Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 468 van 1166

...  456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481  ...
[14] De waard zei: 'Ik heb mijn dienaren al een teken gegeven, en alles zal er geheel volgens uw wens weldra zijn!'
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu merkte de waard de hem maar al te goed bekende blinde bedelaar aan Mijn zijde op en zag, dat hij nu kon zien.
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Dat is zo mijn mening. Maar jij kunt nu nog meer brood en wijn laten halen; want ik zie dat de gasten wat er op tafel gezet is weldra op zullen hebben!'
Hoofdstuk 170: De waard vraagt naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Daarop zei de waard: 'Heer en meester, dat u een soort alwetendheid bezit, heb ik direct aan het begin al gemerkt; maar ik heb al vaker met dergelijke orakelachtige mensen te maken gehad, die mij ook dingen onthuld hebben, die alleen ik en de goden konden weten, en daarom verbaast uw helderziende vermogen mij niet zo erg, omdat dat, zoals gezegd, al vaker voorgekomen is. Maar de genezing van de blinde is iets heel anders; dat is bij mijn weten nog nooit voorgekomen en ook nog nooit gehoord! Daaruit kan ik voor mijzelf al wel dezelfde conclusie trekken, als eerder al die burger uit Jericho, en ik kan de woorden van één van onze oude wijzen hier heel goed toepassen.
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Als u degene bent voor wie ik en mijn buurman u houden, dan is uw alwetendheid meer dan goed verklaarbaar, en dan zult u ook vast en zeker kunnen zeggen waar mijn oudste zoon zich nu bevindt, hoe het met hem gaat en wat hij doet; want ik zou dat nu des te meer en heel zeker willen weten, omdat er nu al twee jaar verlopen zijn, zonder dat ik een bericht van hemzelf of van iemand anders over hem ontvangen heb. Als u mij dat genoegen kunt en wilt doen, dan zullen u en al uw metgezellen drie volle dagen in mijn huis op de meest voortreffelijke wijze gratis verzorgd worden!'
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Goed, zo mag Ik het horen! Kijk, jij hebt grote schatten en rijkdommen, die jij niet hebt verworven op een manier die in Mijn ogen de enig juiste is! De wetten van de wereldse rechters kunnen je weliswaar niet veroordelen, omdat jij je heel goed kunt rechtvaardigen volgens de letterlijke strekking ervan, die door jullie rechtsgeleerden echter ook heel verschillend geïnterpreteerd kan worden; maar voor Mijn rechterstoel zou jij met al je rechtvaardigingen niet staande blijven!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Mijn wetten echter luiden: heb de ene, ware en levende God boven alles lief en je naasten en je medemensen als jezelf! Wat jij niet wilt dat zij jou zouden doen, doe dat hun ook niet; maar wat jij zou willen dat je medemensen jou zouden doen, doe dat hun ook!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Nu zei de waard: 'Heer en Meester, zowaar ik leef en zowaar als ik u nu ook beschouwen erken als degene die u volgens de voorspellingen van jullie profeten beslist bent, wil en zal ik de voorwaarden die u mij nu stelt vervullen; maar zeg mij nu hoe het met mijn oudste zoon gaat, die altijd mijn lieveling geweest is!'
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Geef de mens reeds vanaf zijn jeugd een goed licht, en leer hem de ware God en zichzelf kennen, dan zal hij niet gretig verlangen naar aardse schatten, maar naar de schatten des levens! Maar waar zijn de leraren, die in staat zouden zijn de mensen te tonen wat zij het meest nodig hebben? Daarom vraag ik u, beste Heer en meester: zend leraren met uw wijze van handelen onder de mensen, zodat zij door hen echte mensen worden!'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] En de vader leidde hem direct naar Mij en zei: 'Kijk, mijn geliefde zoon, deze man is de heer en de grote meester! Maar kijk ook eens naar onze oude, blinde bedelaar, die jij nog goed kent! De heer en meester heeft hem het licht in zijn ogen volledig teruggegeven en hij heeft zich daarvoor van geen ander middel bediend dan zijn woord en wil. Wat zegje daar nu van en wat denk je van zo'n mens?'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Als iemand jou erg bedrogen zou hebben, maar jij kon hem volgens de letterlijke inhoud van jullie wetten niets maken, omdat hij open met jou is omgegaan maar jouw zwakheid langs wettelijke weg wist te benutten en hij zou je met de gesloten handel, koop of verkoop voor duizend pond bedrogen hebben -wat voor jou des te vervelender was, omdat jij hem voor dat feit bij geen enkele rechter kon aanklagen, aangezien iedere rechter jou 'Volenti non fit iniuria'* (Latijn voor: Aan degene die het zo wil geschiedt geen onrecht.) ten antwoord gegeven zou hebben wat zou jij dan zeggen tegen degene die jou bedrogen had, als hij naar jou toe zou komen en zeggen: 'Vriend, ik ben in al mijn doen en laten weliswaar door de wet beschermd, en jij kunt mij niets maken -maar ik ben een goed mens geworden en ben nu gekomen om jou alles te vergoeden waarin ik je ooit bedrogen heb!', en vervolgens zou hij jou de duizend pond teruggeven en bovendien nog de rente betalen, die jouw duizend pond opgebracht zouden hebben als jij die bezeten zou hebben? Zeg Mij, wat zou jij van een dergelijke handelwijze vinden?'
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Terwijl iedereen nu hals over kop druk bezig was, kwam de waard weer naar Mij toe, bedankte Mij nogmaals voor het bericht en zei heel vriendelijk: 'Heer en meester, ik ben de tweede blinde, die u nu ook ziende hebt gemaakt; want ik begin nu de grote schatten te zien die boven alles verheven zijn, en goed te begrijpen dat in u mijn huis het grootste heil ten deel is gevallen. Ja, wanneer men deze schatten bekijkt met het hart en het verstand, dan ziet men wel hoe volkomen waardeloos alle aardse schatten zijn, en hoe leeg, hoe weerzinwekkend! Maar wat kan een mens, die reeds in de diepste nacht en in volslagen onwetendheid tegen wil en dank op deze wereld geboren is, eraan doen, dat hij het meest waardeloze als kostbaar beschouwt en zich dag en nacht afmat om grote hopen van dat aardse slijk te verzamelen?
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] De zoon keek een poosje met grote oplettendheid nu eens naar Mij en dan weer naar de bedelaar, die nu weer helemaal ziende was, en zei toen: 'Mijn geliefde vader, ik zal mij zeker niet vergissen, wanneer ik zeg dat dit de man moet zijn, over wie ik reeds in Griekenland, in Klein-Azië en zelfs langs de Aziatische oever van de grote Pontus* (* De Pontus was in de oudheid het n.o.deel van Klein-Azië: langs de Zwarte Zee. In 63 v.Chr. door Pompeius onder Romeins bewind gebracht.) veel buitengewoons gehoord heb. Ter wille van hem heb ik in Athene alles verkocht en trok ik naar Palestina, om mij hier te vestigen, hoofdzakelijk om persoonlijk met die grote wonderman kennis te maken - en kijk nu eens, degene die ik bovenal wilde zoeken, bevindt zich nu reeds vrijwel zeker in ons huis!
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] je weet, lieve vader, dat ik de afgelopen veertien jaar flink handel heb gedreven en daardoor ook grote rijkdommen heb verworven. Dat ik nu echter al meer dan twee jaar niets van mij heb kunnen laten horen, had als reden dat ik mijn handelszaken in Klein-Azië en over de hele Pontus dreef; daar had ik zoveel over de wonderman gehoord, dat ik al gauw het besluit heb genomen om al mijn handelszaken samen met de huizen en andere goederen aan een broer van deze lieve vrouw van mij te verkopen, hierheen te verhuizen en de beroemde man te leren kennen.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] In de afgelopen tijd, nauwelijks een half jaar geleden, deed ik zaken in Frygië met een zekere koning Abgarus van dat gebied, en ik vertelde hem toen ook veel van wat ik op mijn grote reizen over water en over land allemaal had meegemaakt. Onder andere kwamen wij toen ook te spreken over onze grote wonderman, en ik was niet weinig verbaasd toen die eerder genoemde koning mij over die man, over wie hij als een goddelijk wezen sprak, meer wist te vertellen dan ik hem, en hij mij zelfs op zijn erewoord verzekerde dat hij hem persoonlijk kende en zijn vriend was. Hij beschreef mij ook de gestalte en de kleding van de wonderman en dat komt precies overeen met wat ik nu aan deze ware godsman gezien heb. En dat bracht mij er zojuist dan ook toe om te zeggen dat hij heel zeker de man zal zijn, ter wille van wie ik gedaan heb wat ik je eerder vertelde.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  456 - 457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481  ...