Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 469 van 1088

...  457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482  ...
[3] Ik zei: 'Vragen staat vrij, maar antwoorden ook! Het ligt weliswaar niet altijd in Mijn orde om van tevoren te bepalen wat Ik ga doen, want alles hangt af van Degene die in Mij woont; en Ik, die nu ook slechts een mens van vlees en bloed ben en een onsterfelijke ziel heb, moet naar die Geest in Mij luisteren. Pas als Hij tegen Mij zegt: 'Ga hier of daar heen, doe dit of dat!', dan pas weten ook Mijn vlees en bloed het. Maar deze keer heeft de Vader in Mij al gesproken, en Ik weet wat Mij te doen staat en kan het jullie dan ook wel vertellen
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Toen Ik dat zei, stonden we allemaal op en gingen onmiddellijk naar Kisjonah's schepen, en hij instrueerde zijn aanwezige schippers wat ze moesten doen. Toen ze hoorden dat ze de baai met het riet moesten binnenvaren, haalden ze hun schouders op en gaven daarmee te kennen dat dat niet zou lukken.
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Ik zei: 'Wend het roer naar achteren, dan zullen we zien of een goede wind ons door het riet zal duwen!'
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Ook Kisjonah vroeg aan Mij: 'Heer en Meester, wat doen we nu in dit plaatsje, dat misschien allang door de bewoners is verlaten? Laten we weer in onze schepen stappen en terugvaren naar Jesaïra! Want wat moeten we hier doen?'
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Het gebeurde weldra zoals Ik had gezegd. Het duurde niet lang, of allen kwamen uit hun schuilplaats tevoorschijn, en Ik riep hen met luide stem naar Mij toe.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk, niet ver hier vandaan, in de richting van Caesarea Philippi, heeft dit Meer van Galilea een van zijn grootste inhammen, die echter met een groter schip nauwelijks te bevaren is; met kleinere bootjes kan men echter de tamelijk uitgestrekte oevers ervan bereiken, die jij nog niet kent. Op die oevers bevindt zich een klein vissersdorp, dicht tegen een steil gebergte aanleunend en de Griekse bewoners daarvan voeden zich meestal met vis en de melk van een paar geiten. Het eventuele overschot van hun vissen verkopen ze altijd in Caesarea Philippi en ze nemen in ruil daarvoor zout, brood en enkele gereedschappen die ze nodig hebben voor hun kleine huishouding en voor hun werk.
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[21] Ik zei: 'Enigszins kleingelovig zijn jullie allemaal nog! Als Ik niet geweten zou hebben dat de bewoners van dit plaatsje alleen vandaag allemaal thuis zijn -omdat ze gisteren een goede vangst hebben gedaan door toedoen van Mijn wil, die ze weliswaar niet kennen, en morgen een deel van de vissen naar de markt willen brengen in Caesarea Philippi, dat zich weer tamelijk goed hersteld heeft - dan zou Ik hen ook niet tevergeefs hebben opgezocht. Maar ze zijn thuis en we zouden hen ook in hun huizen hebben aangetroffen; maar toen ze onze schepen gewaar werden, hebben ze zich uit angst in allerijl in dat bos aan de noordkant heel goed verstopt, omdat ze er vast van overtuigd waren dat ze door iemand ontdekt en verraden waren en er nu schepen van Herodes aankwamen om hen te gronde te richten.
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ze herkenden allemaal direct Mijn stem en riepen: 'Dat is de grote Heiland uit Nazareth, vervuld van alle macht van Jehova! Laten we snel naar Hem toe gaan!'
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ze kwamen snel naar ons toe en begroetten Mij met plechtige, vriendelijke woorden die echt uit hun hart kwamen, en bedankten Mij voor alle weldaden die zij sinds Mijn eerste bezoek zo rijkelijk hadden genoten en nog voortdurend genoten. Daarop vroegen ze Mij of Ik ook verder aan hen en hun kinderen wilde denken, wat Ik hun ook toezegde, zolang zij gelovig en actief in Mijn leer zouden volharden.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Daarna wilden de bewoners ons op allerlei dingen onthalen; maar Ik zei tegen hen: 'Mijn beste vrienden, daarvoor zijn we niet hierheen gekomen, en we zullen ook weldra weer vertrekken voor de terugreis, omdat Ik in Jesaïra nog het een en ander af te handelen heb; maar Ik ben met Mijn leerlingen en vrienden nu naar jullie toe gekomen, omdat jullie Mijn leer heel trouw hebben bewaard en tot ware edelstenen van Mijn wil zijn geworden.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[16] Na dat bericht werden wij geruster, en we raadden de wacht aan om zich er nog nauwkeuriger van te overtuigen wie degenen waren die aan land gegaan waren. We ontvingen een nog beter bericht. Pas toen waagden wij het om zelf voor de dag te komen, hoorden toen Uw roep, die wij heel goed kennen, en haastten ons naar U, de Vader en Heer van al het bestaan en leven.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Ik zei: 'Ja, zo is het, en door deze ervaring zijn jullie nu weer veel wijzer geworden; maar maak je nu klaar om te vertrekken, leider, en vaar met ons mee naar Jesaïra!'
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Na deze woorden maakte de leider zich gereed, stapte in het schip waar Ik Mij met Mijn oude leerlingen en de andere drie vrienden bevond, en voer met ons mee naar Jesaïra. We kwamen snel en gemakkelijk in het genoemde dorp, waar al een goed bereid middagmaal op ons wachtte. Er waren slechts twee uur verstreken sinds de middag, en dus was het nog op de gewone tijd dat wij 's middags plachten te eten.
Hoofdstuk 148: Liefde, zachtmoedigheid en geduld zijn beter dan gerechtvaardigde ijver. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Onze leider was verbaasd over het mooie tarwebrood, en nog meer over de goede wijn en de uitstekend bereide edelvissen. Nadat we het maal tot ons hadden genomen, begaven we ons weer naar het ons reeds bekende terras, waar ook onze leider het zeer mooie uitzicht niet genoeg kon prijzen.
Hoofdstuk 148: Liefde, zachtmoedigheid en geduld zijn beter dan gerechtvaardigde ijver. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Maar in plaats daarvan heeft onze streek weer een andere goede eigenschap ten opzichte van deze. Hier wordt men beslist sneller naar de liefde voor de wereld getrokken dan in onze ware woestijn; en de liefde voor de wereld is niet geschikt om de goddelijke geest in de mens te wekken. Als die eenmaal gewekt is, dan schaadt ook de aanblik van zo'n omgeving als deze de mens natuurlijk niet meer!'
Hoofdstuk 148: Liefde, zachtmoedigheid en geduld zijn beter dan gerechtvaardigde ijver. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  457 - 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482  ...