Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 471 van 1088

...  459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484  ...
[18] De dienaren gingen dat tegen Marcus zeggen en tegen zijn vrouwen kinderen. Toen die dat hoorden ontstond er een groot gejuich onder hen, en allen haastten zich om zo snel mogelijk naar buiten naar Mij toe te komen.
Hoofdstuk 150: De reis van Kis naar Marcus bij Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Zowel heidenen als Joden hebben onze woorden geloofd; maar degenen die niet geloofden verlieten de inrichting zoals ze gekomen waren. En dat waren meestal Farizeeën uit Jeruzalem en ook uit vele andere plaatsen en streken. Ze geloofden niet wat wij hun toch geheel naar waarheid bekend maakten, scholden op wat wij predikten en ergerden zich, omdat zij niets te zeggen hadden over ons omdat wij Romeinen zijn, en verlieten de inrichting weer precies zoals ze gekomen waren.
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Ik heb voor deze mensen met name dit jaar weinig moeite meer gedaan; als ze kwamen nam ik ze helemaal niet meer op; en als ze naar de reden vroegen, zei ik tegen hen hetzelfde als mijn nieuwe dienaren bij Uw aankomst tegen U hebben gezegd, en dan moesten ze wel vertrekken.
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Ik zei:'Ik ben ook naar je toegekomen omdat Ik een paar dagen in jouw huis wil blijven. Maar maak Mij vandaag en morgen niet bekend bij de hier aanwezige gasten; als iemand Mij buiten jullie toedoen herkent, zal Ik hem wel te woord staan!
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] En zo ging er een paar uur als een paar zalige ogenblikken voorbij. in die tijd werd het maal bereid, naar de zeer ruime eetzaal gebracht en op de tafels gezet. We namen het direct tot ons, begaven ons daarna naar de reeds bekende heuvel en namen plaats op het nieuwe terras, dat de waard uit Jesaïra niet genoeg kon bewonderen en prijzen. Er was voor allemaal voldoende ruimte en voor nog tienmaal zoveel mensen als wij waren, en nog meer.
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] Wij bleven nog een heel uur na zonsondergang op de berg, en Mijn leerlingen vertelden Marcus veel over Mijn reizen, leringen en daden, en Marcus en alle anderen beleefden veel vreugde aan die verhalen. Toen de verhalen beëindigd waren begaven wij ons weer naar het huis, namen een klein avondmaal tot ons en begaven ons toen ter ruste.
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] Marcus zei: 'Je wilt hier zeker geen vreemde mensen ontmoeten! Maak je daar geen zorgen om! Kijk maar eens naar die heel grote, prachtige tuin daar beneden, hoe het daar wemelt van de kuurgasten! In de richting van het meer zie je verscheidene grote, prachtige terrassen met uitzicht op het meer, waar zich overal veel mensen bevinden. De gasten vermaken zich steeds in de tuin, en je zult maar zelden iemand buiten de tuin zien. En dit terras op deze werkelijk niet lage berg wordt ondanks het prachtige uitzicht dat men van hieruit naar alle kanten heeft, nog minder door de gasten bezocht; want als ze ziek aankomen, hebben ze geen zin om op deze berg te klimmen, en als ze genezen zijn, reizen ze liever direct naar huis. Daarom wordt deze plek maar zelden door vreemde gasten bezocht en dient dus alleen voor de vreugde van mij en de mijnen. Wij zijn hier dus heel veilig en zullen niet door onbekenden lastig gevallen worden.'
Hoofdstuk 151: Marcus doet verslag van de succesvolle genezingen in zijn bad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Enkele leerlingen vroegen aan Mij: 'Heer en Meester, sinds wij bij U zijn merken wij dat U steeds ruim een uur voor zonsopgang naar buiten gaat, ook 's winters, en net als wij mensen geniet van de verschijnselen in de natuur. Maar omdat U toch al alles aanschouwelijk kent wat niet alleen op en binnen deze aarde maar ook in de hele oneindigheid is en gebeurt, wat er was en gebeurd is en zal zijn en zal gebeuren, hebben wij er al vaak over nagedacht hoe het mogelijk is dat U toch nog welbehagen hebt in de dingen en verschijnselen op een maar heel klein plekje op deze aarde!'
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Als jullie nu goed begrepen hebben wat Ik jullie heb gezegd, blijf dan in dat licht, en vraag voortaan niet meer zo gemakkelijk naar dingen die jullie nu toch vanzelf duidelijk zouden moeten zijn. Als jullie dat goed hebben begrepen, handel er dan ook naar; want met begrijpen alleen kunnen jullie het ware rijk Gods in jezelf niet wakker roepen!'
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Nu kwamen er twee kuurgasten naar Mij toe en ze vroegen Marcus, die naast de waard stond, wie Ik was; want ze hadden Mij wijs horen spreken en hielden Mij voor een filosoof. - Het waren twee Grieken die de leer van Pythagoras aanhingen.
Hoofdstuk 152: De leerlingen vragen de Heer naar de reden van Zijn vreugde over natuur (27.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu begaven we ons weer naar buiten, en Ik had nog maar nauwelijks een voet over de drempel van de deur gezet, of daar bogen de twee Grieken direct diep voor Mij en vroegen Mij, of Ik hun toch iets meer over Mijzelf wilde meedelen.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] De twee Grieken zeiden: 'Meester, u hebt juist en naar waarheid gesproken, en wij hebben nu al, doordat u ons met een paar woorden haarscherp gekarakteriseerd hebt, heel duidelijk gezien dat u een buitengewoon heldere blik kunt werpen in het innerlijk van de mens, en zelfs voor de meest wereldwijze filosofen zou het erg moeilijk worden om tegenover u ook maar enigszins te veinzen. Maar aangezien wij dit al uit die weinige woorden hebben opgemaakt en daarom geen reden hebben om uw woorden niet te vertrouwen, kunt u, als u dat wilt, ons wel meer over uzelf meedelen; want een woord uit de mond van een werkelijk grote wijze is van meer belang voor het leven van vele duizendmaal duizend mensen dan alle schatten van de aarde, die hen aan het einde van hun dagen niet kunnen sterken en troosten.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei: ' Als jullie dat geloven, kom dan met ons mee naar het terras op de berg, dan zullen we daar verder met elkaar spreken!'
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] De twee Grieken zeiden: 'Meester, deze rotsachtige berg is weliswaar niet hoog, maar hij is erg steil, en er zijn goede longen en tamelijk gezonde voeten voor nodig om zonder forse inspanning het terras op de berg te bereiken. Wij zijn - de God van de Joden zij alle lof - in deze inrichting wel reeds op weg naar beterschap, maar met onze borst en met onze voeten wil het nog niet echt goed lukken, daarom zal het voor ons uiteindelijk toch een beetje moeilijk worden om het terras daar boven op de berg te bereiken. Zou u niet hier, waar het vlak is, slechts een korte tijd aan ons willen besteden, waarvoor wij u zeker naar ons vermogen dankbaar zouden zijn?'
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar als de ziel de vergankelijke materie van haar lichaam ook op hoge leeftijd door een of ander geheim geneesmiddel weer jong zou kunnen maken, zou ze andermaal heel genoeglijk in haar wandelende graf blijven rusten en zou ze zich niet om haar eigen leven bekommeren. Maar God heeft vanuit Zijn eeuwige liefde dit aardse leven, dat dient voor het beproeven van de vrije wil, juist zó ingericht dat de mens ouder, zwakker en vermoeider moet worden, en met name diegene die in zijn jeugd teveel aan de materie van deze tijdelijke wereld hing, opdat uiteindelijk ook zijn ziel, die zolang door de dood gevangen gehouden werd, zich kan oprichten naar het zekere, eeuwige leven.
Hoofdstuk 154: Het geestelijke zoeken van de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484  ...