Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 462 van 1166

...  450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475  ...
[4] Hierop wendde de hoofdman zich ook tot Rafaël en zei: 'Luister eens, mijn wonderdadige vriend, die zojuist nog enkel door je wil die zware zuil in de lucht hebt getild, is de macht van jouw wil nu tegenover het steeds heviger wordende woeden van de storm niet groot genoeg om hem tot zwijgen te brengen? Wanneer dat zo doorgaat, liggen er morgen hele bossen ontworteld en helemaal vernield op de grond. Wie zal de arme mensen de schade vergoeden? Ik vraagje, doe er toch iets tegen!'
Hoofdstuk 139: De storm en het doel ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik werd wakker uit Mijn lichte sluimer en zei: 'Vrees niet, kindertjes; want waar Ik ben heeft het onweer geen macht om schade toe te brengen, maar alleen om van nut te zijn! Het zal nog een klein uur duren, dan zullen storm en onweer ophouden en morgen zullen wij daardoor een zuivere en heldere dag hebben, en de frisse en gezonde lucht zal onze ledematen en ingewanden sterken.'
Hoofdstuk 141: Een onweersbui - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Daarom laten wij deze wind nu nog een paar uur lang zijn werk doen! Wanneer hij zijn goede werk verricht heeft, gaat hij wel weer liggen. Ik zou de wind vanuit de macht van de Heer in mij wel kunnen gebieden dat hij ogenblikkelijk moest gaan liggen -maar waar zou dat goed voor zijn? Ik zegje: helemaal nergens voor; want een dergelijk teken zou jouw geloof in de Heer niet in het minst vergroten. Als ik namelijk de wind ter wille van jouw enkele ogenblikken kalmeer, zul jij heimelijk bij jezelf zeggen: 'Aha, de wind is uit zichzelf enkele ogenblikken bedaard', en je zou denken dat ik jou zomaar gezegd had dat dit bedaren door de macht van mijn wil gebeurd was. Maar als ik de wind helemaal tot rust laat komen, dan sterven er morgen al duizend mensen aan een boosaardige dysenterie, en dat zou je vast ook niet graag willen; want ik weet dat jij en heel veel mensen geen vrienden van epidemieën zijn. Laten we daarom, zoals reeds gezegd, de wind maar doorwaaien; de kleine schade die hij hier en daar zal aanrichten, zal gemakkelijk te vergoeden zijn.
Hoofdstuk 139: De storm en het doel ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar nu heb jij mij dat duidelijk gemaakt en zie ik het goede ervan in, en ik geef jou de volledige verzekering dat ik er van nu af aan nooit meer met mijn geklaag tegen in opstand zal komen -en op het vasteland wel het allerminst! Alleen op zee zou ik willen dat de Heer mij van dergelijke winden vrijwaart, zolang ik in een lichaam moet leven; want daar is het heel verschrikkelijk om zich midden in de razende strijd van de zee met de wind op een gebrekkig schip te bevinden! Ik heb dat nu al verscheidene keren meegemaakt en ben daarom een vijand van krachtige winden geworden; en omdat ik toen nog een echte heiden was ben ik vaak tekeer gegaan tegen een dergelijke handelwijze van de goden. Maar aangezien een hevige wind op zee beslist ook een even weldadige bedoeling zal hebben als voor de aarde en haar schepselen, zoals op het vasteland, zal ik hem ook boven de zee prijzen en met rust laten. -Goede vriend, is dat juist?'
Hoofdstuk 140: Over het doel van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen de hoofdman deze bedenkingen uitsprak, viel ook Agricola, die door de harde donder wakker was geworden, hem bij en zei: 'Mijn schepen in Sidon en Tyrus zullen door deze beslist vast overal woedende hevige storm ook behoorlijk toegetakeld zijn! Maar hoe het ook zij - de Heer slaapt en let niet op de storm en wij mensen hebben geen macht over dit onstuimige geweld, en daarom zij het zoals het is! Over een klein uur, zei de Heer, zal deze storm gaan liggen. Zo zal het ook zeker gaan; maar tot dan toe kan er door deze storm nog veelonheil aangericht worden! Moge de Heer zo genadig zijn om ervoor te zorgen, dat er zo min mogelijk onheil en schade aangericht wordt!'
Hoofdstuk 141: Een onweersbui - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Maar voordat jullie dit verschijnsel in de eerste plaats vanuit het natuurlijke gezichtspunt kunnen begrijpen, is het noodzakelijk om jullie eerst te laten begrijpen hoe het zit met de bliksem, zodat speciaal jullie Romeinen niet naast de leer van de Heer ook nog denken aan de fameuze bliksemfabrikant Vulcanus en aan de grote uitdeler ervan, Jupiter. Let dus goed op wat ik jullie nu zal laten zien en zal uitleggen!'
Hoofdstuk 142: Oorzaak en gevolg van de onweersbui - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Rafaël zei: 'Mijn beste vriend, met woorden gaat dat absoluut niet, want al zou ik je de gestalte van de aarde een jaar lang beschrijven, dan zou jij er nog geen volkomen juiste voorstelling van hebben; maar ik zal voor jullie nieuwelingen iets anders doen om jullie duidelijker voor te lichten over de gestalte van de aarde, en wel, als jullie dat willen, hetzelfde wat ik bij jullie gedaan heb om het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam te verklaren. In zo'n verhoogde toestand van zien van de ziel zullen jullie voor een paar ogenblikken de hele aarde kunnen overzien en je op die manier dan de meest ware voorstelling van haar gestalte kunnen vormen.
Hoofdstuk 147: Sneeuw en ijs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen vermande Agricola zich en zei: 'Mijn vrienden en nu ware broeders door de genade van de Heer! De dag van ons vertrek is bezig aan te breken, en wij hebben daar nog veel voor te regelen en in orde te maken. Hoe staat het ervoor met onze dienaren, met de lastdieren en met onze bagage? Wij zijn nu al bijna meer dan twaalfdagen in deze omgeving en hebben ons er in die tijd nog niet één keer om bekommerd! Maar nu hebben wij heel veel mee te nemen en zullen dus ook een veel groter aantal lastdieren nodig hebben. Waar zullen wij die vandaan halen? Het is nu echt tijd dat wij de voorbereidselen daarvoor beginnen te treffen.'
Hoofdstuk 148: Aanmanende woorden van Agricola over het vertrek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Jij verbaast je over mij en ik zeg je dat verscheidene leerlingen van de Heer, als het nodig zou zijn, nu al in staat zouden zijn hetzelfde te presteren als ik in jullie bijzijn gedaan heb. Ik ben derhalve niets meer of minder dan een mens, die in een bepaalde tijd uit het lichaam van een vrouw in de wereld geboren, maar niet gestorven is en ook nooit zal sterven, maar eeuwig zal voortleven, omdat hij in zichzelf als zuivere geest heer over zijn leven is geworden -wat jullie echter allemaal kunnen worden en ook zullen worden, als jullie volgens de leer van de Heer zullen leven en handelen. Nu heb ik jullie ook dat verklaard, voorzover het voor jullie van nut is; te zijner tijd zullen jullie er nog wel meer over horen.'
Hoofdstuk 146: De vraag naar het wezen van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Wat jullie in Mijn naam aan goeds doen voor je arme medemensen, geestelijk en lichamelijk, dat doen jullie aan Mij.
Hoofdstuk 149: De Heer maakt Zijn aardse toekomst bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Op de Olijfberg heb Ik jullie al eens te verstaan gegeven dat Ik vanaf nu over niet al te lange tijd Zelf zal toelaten, tot gericht van de godslasteraars en tot heil van de Mijnen, dat de godslasteraars Mij zullen grijpen en Mijn lichaam zullen doden, en wel aan het kruis, als een gewone misdadiger . Als jullie daarvan zullen horen, erger je dan niet aan Mij, maar blijf in het geloof en in de liefde tot Mij, dan zullen jullie daardoor een groot aandeel hebben aan Mijn werk van verlossing van de mensen uit de oude en harde banden van de nacht van de dood, de zonde en de slavernij van het duistere bijgeloof dat de dood brengt!
Hoofdstuk 149: De Heer maakt Zijn aardse toekomst bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Ik zeg het jullie en ook alle anderen nog eens, opdat niemand zich daarover zal ergeren en zwak zal worden in het geloof! Want hoewel dit lichaam van Mij door de godslasteraars gedood zal worden, zal Ik toch reeds op de derde dag het gedode lichaam weer levend maken en Ik zal opstaan als een eeuwige overwinnaar over de dood en over elk gericht! Dan zal Ik weer tot jullie komen en zal jullie de kracht van Mijn geest en wil in jullie zelf geven, die jullie eeuwig levend en zalig zal maken!
Hoofdstuk 149: De Heer maakt Zijn aardse toekomst bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] En kijk, wat Ik jullie daarop zeg, is: Ik wil niet dat het zo gebeurt en Ik zou de middelen en mogelijkheden hebben om Mijn kinderen ook zonder dat, wat er nu gebeuren zal, te verlossen en zalig te maken; maar de slechte mensen willen het zo en daarom laat Ik dan ook toe dat het zo gebeuren kan, opdat juist daardoor ook vele godslasteraars zich tot berouw, boetedoening en echt geloof in Mij mogen bekeren! Want het gebroed in de tempel zegt en schreeuwt voortdurend: 'Laten we hem toch grijpen en doden! Wanneer hij weer zal opstaan uit het graf, dan zullen ook wij in hem geloven!' Zij willen Mij dus aan deze laatste proefonderwerpen, en zo zij het dan tenslotte ook toegelaten. Daardoor zullen er ook velen die nu nog volkomen blind zijn ziende worden en in Mij gaan geloven; maar degenen die tot op de bodem slecht zijn zullen daardoor de maat van hun zonden vol maken en in hun gericht en eeuwige dood vallen.
Hoofdstuk 149: De Heer maakt Zijn aardse toekomst bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar nu moet Ik naar een andere, nog braak liggende akker gaan en ook die goed bebouwen en in orde maken. En zo zal Ik ook na het ochtendmaal met Mijn leerlingen vanhier vertrekken; maar waar Ik precies heen ga zeg Ik nu nog niet, zodat niet iemand bij gelegenheid zijn mond voorbij praat en Ik dan gemakkelijker voortijdig door Mijn vijanden nu eens hier en dan weer daar gevolgd zou kunnen worden; dat zou Mij bij Mijn werk alleen maar storen, omdat Ik daarbij steeds volkomen zinloos met Mijn tegenstanders zou moeten strijden. En zo is het dus heel goed dat Ik als enige weet waarheen Ik Mij wil en zal wenden; voor ieder ander is het echter voldoende om pas achteraf te horen waar Ik was en wat Ik daar gedaan heb.
Hoofdstuk 150: De weg tot eenwording met de Geest en tot wedergeboorte (27.4.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Daarop gaf Ik Rafaël een wenk, dat hij voor de jongeren moest zorgen en alles voor het vertrek van de Romeinen in gereedheid moest houden. Na deze wenk verdween Rafaël ogenblikkelijk uit Mijn nabijheid. Dat viel de nieuwelingen alweer erg op, in het bijzonder de hoofdman uit Bethlehem en zijn metgezellen.
Hoofdstuk 150: De weg tot eenwording met de Geest en tot wedergeboorte (27.4.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  450 - 451 - 452 - 453 - 454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475  ...