Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 471 van 1490

...  459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484  ...
[5] De gloeiende draken geven de brandende begeerte aan, om alle schatten van deze aarde te willen bezitten. De op draken rijdende duivels zijn de kooplieden in hun wereldse gezindheid. De slangen om hun lichaam geven hun koopmanslist, slimheid en sluwheid weer. De doodskoppen duiden op de grote moordlust van zulke ware wereldse duivels. Want als het hun mogelijk zou zijn, dan zouden zij direct alle rijke mensen vermoorden om zich op de gemakkelijkste wijze in het volledige bezit van alle goederen en schatten van deze aarde te kunnen stellen. Omdat dat hier bij deze kooplieden het geval is en Ik wel weet dat jullie zelf vaak nog hoog opzien tegen zulke mensen, moest Ik hen voor de ogen van jullie ziel wel onthullen!
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Dat je ze niet in je herberg opneemt, daaraan doe je goed; maar de karavaan ook uit de hele plaats te weren zou onverstandig zijn! Want ten eerste staat de karavaan onder bescherming van de Romeinse wetten die voor alle handelslieden gelden en die hun vrije doortocht toestaan, en ten tweede zijn er ook in deze plaats veel mensen die vanwege hun innerlijke geaardheid geen haar beter zijn dan deze handelslieden en dus helemaal geen gevaar lopen slechter te worden dan zij allang zijn; en ten slot te als derde punt kunnen er zelfs bij deze Damascenen enige pogingen gedaan worden of hun gezindheid zich misschien voor een deel toch nog zou kunnen en willen veranderen. Want bij veel mensen, hoe slecht ze ook zijn, is op deze wereld altijd nog eerder en gemakkelijker verbetering mogelijk, dan later aan gene zijde voor de naakte ziel.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Kijk, daar wat achteraan staan de zeven mensen nog, die Ik in de oude hut van de rijke Barabe van de hongerdood heb gered! Zij stuurden hun naakte kinderen naar de burgers van deze plaats, opdat er toch maar iemand zich over hen zou ontfermen; maar daar vonden de kinderen alleen maar stenen harten. Als dat nu zo is, hoe kan het je dan verbazen dat Ik de burgers van dit dorp geen beter getuigenis kan geven! Als Ik je eens met je innerlijke oog de vooraanstaande mensen van Jeruzalem zou laten zien, - wat zou je dan wel zeggen?
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zeg jullie daarom: deze wereld lijkt in alles op de hel; alleen is zij hier verhuld voor de ogen van de mensen, zoals ook de hemel in woord en daad verhuld is. Daarom kan hier de hemel heilbrengend op de hel inwerken; maar waar beide onthuld zijn, gaat het inwerken slecht, of zelfs in de hoogste graad al helemaal niet meer. .
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Als wij hen echter, toen zij als ware duivels tot ons kwamen, meteen met onze macht verdreven zouden hebben, zouden zij nu zeker niet op het gelukkige standpunt staan waarop zij nu staan! En zie, zo staat het ook met de handelaren uit Damascus, die zich nu in deze plaats bevinden, maar er geen vermoeden van hebben dat zij Gods rijk zo nabij gekomen zijn! Wij zullen echter, als we bij hen zijn, al gauw een gelegenheid vinden hun daar iets van te laten merken, en dan zal wel blijken wat er verder nog gedaan kan worden.
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Maar nu zullen we dan, omdat de handelaren reeds voor het grootste deel een onderdak gevonden hebben, ook deze heuvel verlaten en eerst een uurtje naar jouw woonhuis gaan, en daarna pas naar de herberg om daar een avondmaal te gebruiken! Dan zal wel vanzelf blijken wat we kunnen doen.'
Hoofdstuk 170: De handelskaravaan uit Damascus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Na deze aanwijzing van Mij stond iedereen op, en we gingen vlug naar beneden naar het dorp, en wel naar het huis van Nikodemus, om het volgens zijn heimelijke wens te zegenen. Toen wij ons in zijn huis bevonden, hoorden wij al gauw een groot lawaai op het marktplein, en onze Agricola vroeg meteen op een dictatoriale driftige toon wat er buiten op de markt aan de hand was.
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Agricola zei: 'O Heer, ik dank U voor deze terechtwijzing! Ik zal er in het vervolg heel goed op letten; want dat opvliegende in zulke gevallen is en blijft nog steeds mijn voornaamste fout. Ik denk, o Heer, nu heel vaak aan het door U aangeprezen geduld, en ik wil mij dat dan ook helemaal eigen maken; maar wanneer ik zo opeens in verzoeking gebracht wordt, steekt meteen mijn oude zonde weer de kop op. Maar van nu af aan moet daar voor altijd een einde aan komen!'
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Kijk, deze volkeren zijn die mensen, die zich in de toekomst zich tot Mij zullen bekeren, zich Mijn woord eigen zullen maken en Mijn wil zullen doen; want Mijn woord toont immers de wegen tot het leven, en de bergpaden zijn Mijn door het woord aan de mensen meegedeelde wil, waarvan het strikt opvolgen beslist veel moeilijker is dan alleen maar het pure luisteren naar Mijn woord, zoals het ook beslist veel gemakkelijker is om op een brede en gladde weg te gaan, dan op smalle en vaak heel steile bergpaden.
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Hierop zei er één uit de groep van de Farizeeën, die op de Olijfberg bij Mij gekomen waren, en die een schriftgeleerde was: 'Heer en Meester, Uw uitleg van deze twee verzen was zo helder als de zon op de middag, en mij werd alles duidelijk en begrijpelijk; maar nu komt het vierde vers en dat luidt aldus:
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Kijk, zo is geestelijk gezien het vierde vers voor deze aarde te begrijpen, dat jij als schriftgeleerde zo erg onbegrijpelijk vond!
Hoofdstuk 172: De Heer legt de toekomstbeelden van Jesaja uit (Jes. 2, 1 -5) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Maar achter deze natuurlijk ware, geestelijke betekenis ligt nog een diepere puur geestelijke en hemelse betekenis verborgen, die jullie echter nu met je nog puur wereldse verstand niet kunnen begrijpen, en die ook niet in woorden is uit te drukken. Als jullie echter op de berg des Heren in het huis van God zullen zijn binnengegaan en dan uit dit huis van Jacob komen, zoals de profeet daarover spreekt in het korte vijfde vers, dan pas zullen jullie in het ware licht van de geest uit God wandelen. (Jes.2,5) Zeg nu eens of je dit alles nu beter begrijpt dan eerst!'
Hoofdstuk 172: De Heer legt de toekomstbeelden van Jesaja uit (Jes. 2, 1 -5) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Wie zijn de heidenen en wie de volkeren? - De heidenen zijn al diegenen die de enige, ware God niet kennen en in Zijn plaats dode afgoden en de mammon van deze wereld aanbidden en het meest vereren. Door zulke mensen wordt het jodendom aan alle kanten omringd, en waarheen jullie nu ook in de wereld willen gaan -naar de morgen, de middag of de avond -,jullie zullen niets dan allerlei verschillende heidenen aantreffen! Jullie weten echter, dat er nu van alle kanten van de wereld heidenen van hoge en lage stand en van dichtbij en van ver naar Mij zijn toegekomen. Zij hoorden Mijn woord en zagen Mijn tekenen, werden van geloof vervuld en namen Mijn leer aan, en Mijn woord richt en berecht nu onder hen, waardoor zij ophouden heidenen te zijn en overgaan tot het getal van de gezalfden van God en het getal van het ware volk van God.
Hoofdstuk 172: De Heer legt de toekomstbeelden van Jesaja uit (Jes. 2, 1 -5) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Zo heb ik zelf eens een geval meegemaakt van een arme familie die streng volgens de geboden van God leefde en die een heel klein stukje grond bezat; niet ver daarvandaan had een rijke en voor de wereld zeer aanzienlijke familie een groot grondbezit. Deze familie was hardvochtig en gaf nooit aan een arme een aalmoes, terwijl de arme familie altijd bereidwillig haar weinige brood met de andere armen deelde. Op een zwoele dag kwam er een zwaar onweer, en de bliksem trof de hut van de goede, arme familie, die zich op dat moment op een akker bevond en d.aar hun gerst binnenhaalde. De hut verbrandde natuurlijk met alles wat er zich in bevond zoals kleding, voedselvoorraden en het nodige huis en landbouwgereedschap. Hetzelfde onweer trok echter ook over de grote behuizing van de rijke, onbarmhartige familie; maar er sloeg geen vernietigende bliksem uit de wolken in het huis van de rijke eigenaar. Waarom werd dan hier de hardvochtige rijke ontzien en waarom niet liever de arme?
Hoofdstuk 173: Over de schijnbaar onrechtvaardige leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Is de mensheid op deze wijze binnen een aantal eeuwen voor het allergrootste deel zo slecht mogelijk geworden, dan komt natuurlijk wel het ene strafgericht na het andere; maar ik vind, dat die niet nodig zouden zijn als het geloof van de mensen niet zo vaak door bepaalde voorvallen te hard op de proef was gesteld.
Hoofdstuk 173: Over de schijnbaar onrechtvaardige leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  459 - 460 - 461 - 462 - 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484  ...