Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 48 van 1037

...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...
[2] Petrus kijkt onderzoekend naar het met stormachtige hoge golven bedekte oppervlak van de zee en ziet maar al te gauw verscheidene scheepswrakken en een wat minder beschadigd heel schip, die allemaal, schip en wrakken, door de machtige golven als kaf door elkaar gegooid worden; ook ziet hij een paar mensen, die, zich vastklemmend aan losse wrakstukken, met hun laatste krachten proberen aan de oever te komen, en door de opeenvolgende golven voortdurend bedolven en bij tijden omhoog geslingerd worden.
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ja, ja, dat zeker', zeg Ik, 'maar er wonen op aarde nog veel mensen en volkeren, die het evangelie net zo nodig hebben als jullie, en zij zijn geschapen door de Vader, Die ook jullie geschapen heeft! Ondanks alle vervolgingen die ons nog wachten, moeten wij naar hen toe gaan en het goede bericht uit de hemel brengen! Zij zullen ons weliswaar ook vervolgen; maar in de loop der tijd zich toch bekeren en als lammeren in onze schapenstal hun intrek nemen!
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Terwijl Petrus een poosje naar deze taferelen kijkt, zegt hij tegen Mij: 'Heer, vergeef het mij; maar U weet dat ik nog steeds een zondig mens ben en U daarom met een echte oerdomme vraag lastig heb gevallen; maar nu is mij alles duidelijk! De slechte Farizeeën uit Jesaïra hebben in Jeruzalem hulp gehaald; tien schepen met Romeinse soldaten werden uitgerust om ons hier gevangen te nemen. Zij moesten over het water hierheen komen, omdat ze moeilijk over land hier naar Kis (dit is de naam van de plaats, die geheel aan Kisjonah toebehoorde) konden komen, en nu hebben ze voor hun moeite het welverdiende loon gekregen! Zij zullen ons wel niets meer doen, en zoals ik aan de richting van de golven zie, zullen de schepen die schipbreuk hebben geleden, met de wrakken naar Sibarah drijven waar veel rotsen zijn, waar het bij deze nooit gehoorde en nooit geziene woedende storm voor iemand heel moeilijk zal zijn het er levend af te brengen! Oh, dat is buitengewoon goed dat deze slechte overspelige soort eens in zo'n oordeel terechtgekomen is! Dit voorval zou er wel eens veel toe kunnen bijdragen de Farizeeën alle verdere moed te ontnemen om tegen U op te staan!'
Hoofdstuk 209: Het doel van de storm. (18.6.1852) In Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De volgende dag maakten wij, watje zou kunnen noemen, een uitstapje in een dal, dat precies tussen de beide bergketens in lag in de richting van Samaria, door welk dal tevens een hoofdweg naar Damascus liep en van daaruit verder naar alle kleine en grote plaatsen van Midden Azië, hetgeen dan ook de reden was dat de tol van Kisjonah in het plaatsje Kis een van de meest winstgevende van heel Galiléa was.
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen wij in Kana kwamen, en zowel Joden als Grieken Kisjonah die zij allen goed kenden, zagen, kwamen ze snel naar hem toegelopen: begroetten hem en vroegen hem geduld met hen te hebben, want zowel Joden als Grieken waren hem grote sommen geld schuldig.
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Als de bewoners van Kana dat horen, zijn ze zo uitermate verheugd, dat ze beslist willen weten, wie en waar deze heer is, die hen zo'n grote weldaad en genade heeft bewezen, want ze willen naar hem toe en hem danken en eren!
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Ik ben Zijn eeuwige gezondene en kwam nu naar jullie, om aan jullie en je kinderen dit evangelie te verkondigen!
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Na deze goede woorden gaan ze allemaal snel naar huis en brengen in aller ijl ongeveer tweehonderd zieken bij Mij.
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen de zieken, ten dele geleid, ten dele moeizaam op muildieren zittend en ten dele liggend op ziekbedden door mensen gedragen, in een halve kring om Mij heen opgesteld waren, kwamen de oudsten van deze plaats naar Mij toe en vroegen Mij:
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] U heeft nog niet eens naar de zieken gekeken en u was alleen maar met ons bezig, en alle zieken zijn nu beter! O zeg ons toch, hoe dat gebeurde!'
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan zegt de jonge Matthéus, de apostel die voordien tollenaar in Sibarah was, heimelijk tegen Mij: 'Heer, ik ken hem, het is een buitengewoon onaangenaam en vervelend mens! Die heeft altijd bij mijn tolkantoor onuitstaanbare moeilijkheden veroorzaakt iedere keer dat hij met allerlei koopwaar naar Kapérnaum of naar Nazareth trok. Ik erger me nog steeds aan hem en ik zou veel zin hebben, om hem wat onder handen te nemen.'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Toch is het nog een geluk, dat Hij naar het schijnt verscheidene leerlingen in Zijn kunst onderwezen heeft! Een leerling wordt wel zelden zo goed als zijn meester; maar met de juiste ijver kan hij toch wel iets van zijn meester geleerd hebben. En dat is dan toch altijd nog wel een heel voornaam iets, dat wij in hoge mate bij u aanwezig achten en daarom geloven wij, dat u --- maar wat is dat nu?! Terwijl wij alle moeite doen om aan te geven dat wij ons geloof baseren op het feit dat u een leerling van Jezus bent, staan ineens alle zieken op! De blinden zien, de lammen lopen, de stommen spreken, de melaatsen zijn rein! En er waren daarbij nog een paar met cholera, en een aantal dat met TBC besmet was, en ze zijn gezond! Ah, zo iets is toch sinds het ontstaan van de wereld nog nooit vertoond! Grote, almachtige God, hoe gebeurde dat? Heeft u ze allemaal genezen?! Of is er soms een engel in dit dal neergedaald en heeft die de zieken allemaal onzichtbaar aangeraakt en zo genezen? Hoe -hoe is dat nu toch gebeurd?
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Matthéus doet meteen een stap terug; maar Philopold herkende de tollenaar uit Sibarah en zei tegen hem: 'Nou, nou gierig tolbaasje, hoe komt het dat jij ook hier bent?! Hoe zal het nu met je tolboom gaan, nu je die met je katteogen niet naar alle windstreken kunt bewaken?! Je hoeft heus deze wonderdokter niet tegen mij op te hitsen; hij zal zelf wel weten wat hij moet doen als ik te stug voor hem ben. Maar jullie beiden konden op natuurlijke weg wel eens een harde noot aan mij te kraken hebben; want een stoïcijn is geen touw of draad, dat je maar willekeurig naar believen buigen kunt!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Philopold zegt: 'Wat is dat nu voor hersenschimmige wartaal?! Moet ik al ergens op een andere, mooiere en naar het schijnt betere wereld als vleselijk mens gewoond en geleefd hebben?! Nee, dat is toch wel een beetje al te sterk! Luister eens, zevende van rechts, die door de Nazareeër 'engel' genoemd wordt, hoe heet je dan, en hoe heet ik!'
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] 'Praat er maar niet meer over', zeg Ik, 'je zult je weldra kunnen overtuigen of er met hem iets is aan te vangen!' En Mij naar de stoïcijn Philopold wendend, zeg Ik: 'Denk je nu echt dat je vooraf met God, je schepper, geen contract afgesloten hebt en niets afweet van alle voorwaarden die je vaak genoeg onder ogen gebracht zijn en waar je op deze planeet niet buiten kunt? Weet dan, dwaas, dat dit al het twintigste hemellichaam is waarop je lichamelijk leeft; 1e totale lichamelijke ouderdom telt al zoveel aardse jaren dat dit pet getal van de fijnste zandkorrels in alle zeeën der aarde verre overtreft! Maar wat een, niet voor een lichamelijk levend mens in te denken, haast eindeloze tijdsduur bestond je al als zuivere geest in een volkomen bestaan en met het helderste zelfbewustzijn in de eindeloze ruimte, waar je in gezelschap van talloze andere geesten buitengewoon genoot van het krachtigste en ongebondenste leven!
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61  ...