17481 resultaten - Pagina 470 van 1166
... 458 - 459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 ...
[13] Maar Mozes heeft volgens de aanwijzingen van God aan alles wat op een ceremonie leek, steeds een dubbel doel verbonden: het ene was, dat de ceremonie symbolisch zoals een tekenschrift alles weergaf wat nu in Mijn tijd in volle werkelijkheid gebeurt en nog verder zal gebeuren; en ten tweede verbond hij er politieke doeleinden aan en ook andere, die zeer heilzaam waren voor het in stand houden van de lichamelijke gezondheid en voor deze streken der aarde. Hij schreefhun voor wat ze mochten eten en drinken, en hoe, wanneer en hoe vaak ze zich moesten wassen en reinigen, hoe hun woonhuizen gebouwd en ingericht moesten zijn en welke kleding de joden moesten dragen.Hoofdstuk 175: Doel en betekenis van de ceremoniën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] En zo kun jij nu dan ook een echte en in Mijn ogen wettige jood zijn zonder de besnijdenis en zonder ervoor te betalen. Want wie overdag wandelt, hoeft geen ochtendschemering te begroeten als noodzakelijk voor zijn leven, en wie van een boom reeds de geheel rijpe vrucht geplukt en wel voor zich heeft liggen, hoeft zich er toch ook echt niet meer om te bekommeren hoe de boom knoppen gezet en daarna gebloeid heeft, en of hij veel of weinig bladeren had. Want de vrucht is de hoofdzaak; als die er is, dan heeft al het voorafgaande geen waarde meer .
Hoofdstuk 175: Doel en betekenis van de ceremoniën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ja zie, mijn beste vriend, het is voor Mij niet moeilijk om met Mijn antwoord een volledig licht op deze vraag te laten schijnen, maar voor jou zal het toch wel moeilijk zijn om dat licht in het gegeven antwoord ook duidelijk te begrijpen! Maar laten we het proberen!
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Hierop bedankten de waard en zijn zoon Mij nogmaals voor deze les, maar de waard zei tenslotte: 'Dat de mens alleen door de waarheld vrijgemaakt kan worden van iedere waan en begoocheling, is beslist een grote heilige waarheid op zichzelf; maar bij alle ons bekende volkeren hebben heel veel wijzen voortdurend naar de waarheid gevraagd, die ook ijverig gezocht en haar niet kunnen vinden, en nog niemand heeft als een geheel en al uitgemaakte zaak en voor de mensen begrijpelijk kunnen uitleggen, wat de waarheid is. En daarom zou ik nu zo graag van u, beste heer en meester, willen horen wat de waarheid nu uiteindelijk is; want u zult ons daar wel het best uitsluitsel over kunnen geven. Pas wanneer de mens weet wat de waarheid is, en hoe en waar hij die kan vinden, kan hij haar ook als richtsnoer voor zijn leven in zich opnemen en zich daardoor bevrijden van iedere waan en begoocheling. Wat is dus de volle waarheid, en hoe en waar vinden wij die?'
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Kado zei: '0 mijn beste Heiland, Heer en Meester! U hebt mij en ons allemaal nu grote dingen en waarheden verkondigd en met veellicht onthuld; de oude sluier van Isis is opgelicht, de Augiasstal in mij is van zijn oude vuil gereinigd en de Gordiaanse knoop is doorgehakt -en dat hebben we allemaal aan U te danken! Ik ben nu een ware Hercules geworden - echter niet degene die besluiteloos op de tweesprong stond, maar degene die vastbesloten de weg van de ware deugd opgegaan is en daarop ook tot aan het lichtende doel zal voortgaan.
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] Ik heb U gezocht, zoals U weet, en heb U ook gevonden, zij het ook in de nacht; maar dat is des te beter en heeft des te meer betekenis, aangezien ik U bij dag waarschijnlijk nooit ergens gevonden zou hebben, omdat het in mijzelf nacht en duister was. Maar nu is er in mij een geweldige ochtendschemering aangebroken, en het morgenrood zal volgen, en de zon zal zich ook boven de horizon van mijn leven verheffen! En ik geloof dat die daar nu al dichter bij is dan mijn ziel tot nu toe nog in staat is te vermoeden. Kortom, ik heb U, o beste Heer en Meester, gezocht en heb U dan ook gevonden; en aangezien ik nu van U gehoord heb hoe men God en in Hem de waarheid moet zoeken en ook vinden, zal mij ook dat lukken.
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] En als ik dit nu goed en helder overdenk, zegt er iets in mijn hart: 'Kado, je hebt alles al gevonden en zult verder niet veel meer hoeven te zoeken! ' Ik bedoel: U, o goede en beste Heer en Meester, en Hij, die ik nog moet zoeken, staan volgens het gevoel dat nu in mij ontwaakt is nagenoeg zonder twijfel op één en hetzelfde niveau, en wie U gezocht en ook gevonden heeft, heeft tevens Hem al gevonden, die hij nog moet zoeken. Want de tekenen die U doet, en de woorden die U spreekt, kan geen mens spreken en doen. Hier wil ik mee zeggen: Heer en Meester, U Zelf bent de waarheid, de weg, het licht en het leven! Wie U gevonden heeft, heeft alles al gevonden! -Heb ik nu onjuist geoordeeld?'
Hoofdstuk 176: Het wezen van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Ik zei: 'Mijn vriend, jouw vlees heeft je dit niet geopenbaard! Maar laten we het hier voorlopig niet meer over hebben; later zullen we er wel weer op terugkomen! Maar vertel ons nu, Kado, over een gebeurtenis die jou tweejaar geleden op Patmos overkomen is!'
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Twee jaar geleden, zo ongeveer in dit jaargetijde, bevond ik mij met mijn gezin en enkele dienaren op de beschreven plaats en had juist het grootste en beste deel van de goede oogst onder dak gebracht. En aangezien het na gedane arbeid goed rusten is, rustten wij dan ook op een mooie avond op het ruime bordes van ons torenhuis en keken vandaar naar de zee met haar golvenspel, de vissersboten die op de zee ronddobberden, waarvan er ook enkele met hun vangst stevig naar de oever roeiden, en zo was er bij de ondergaande zon nog veel bijzonders te bekijken, wat onze zee steeds in rijke mate oplevert.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Zo zaten wij heel vrolijk zo lang bij elkaar, tot de nacht zich met haar sterrengewaad helemaal over de zee en het land had uitgestrekt. De zee werd toen ook zo volkomen rustig, dat wij ver weg in haar rustige spiegel de sterren bijna net zo zuiver zagen stralen als ze aan het hoge en wijde firmament te zien waren. Omdat het nu wat koel begon te worden, ging mijn gezin het huis binnen; ikzelf bleef echter nog met een paar dienaren op het bordes en sprak met hen over allerlei zaken en bezigheden, die de volgende dag ons zou bieden.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Toen ik nog zo in gesprek was, maar intussen mijn blik toch over de wijde rustige vlakte van de zee liet dwalen, om te zien of er niet hier of daar iets te ontdekken viel waar men meer aandacht aan zou kunnen wijden, zag ik vanuit het oosten een sneeuwwit wolkje snel op ons eiland afkomen. En hoe dichterbij het kwam, des te helderder en groter werd het. Heel dicht bij het eiland werd het zo helder, dat de zee door het licht ervan in de wijde omtrek zo sterk verlicht was, dat men alles veel nauwkeuriger kon onderscheiden dan bij het licht van de volle maan.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Het wolkje stond echter maar een korte tijd stil; daarna begon het nogmaals te bewegen, het kwam recht op ons torenhuis af, wat mij en mijn beide dienaren geen aangenaam gevoel gaf, en wij achtten het raadzaam om zo snel mogelijk het huis in te vluchten en af te wachten wat er tenslotte allemaal nog uit dit verschijnsel zou voortkomen.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Een oude, trouwe dienaar van mijn huis, die heel vertrouwd was met de zee en de uiteenlopende verschijnselen daarvan, zei na lang nadenken: 'Daar schiet me iets te binnen! Een schipper uit Palestina, die hier aanlegde en wijn en zoet water in zijn schip laadde, heeft mij een jaar geleden verteld dat het nu in het rijk der joden leek alsof de oude god Zeus met alle andere goden de Olympus wilde verlaten en daar ergens zijn residentie wilde oprichten.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Toen mijn dienaar uitgesproken was, kregen wij moed en gingen naar buiten om ons wolkje te bekijken. Maar wij waren nog maar nauwelijks buiten, of het wolkje verhief zich en trok zich heel snel weer terug naar waar het vandaan gekomen was. Wij keken het wolkje net zo lang na, tot het in de verte helemaal uit onze ogen verdween. Daarop gingen wij nadenkend gestemd weer het huis binnen, aten welgemoed ons maal en begaven ons daarna spoedig te ruste.'
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Wij hadden nog maar nauwelijks de grote kamer bereikt, of het wolkje was al bij het torenhuis en verspreidde door zijn sterke straling een bijna daghelder licht in het hele huis, dat helemaal door het wolkje omhuld was. Wij waren met velen in huis, allemaal moedige en heel koelbloedige lieden, en toch durfde niemand naar buiten te gaan om te onderzoeken wat er toch aan de hand was met dat wonderlijke wolkje. Ja, nieuwsgierigheid en vooral mijn weetgierigheid spoorden ons aan om naar buiten te gaan en te onderzoeken hoe ver het wolkje zich over het huis uitgespreid had, maar toch konden wij onze vrees niet zover meester worden, dat wij onze nieuwsgierigheid en weetgierigheid hadden kunnen bevredigen.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)