Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 466 van 1112

...  454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479  ...
[8] Maar onze Samaritanen, die zich in een hoek van de zaal aan hun eigen tafel bevonden, ergerden zich om die reden flink aan Kisjonah, en een van hen zei: 'Weet deze tollenaar en waard, die toch al zo onvoorstelbaar rijk is, dan over niets anders te praten dan hoe hij nog gemakkelijker en zekerder nog rijker kan worden? En de Heer legt het hem nog heel vriendelijk en heel uitvoerig uit ook! Maar wat kunnen wij daaraan doen? Wat de Heer welgevallig is, mag ons niet tegenstaan. Het is altijd nog onbeschrijfelijk veel beter dan wanneer het Hem welgevallig is de een of andere mens, wat Hij niet zelden doet, met allerlei vreselijke ziekten te kwellen, waarover een echte Jood ook nooit mag mopperen, maar die hij met alle mogelijke geduld en in volledige overgave aan Gods wil moet verdragen. Kortom, de Heer is en blijft nu eenmaal de Heer, en alle mensen zijn niets, bij Hem vergeleken!'
Hoofdstuk 126: De Samaritanen bewonderen de verschijning van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] De voornaamste spreker zei: 'Nu hebben we uit Zijn mond gehoord wat men in geval van nood kan doen, zonder een zonde te begaan; wat Hij tegen deze of gene zegt, geldt ook voor ons evenzeer de wetten van Mozes, die eigenlijk ook niet enkel en alleen voor de Israëlieten maar voor alle mensen op aarde gegeven zijn, en waar ieder mens zich ook naar moet richten als hij er echt mee bekend is geraakt. Maar nu hebben wij uit Zijn mond gehoord wat iemand in geval van nood kan en mag doen met betrekking tot het voeden van zijn lichaam, en wij zullen ons daar in noodgevallen ook naar weten te richten.
Hoofdstuk 127: Over het eten van allerlei vlees en vruchten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Natuurlijk zal het onze rabbi's niet erg aanstaan en ze zullen hun hoofd schudden, omdat zij leren dat een echte orthodoxe Jood eerder van honger moet omkomen dan zich te verzadigen met een spijs die volgens Mozes niet door God gezegend is. Maar door deze woorden van de Heer zal de oude onzin moeten wijken voor het meest zuivere inzicht, dat als een ochtendzon uit deze woorden oplicht, en iedere verstandige Samaritaan zal daarom de liefde en wijsheid van de Heer zijn leven lang prijzen.
Hoofdstuk 127: Over het eten van allerlei vlees en vruchten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Toen de Samaritanen dat zagen, vroegen ze aan de tafelbedienden wie dat besteld had, zonder hen eerst te vragen of ze een middagmaal wilden hebben, waaruit dat dan moest bestaan en voor welke prijs; want ze hadden nauwelijks genoeg geld bij zich om zo'n voortreffelijk maal te kunnen betalen.
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Tijdens de maaltijd werd er weinig gesproken; maar toen de maaltijd ten einde liep en de Samaritanen zich maar bleven verbazen over de drie jongemannen aan onze tafel, omdat ze zagen dat die aanzienlijk veel meer van de spijzen aten dan wij, zei hun woordvoerder: 'Jullie zijn allemaal even verbaasd als ik over de grote eetlust van de drie jongemannen aan de tafel van de Heer; maar ik heb toch iets opgemerkt, wat jullie geen van allen misschien zo is opgevallen als mij. Kijk, wat mij zo opviel was, dat iedere spijs welke die drie naar hun mond brachten, reeds voor hun mond zodanig oploste en vervluchtigde, dat er zelfs niet het kleinste kruimeltje in de mond van de drie jongemannen terechtkwam.
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Ik heb dat helder en duidelijk gezien en ik vermoed, dat de drie jongemannen als zeer buitengewone geestelijke wezens door de in hen wonende macht het materiële voedsel voor het lichaam eerst in zijn geestelijke element omzetten en het dan pas in zich opnemen en op de een of andere bij hen passende wijze met hun wezen verenigen.Want kijk maar eens: voor de andere gasten liggen op hun schalen de niet opgegeten, afgeknaagde lams en kalfsbotten; maar bij die drie zien jullie daar niets van, hoewel ze verschillende keren grote stukken met botten erin, zowel van de lammeren als van de goed gebraden kalveren, naar hun mond hebben gebracht.
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Een ander zei:'Ja,ja, dat heb je werkelijk heel juist opgemerkt, en jouw beoordeling van deze kwestie klopt helemaal. En aangezien dat vast en zeker zo is, is het ook duidelijk dat die ene jongeman, die ons tevoren de sterrenhemel en onze aarde en hun uiterlijke en inwendige vorm en hoedanigheid heeft laten zien, terwijl hij ze samen met de sterren uit de lucht schiep, vervuld is van de geestkracht van de Heer en geen materiële kost nodig heeft om zijn onsterfelijke lichaam in stand te houden; maar als hij voor onze ogen schijnbaar iets ervan tot zich neemt, dan zet hij het direct om in zijn geestelijke element, waardoor hij zichzelf mogelijkerwijs in een materieellichaam aan ons kan vertonen.
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Want ik ben zelf allang van mening dat alle materie in zichzelf ook geheel geestelijk is en door de wijsheid en almacht van God in allerlei vormen zichtbaar en voor onze uiterlijke zintuigen voelbaar wordt, en de reme en vanuit God machtige geesten zullen de materie overeenkomstig de volle innerlijke waarheid waarschijnlijk alleen maar zien zoals ze is, en niet zoals ze zich aan onze afgestompte zintuigen voordoet.
Hoofdstuk 128: De maaltijd bij Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Met de volle liefde nadert de mens God echter steeds meer, hij wordt vertrouwelijk met Hem en verlangt naar Hem, en wordt zodoende steeds meer vervuld van de geest Gods; want de voortdurend toenemende en vertrouwelijker wordende liefde voor God is de ware en levende geest Gods in de mens en de geest van het eeuwige leven in de ziel. Daarom is een zondaar die zich uit liefde voor God bekeert, God dan ook meer nabij en Hem liever dan negenennegentig zeer godvrezende mensen, die nog nooit tegen een wet hebben gezondigd en als rechtvaardigen zodoende nooit boete hebben hoeven doen.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Diezelfde ouders hebben echter nog een kind, dat minder bang voor hen is, maar hen in plaats daarvan steeds meer liefheeft, zich niet zoveel aantrekt van enkele terechtwijzingen en zijn fouten dus niet uit een steeds toenemende angst voor de strengheid van zijn ouders, maar uit zijn eigen steeds groeiende liefde voor hen aflegt en hun wil doet.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Omdat kinderen door de van boven komende tuchtigingen in plaats van beter, alleen maar slechter gemaakt worden, komen die tuchtigingen ook maar zelden voor en alleen dan, wanneer alle liefdevolle pogingen stukgelopen zijn op de blinde eigenzinnigheid van de mensen; daarom heeft God altijd zo'n buitengewoon groot geduld met de eigendunk van de mensen, om ze niet door voortdurend te straffen nog meer van Zich te vervreemden dan ze zichzelf al doen.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk eens naar een kind, dat een grote vrees voor zijn ouders koestert, omdat zij het vanwege zijn kinderlijke stoutheid misschien een paar keer te streng hebben gestraft! Zo'n kind zal zijn ouders dan wel gehoorzamen, maar niet zozeer uit liefde als veeleer uit vrees voor de straf die het te wachten staat als het nog een keer tegen de wil van de ouders zou zondigen. De nabijheid van zijn ouders gaat zo'n kind mettertijd ook tegenstaan, en het probeert zich uit die voor hem onaangename toestand te bevrijden door het ouderlijk huis te verlaten en in verre vreemde streken zijn geluk, zijn rust en zijn behaaglijkheid te zoeken -en het keert daarvan pas met angst en beven berouwvol naar de ouders terug, als het in den vreemde het tegendeel heeft aangetroffen van wat het dacht te vinden.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Daarmee wil Ik jullie echter niet vertellen dat een mens daarom zijn verstand en zijn geweten helemaal aan de kant moet zetten - verre daarvan. Maar zich helemaal door het verstand en een overdreven angstige vrees voor het maken van fouten te laten beheersen en regelrecht te twijfelen aan de veel betere werking van de liefde en het vertrouwen daarvan, dat is toch zeker in hoge mate blind en onnozel.
Hoofdstuk 129: God vrezen en God liefhebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ook Maria, die evenals Jozef een strenge Jodin was en veel op had met de tempel - hoewel in Mijn tijd niet meer zoveel als voorheen - verwonderde zich over de trouwe gezindheid van deze Joden en over de kracht van het geloof van de Samaritanen, en zei tenslotte: 'Als die de tempel zouden bewaken en leiden - wat helaas niet zo is - zou de oude ark weer vervuld zijn van de geest des Heren, tot heil van Jeruzalem en van alle Joden, en de engelen zouden de maagden in de tempel voeden met hemelse kost, zoals dat zo'n dertig jaar geleden nog gebeurde bij de vrome Simeon en de grijze Anna, die de maagden van de tempel moest verzorgen. Maar sinds de vrome Zacharias door de afgunst van de Farizeeën gewurgd werd toen hij de offers aan God kwam wijden met gebed en reukwerk, is de oude ark in verval geraakt en de geest des Heren verdwenen. Weliswaar heeft men een nieuwe ark vervaardigd, maar de geest des Heren keert daar nooit meer in terug; maar wel woont daar de geest van leugen, bedrog, afgunst,jaloezie en laster, hoogmoed en boosaardige heerszucht.
Hoofdstuk 130: Gabriëls getuigenis over Maria (19.2.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar bij de Samaritanen, over wie door de tempel vele duizenden van de afschuwelijkste banvloeken zijn uitgesproken, woont de geest des Heren, zoals nu duidelijk gebleken is, en die zal hen niet verlaten zolang ze blijven zoals ze nu zijn. Ik heb zelf vroeger geen vrede met hen kunnen vinden, omdat ze zich van de tempel hebben losgemaakt; maar van nu af aan wil ik hen tot mijn vrienden rekenen, en hun Gerizim staat hoog boven de tempel van Salomo.'
Hoofdstuk 130: Gabriëls getuigenis over Maria (19.2.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  454 - 455 - 456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479  ...