17481 resultaten - Pagina 475 van 1166
... 463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 ...
[20] Maar dat een mens door middel van een sterk en onwankelbaar geloof en een zeer vaste wil alles tot stand kan brengen, zelfs bergen verzetten, dat heb Ik jullie al verscheidene keren gezegd en getoond, en daarom zal dit verschijnsel voor jullie dus wel niet nieuw of vreemd geweest zijn. Maar het beste wat hier tijdens de zonsopgang door de Grieken gezegd is, waren de woorden van de oude dienaar van Kado; Ik zal hem daarom opwekken en hij zal spoedig een bekwame arbeider in Mijn wijngaard worden.'Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[21] Toen Mijn leerlingen dat van Mij gehoord hadden, waren ze tevreden gesteld en vroegen op de heuvel verder niets meer .
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Toen zei de Griek: 'In onze oude boeken staat geschreven dat de zwakke mensen de goden niet moeten verzoeken! Maar toch heb ik nu de enig ware God verzocht en het was dan ook volkomen terecht dat ik mijn dwaasheid in de lucht duur bekocht heb. Voor de mens, die niet zo gebouwd is als de vogels en de lucht niet kan beheersen, is het iets verschrikkelijks als hij van iedere vaste steun verstoken is en de wind geen verschil meer maakt tussen hem en een donsveertje, zoals jullie bij mij gemerkt hebben. O Heer en Meester, ik dank U dat U mij weer op de lieve, vaste aarde hebt geholpen! Laat die lieve vogels in de lucht genieten wat ze kunnen en willen; in mij zal nooit meer de begeerte ontwaken om mij ooit weer in de vrije lucht te bevinden en het genoegen van het vliegen met de vogels te delen. Laten we dus maar op de vaste aardbodem blijven, die ons draagt en voedt!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[19] Ik zei: 'Toen was enkel Mijn wil werkzaam; maar tegen de vliegzuchtige Griek zei Ik: 'Geloof en wil zelf, dan zal je gebeuren watje gelooft en wilt! ' En kijk, de Griek geloofde zonder enige twijfel en wilde het ook echt, en zo hebben zijn geloof en zijn wil hem de lucht in getild en niet Mijn wil! Maar toen hij zich zonder enige steun vrij in de lucht bevond, werd hij weldra bang en dacht hij er niet aan dat hij door middel van zijn geloof en zijn wil weer terug naar de aarde had kunnen komen; toen pas wilde Ik dat de wind hem weer hierheen zou dragen, waar Ik hem vervolgens zei wat hij moest doen om weer op de aarde terug te komen. Hij zou zichzelf door zijn geloof ook in de lucht rechtop hebben kunnen houden en de wind kunnen gebieden, zoals bepaalde mensen ver in het hoogland van India ook heel goed kunnen op momenten van buitengewone geestvervoering; maar dergelijke dingen hebben geen waarde voor de ziel van de mens.
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Daar namen de vreemdelingen genoegen mee, verlieten de burcht en begaven zich naar de herbergen. De Essenen zelf haastten zich daarna naar de herberg waar Ik Mij bevond, en toen ze Mij in het oog kregen, brak er een luid en blij gejuich onder hen uit. Zij konden Mij niet genoeg bedanken dat Ik naar hen toe was gekomen, zoals Ik beloofd had, en vroegen Mij om samen met al Mijn leerlingen met hen naar de burcht te willen gaan.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar Ik zei: 'Waar Ik eenmaal Mijn intrek heb genomen, daar blijf Ik ook! Blijven jullie liever hier bij Mij -dat zal heilzamer voor jullie zijn! Maar in de burcht zal Ik zal noch vandaag noch morgen komen. Wat Ik voor jullie zal doen, zal Ik hier openlijk voor de ogen en oren van iedereen doen; want allen moeten het grote getuigenis van God uit Mijn mond horen!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] Toen werd het direct heel bedrijvig in de herberg en weldra bevonden zich op onze tafel zeer kostelijk bereide vissen en ook andere spijzen. Ikzelf nam alleen maar wat van de vissen; maar Mijn leerlingen namen ook nog andere spijzen tot zich, evenals de Essenen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Er werd aan tafel veel gepraat over allerlei goede dingen en voorvallen, zowel van de kant van Mijn leerlingen als van de Essenen. Ik sprak echter weinig, omdat Ik Mij niet voortijdig te duidelijk bekend wilde maken tegenover de waard, zijn personeel en ook tegenover enkele vreemdelingen, die uit nieuwsgierigheid onze eetkamer binnenkwamen.
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[24] De jongen zei: 'O goede heer, toen ik een poosje naar u keek, begon het als het ware te gloeien in mijn hart en ik hoorde een stem in mij die zei: 'Alleen deze man kan jou helpen!' Daarop vatte ik dan ook de moed om mij direct tot u te richten en u te vragen mij te helpen. Want ik geloof vast dat alleen u mij, arme, kunt helpen!'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Maar van louter dankbaarheid wist hij niet wat te doen; hij liep op Mij toe en zei met tranen van dankbaarheid in zijn ogen (de genezene): 'O ware en machtige wonderheiland! Dat kan toch helemaal niet, dat ik u pas morgen moet bedanken voor de weldaad die u mij nu bewezen hebt! Of degenen die hier aanwezig zijn nu wel of niet een oploop veroorzaken, mijn hart gebiedt mij nu om u openlijk van gans er harte te bedanken, omdat u mij zo heel plotseling hebt genezen.'
Hoofdstuk 192: In de herberg in Essea (3.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Ik zei: 'Luister, nieuwsgierige Arabier, voor Mij is geen ding onmogelijk, en wat Ik heb, dat heb Ik van Mijn vader in de hemel! Maar deze Vader kent niemand dan alleen Ik, en ook niemand kent Mij zo volkomen als Mijn Vader Mij kent! - Stel je daar tevreden mee en vraag Mij verder niets meer, want jij en jouw stam zijn nog ver verwijderd van het rijk Gods! Jullie hemel bestaat immers uit jullie vrouwen en slavinnen; en wie zulke hemelen als de hemel prijzen, zijn nog ver van Mij en Mijn vader!'
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Aangezien Ik met alle mensen in volle ernst het goede voor heb, zonder hun vrije wil in te perken, kan Ik met hen Mijn tijd niet verdoen en grappen maken, maar alleen ernstig met hen omgaan en hun door onderricht en daden getrouwen waarachtig de wegen tonen, waarlangs zij tot het eeuwige en ware leven van hun ziel kunnen komen, als zij dat willen.
Hoofdstuk 193: Over de ernst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Wie zijn medemensen onderwijst, laat die hen niet alleen met wijze woorden en mooie volzinnen onderrichten, zoals ook de Farizeeën en andere valse profeten doen, maar veeleer door zijn daden en werken; dan zal hij zijn medemensen tot ware en levende navolging bewegen! Maar als hij zo of zo leert, maar zelf in strijd met zijn leer handelt, lijkt hij op een wolf in schaapskleren, die de kortzichtige en lichtgelovige schapen alleen maar om zich heen verzamelt en hun wijze lessen geeft, om hen tot een gewillige prooi voor zijn muil te maken.
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Zal het zo'n wolf van een leraar dan van enig nut zijn, als hij heimelijk zijn onrecht inziet en tegen God zegt: 'Heer, vergeef mij mijn zonden; want ik heb vaak gezondigd tegenover Uw schapen! ' , maar toch de oude wolf blijft? O, dit bidden en smeken zal hem absoluut niet van nut zijn; want hij is immers nog de oude wolf! Hij dient de wolf helemaal af te leggen en een lam te worden; dan heeft hij zichzelf zijn zonden vergeven, en dan zullen ze hem in de hemel vergeven zijn!
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Als jullie de mensen in het vervolg dus werkelijk willen helpen, leer hun dan vooral hoe zij zichzelf moeten helpen; want als er geen serieuze zelfhulp aan voorafgaat is er ook geen hulp van God mogelijk! In het bijzonder geldt dat voor de ziel van de mens, die door allerlei zonden zwak en ziek is geworden en dikwijls al helemaal dood is; krachtens haar vrije wil en goede verstand is die ziel wat God betreft op zichzelf aangewezen en moet ze zichzelf reinigen van alle slakken van de materie en het gericht daarvan, zodat zij daarna ook door de geest gereinigd en gesterkt kan worden.
Hoofdstuk 194: De juiste vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)