouden willen doen vanuit de wil van de Heer, die in hen al heel machtig is geworden, zou de een of de ander van hen ook in staat zijn iets te doen wat jou vast en zeker niet minder wonderbaarlijk zou voorkomen dan wat ik bij jullie heb gedaan; maar hun echte liefde voor de Heer en hun ware deemoed tegenover Hem zegt hun: 'O, wat zijn wij nog zwakke leerlingen vergeleken bij U!' En daarom wachten ze nog tot de Heer hun zal zeggen: 'Ga nu de wereld in, onderricht alle mensen Mijn wil en doe werken in Mijn naam!' Dan zullen ze, waar dat nodig is, ook dezelfde tekenen doen die de Heer nu Zelf doet, en ook ik van tijd tot tijd doe door de wil van de Heer in mij .Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] De macht van de goddelijke wil wordt de mens echter niet ingegoten, zoals bijvoorbeeld de melk bij een kind, maar hij moet die zelf met zijn eigen wilskracht, die bij ieder mens volkomen vrij is, als het ware met geweld naar zich toetrekken.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Dat het zo is en niet anders, blijkt duidelijk uit het feit dat de Heer Zelf, voor wie toch alle dingen mogelijk zijn, Zijn leerlingen onderricht, hen naar Zich toetrekt en hun laat zien wat ze moeten doen om zich Zijn wil tot hun eigen wil te maken, die dan voor eeuwig hun zelf toebehoort.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[17] Na deze woorden van Rafaël stonden de drie Romeinen op, bedankten Rafaël voor deze les en gingen vol goede voornemens naar huis, waar ze alles in de gewenste orde aantroffen; maar alledrie rustten ze weinig, omdat ze in de geest van hun natuurlijke verstand nog te druk waren en niet wisten hoe ze het moesten aanleggen om hun wereldse ambt te verenigen met datgene wat ze van Mij en ook van Rafaël als Mijn wil hadden vernomen.
Hoofdstuk 17: Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] We bevonden ons aan de oever van het meer en keken naar het spel van de golven, en de leerlingen wasten hun voeten en handen met het schone water. De drie Romeinen zouden graag het een en ander willen vragen en waren daarom ook dicht bij Mij en Rafaël komen staan.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Zo bleven wij in volledige rust ongeveer een uur vlak aan de oever van het meer en begaven ons toen naar een kleine heuvel, die zich in zuidelijke richting boven de waterspiegel verhief. Vanaf deze heuvel had men een mooi uitzicht naar het westen, en aan de oever, die hier over een tamelijk groot stuk met veel riet en biezen begroeid was, zag men enkele watervogels, die in het water hun ochtendmaal zochten en het ook gretig opaten.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Nu kon de commandant niet meer zwijgen; hij ging snel naar Rafaël toe en zei: 'Luister, wijze en machtige burger van een betere wereld dan deze aarde! Ik ben over het algemeen zeer tevreden met de vaak prachtige inrichting van deze aarde van ons, hoe ze gevormd is en hoe de plantenwereld geordend is; maar wat de dieren betreft, in de omstandigheden waarin ze onder elkaar leven en bezig zijn, absoluut niet.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Hier, kijk eens naar beneden in het water! Wat hebben die arme visjes eigenlijk misdaan, dat ze door die vraatzuchtige watervogels vaak met duizenden worden gevangen en opgegeten? Zouden al die talloze verschillende soorten dieren in de lucht, op de aarde en in het water zich niet allemaal net als de tamme huisdieren kunnen voeden met de eveneens talloze verschillende soorten planten? Moeten allerlei soorten vleesetende roofdieren hun voedsel in de kudden van de zachtmoedige dieren zoeken en zodoende de mensen door hun wreedheid, die hun door de macht van God is ingeplant, uitlokken tot een woest gevecht?!
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Neem maar van mij aan dat de Heer Zich juist naar deze kleine heuvel heeft begeven, opdat jij bij de aanblik van de watervogels, die de kleine visjes opeten, tevoorschijn zou komen met je oude bedenkingen over de liefde, goedheid en wijsheid van een ware God! Je bent ermee voor de dag gekomen, zoals ook ik allang van tevoren wist, en er zal je dan ook op het juiste moment een juist licht in deze kwestie gegeven worden.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Vriend, het leven is in zichzelf een strijd! Wie kan er als een goed en vroom mens naar het hoogste, vrije geestelijke leven overgaan, als hij er niet eerst met alle ernst voor gevochten heeft? Maar door wat moet de mens anders leren vechten -dan door de gevaren die hem aan alle kanten omgeven? En die zijn door de Heer op deze aarde geplaatst en toegelaten, opdat de mens ze herkent en er net zo lang strijd tegen levert tot hij ze heeft overwonnen. Maar nu genoeg daarover; na het ochtendmaal zullen we het er verder over hebben!'
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Toen onze Rafaël dat had gezegd, kwam een bode ons meedelen dat het ochtendmaal klaar stond, waarop wij onze kleine heuvel verlieten en ons naar het huis van Ebal begaven om het ochtendmaal tot ons te nemen.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Na het ochtendmaal gingen we direct weer naar buiten, maar naar een andere, grotere heuvel, van waaruit men niet alleen de baai van Genezareth, maar ook een groot deel van het Meer van Galilea kon overzien. Op deze heuvel hadden de Romeinen een soort vesting, om van daaruit alles te kunnen overzien wat er op het meer en in de niet onbelangrijke baai van Genezareth bewoog en als ongewoon te beschouwen was. Om die reden waren er op deze heuvel ook steeds Romeinse wachten geplaatst, die niet gemakkelijk iemand op dit punt toelieten, behalve wanneer de commandant zelf of een andere bevelvoerende ondergeschikte als leider aanwezig was bij een gezelschap dat deze heuvel wilde bezoeken.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[9] Toen wij onze plek in de tenten hadden ingenomen, heerste er een tijdlang rust, en allen keken naar de taferelen aan de oever en in de baai.
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Plotseling zag de commandant enkele grote adelaars vanaf de hogere bergen naar de laaggelegen oevers van het meer vliegen en zei: 'Daar komen vanaf die hoogte alweer enkele ongenode gasten, op dezelfde tijd als anders, om aan de oevers van het meer een goed smakend ochtendmaal te halen!
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Watervogels zijn weliswaar ook roofdieren, die zich voeden met vissen en allerlei andere waterdieren; maar ze zien er voor ons gemoed toch zachtmoediger uit, en hun roven en moorden van onschuldige waterdieren maakt op ons hart en gevoel niet zo'n storende indruk als wanneer een machtige adelaar vanuit de hoogte als een pijl op een van de vele watervogels omlaag schiet, hem met zijn klauwen grijpt en daarna omhoog naar een of andere rots draagt, hem daar verscheurt en zijn vlees opeet!'
Hoofdstuk 19: De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)