10915 resultaten - Pagina 461 van 728
... 449 - 450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 ...
[12] En de priesters spraken: 'Goed, wij hebben jullie begrepen; je oordeel is goed! Wij zullen daarom over drie dagen een groot raadscollege bijeenroepen, en volgens hetgeen daar uitkomt, zal ook worden gehandeld; jullie moeten echter in de raad aanwezig zijn en daarom priesterkleding dragen en in onze kaste worden ingelijfd.Hoofdstuk 203: De onderhandeling tussen de priesters en de tien verkenners en hun verheffing in de priesterkaste. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Maar wij hebben allang in de gaten waar dat met ons aanstaande priesterschap naartoe moet! Maar wacht maar, jullie met goud omhangen vossen, - jullie plan met ons, dat wij als medebelanghebbenden voor jullie de weg naar de gouden bergen zullen banen, zal jullie behoorlijk heet gemaakt worden! Jullie zullen ongetwijfeld reeds bij de eerste stap je duivelse voeten terugtrekken! Maar het zal te laat zijn, want wij zullen een zee van vlammen over je heen storten, en dan moeten jullie maar zien hoe je daar uit zult komen!
Hoofdstuk 204: Het geheim overleg van de tien gezanten en hun besluit om goede doelen met sluwe middelen te bereiken. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Maar het vuur was slechts een schijnvuur, dat ongeveer leek op wat tegenwoordig in de theaters tot stand wordt gebracht door middel van doorzichtige, door een wiel bewogen en met vlammen beschilderde dunne doeken; alleen was het hier in Hanoch veel beter nagemaakt, zodat niemand vanaf een zekere afstand iets anders dan een volkomen echt vuur meende te zien, waar echter niet de minste hitte vanaf kwam.
Hoofdstuk 205: De tien verkenners voor de raad van vijfduizend priesters en in de vuurproef. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] De priesters staken hier met pek besmeerde strobundels aan en wierpen die in de afgrond: daardoor werd deze verlicht en zag men daar beneden een heleboel ongedierte alsook een hoop afgeknaagde geraamten die men weliswaar niet zo precies kon onderscheiden dat men kon vaststellen of ze van mensen of van dieren waren. Ze waren echter alleen van dieren en wel van zeer grote dieren, want menselijke geraamten zouden in een diepte van veertig vadem niet goed te zien zijn geweest.
Hoofdstuk 205: De tien verkenners voor de raad van vijfduizend priesters en in de vuurproef. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[1] De opperpriesters zeiden echter: 'Wij maken uit jullie woorden heel goed op dat je het met ons algemeen belang goed meent en ook werkelijk zeer goede kennis hebt van zaken en van de wereld; maar aan het begin van jullie woorden was al duidelijk te merken dat je ons het bereiken van de gouden bergen uit het hoofd wilt praten. Meer uit vrees die bezwaarlijke reis nog een tweede maal te moeten maken dan echt uit angst voor de reuzen.
Hoofdstuk 207: De weerstand van de verkenners tegen het plan van de priesters om de gouden bergen te veroveren. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Zo is het ons wel eenmaal gelukt er heelhuids vanaf te komen, en wel omdat onze goudroof hoogst waarschijnlijk de eerste was die bij deze onschatbare bergen begaan is! Als echter deze eerste roof bij de bergen nu vast en zeker door de waakzame giganten is ontdekt, vragen wij ons af of een tweede poging ook zo gelukkig zal aflopen!
Hoofdstuk 207: De weerstand van de verkenners tegen het plan van de priesters om de gouden bergen te veroveren. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] Wanneer jullie echter iets willen doen, neem dan de waardeloze slaven en stuur die onder onze aanvoering daar naartoe! Gaan zij te gronde, dan hebben we niets verloren; en hebben zij succes, dan hebben we een veelvoud gewonnen! - Denk daar eens over na!'
Hoofdstuk 207: De weerstand van de verkenners tegen het plan van de priesters om de gouden bergen te veroveren. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] De woordvoerder echter, een uitzonderlijk sluwe snaak, wist zich snel te beheersen en sprak: 'Hoogmachtige collega's! Bij de alwetendheid van deze hogepriesters moeten we toch wel een vraagteken plaatsen, want zo alwetend als zij zijn, zijn wij ook! Politiek is nog nooit alwetendheid geweest en zal het ook eeuwig nooit zijn! Alleen slechte kerels laten zich door zulke kneepjes intimideren, - maar een redelijk mens niet!
Hoofdstuk 208: De tien verkenners worden door de hogepriesters verdacht. Het sluwe, succesvolle antwoord van de tien verkenners. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] Om echter korte metten te maken met deze alwetenden, verklaren wij hierbij dat wij niet eerder een voet buiten de deur zetten dan wanneer jullie minstens op de hoogte hebben geïnformeerd of wij jullie een vals rapport hebben uitgebracht of niet!
Hoofdstuk 208: De tien verkenners worden door de hogepriesters verdacht. Het sluwe, succesvolle antwoord van de tien verkenners. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Het tiental zei echter: 'Hoe kunnen jullie dat nu aan ons vragen, terwijl we in jullie ogen verdacht zijn? Wij zouden je immers als sluwe vossen toch gemakkelijk een raad kunnen geven die precies koren op onze molen zou zijn! Wees dus verstandig, omdat je reeds voor ons gewaarschuwd bent als voor wolven in schaapskleren!
Hoofdstuk 209: De opperpriester willigen de raad van de tien verkenners in. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Die heerlijke bergen worden echter door enorme reuzen bewoond die wel buitengewoon sterk zullen zijn. Om hen te bestrijden en ons van de gouden bergen te verzekeren, hebben wij een uiterst sterk leger nodig, al was het maar uit voorzorg, omdat men niet kan weten hoe sterk die reuzen zijn!
Hoofdstuk 212: De bijeenkomst van de slavenbezitters en hun hoge eisen voor het loskopen van de slaven. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[18] Om jullie echter in zo'n schitterende onderneming niet te hinderen, bieden wij jullie gemiddeld iedere mannelijke slaaf aan tegen een redelijke afkoopsom van vijf pond goud en een slavin voor drie pond.
Hoofdstuk 212: De bijeenkomst van de slavenbezitters en hun hoge eisen voor het loskopen van de slaven. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] De opperpriesters richtten zich echter tot de groten en zeiden: 'Wij hebben het goed overdacht en aan jullie eis gehoor gegeven; maak daarom de zaak overal bekend! Vanaf morgen begint het loskopen en dat gedurende dertig dagen! Wie tot dat tijdstip zijn slaven zal brengen, krijgt ook het bedongen losgeld; na die tijd wordt iedereen met het tienvoudige gestraft naast het verlies van zijn slaven. Het geschiede!'
Hoofdstuk 213: Vragen van de opperpriesters aan de tien verkenners. Het verdrag met de slavenhouders. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] De opperpriesters zeiden echter: 'Dat is allemaal juist! Jullie raad is goed, maar waar moeten wij zo snel naartoe met zoveel slaven? Waar moeten we hen onderbrengen, waarmee hen voeden en van de meest noodzakelijke kleren voorzien?'
Hoofdstuk 214: Het aanleveren en de onderhoudskosten van de slaven. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] De opperpriesters spraken echter tot de tien: 'Nu is het eerste werk af! Alle slaven van het mannelijke en het vrouwelijke geslacht uit alle delen van ons rijk zijn vrijgekocht. Onze grote paleizen langs de muur van onze stad zijn vol met slaven en ze worden daar verzorgd. Maar wat moet er nu gebeuren?'
Hoofdstuk 215: De bewapening, opleiding en het onderricht van de slaven. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)