Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 475 van 1088

...  463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488  ...
[6] Ik zei: ' Al kwam Ik dan ook niet met Mijn lichaam naar jullie toe, dan ben Ik toch met Mijn liefde naar jullie toegekomen en heb diegenen geholpen die zich in geloof en vol vertrouwen tot Mij hebben gewend, en zo ben Ik de belofte die Ik jullie heb gedaan nagekomen.
Hoofdstuk 165: De genezenen komen bij de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Toen jullie Mij later allemaal luid toejuichten, kwam er weer een blinde Jood naar jullie toe, die in Kapernaüm een rijke koopman en geldwisselaar is, en toen de rechter hem het juiste antwoord had gegeven en hij daardoor merkte voor wie dat gejuich bedoeld was, keerde ook hij jullie de rug toe en verliet jullie. Maar als hij jullie heeft verlaten, die met Mijn geest vervuld waren, dan heeft ook hij Mij verlaten; wie Mij echter verlaat, die verlaat Ik ook net zolang totdat hij zich berouwvol en gelovig naar Mij toekeert.'
Hoofdstuk 165: De genezenen komen bij de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Wie naar jullie zal luisteren, zal ook naar Mij luisteren, en Ik zal barmhartig zijn voor hem; en als jullie een zieke, die zich aan Mij houdt, in Mijn naam de handen opleggen, zal het beter met hem gaan.
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Als jullie in Mijn naam bij iemand komen, en hij luistert goed naar jullie en gelooft ook wat jullie hem over Mij vertellen, maar hij zegt na Mijn leer te hebben aangenomen niet tegen jullie: 'Blijf bij mij, beste vrienden, en eet samen met mij!', blijf daar dan niet! Want bij wie heeft en tegenover jullie karig is, terwijl jullie niet karig zijn geweest met Mijn woord, dat het hoogste goed is voor het leven van zijn ziel, daar zal Ik ook karig zijn met Mijn zegen; want het geloof in Mij wordt levend en werkzaam door de werken der liefde.
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Aangezien Ik jullie nu in deze belangrijke dingen onderwezen heb, zullen we nu weer van tafel opstaan en ons naar buiten begeven, naar onze berg; daar zal jullie nog veel getoond en gegeven worden.'
Hoofdstuk 166: De Heer geeft gedragsregels voor de gelovigen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De Romein zei: 'Werkelijk, zo'n heerlijk landschap naar alle kanten heb ik nog nooit gezien! Als men op deze aarde altijd jong, krachtig en gezond zou blijven en van het nodige voorzien zou zijn, zou men aan zo'n omgeving ook een eeuwige vreugde kunnen beleven.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Als jouw ziel nu, met alle beperkingen van haar leven, door jouw lichaam de mooie landschappen van deze aarde ziet en daar reeds bij de aanblik van de meest uiterlijke vorm echte vreugde over voelt, zal ze een nog grotere vreugde en heerlijkheid voelen als ze met haar meer helderde gezichtsvermogen niet enkel de buitenste schors van de wezens en dingen, maar het gehele innerlijk in zijn wonderbaarlijke verbinding, werking en betekenis ervan zal kunnen aanschouwen, beoordelen en begrijpen.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Dat een natuurlijk mens, zoals jij er nu nog een bent -hoewel je nu de Heer en Meester van al het bestaan en leven met je ogen kunt aanschouwen en met je oren kunt horen -bij de aanblik van een prachtige omgeving weemoedig gestemd raakt, omdat het gevoel van zijn vergankelijkheid ontwaakt, is alleen maar heel heilzaam voor zijn ziel; want dat gevoel is de onsterfelijke geest uit Mij in de ziel van ieder mens, zonder welke ze geen leven zou bezitten. Die geest roept de ziel toe: 'Heb de wereld niet lief omwille van haar uiterlijke bekoorlijkheden; want ze zijn allemaal onderworpen aan de dood en de vergankelijkheid! Verman je, en wend je begerige oog af van datgene wat op zichzelf niets is. Keer je in plaats daarvan naar binnen in je diepste innerlijk, in Mij,jouw ware bestaan en eeuwig leven, dan zul je niet alleen de dode, buitenste schors van de dingen en wezens aanschouwen en herkennen, maar bij uitstek datgene wat er in hen is en werkzaam is, en hoe en waarom, en met welk einddoel! ,
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Als die domme tovenaar uit Nazareth, aan wie jouw domheid goddelijke eer bewijst, niet met zijn kunst achter je stond, zou je onnozelheid je duur te staan komen. Maar uitstel is geen afstel! Als je je vleeszak verlaat en naar ons toekomt, zul je het loon voor die stommiteit wel krijgen!'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Helemaal opgeblazen van hoogmoed zei de geest: 'Weet, stommeling, dat uit het gewone volk nooit een keizer voortkomt; want het volk is er alleen maar om aldoor in het zweet van zijn aangezicht voor ons te werken en te vechten, opdat alle roem en alle luxe ons alleen en onbetwistbaar ten deel valt! Wij geven wetten ten behoeve van onszelf, en het volk moet die onder dreiging van de strengste bestraffing opvolgen. Wie van het gewone volk het zou wagen ook maar één verkeerd woord tegen ons te uiten, wordt als hoogverrader met de dood bestraft; want wij hebben als enigen het recht om alles neer te maaien wat ons ook maar in het minst stoort. Wij kunnen ook het gewone, aan ons dienstbare volk naar believen vermoorden, en geen enkele wijze heeft het recht ons te vragen of dat terecht of onterecht is; want alleen wat wij willen en doen is goed, alles wat daar tegenin gaat is een strafbare misdaad!'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Hierna sprak de Romein alleen verder: 'Ik heb mijn vader onmiddellijk herkend; want hij was dezelfde meer dan trotse Romein, die hij tijdens zijn lichamelijk leven was. Wie geen patriciër was, gold bij hem minder dan een rondzwervende hond, en ik, die wat mijn lichaam betreft zwakkelijk was en dus ongeschikt voor de bij hem boven alles verheven krijgsdienst, was niet zijn lieveling. Maar toch moest ik iets worden waar het hele volk voor moest beven, en daarom werd ik in het steeds tot opstand geneigde Azië geplaatst met de opdracht om als opperrechter met uiterste strengheid tegen de overtreders van de wet op te treden -wat ik als min of meer lijdende mens, toch niet deed; want ik dacht bij mijzelf 'Jullie zijn toch ook mensen als ik, ondanks de ongeremde hoogmoed van mijn verwanten, en jullie worden steeds maar weer opnieuw gekweld. Ik wil wel naar recht en billijkheid oordelen; maar met tirannieke gestrengheid zullen jullie door mij niet gekweld worden!' En daarom was ik bij de opperstadhouder steeds geliefd.
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] Toen mijn vader nog een burger van deze wereld was en eens naar Tyrus kwam, vroeg hij mij met zijn krijsende, heerszuchtige stem hoeveel mensen er door mijn strenge rechtspraak al onthoofd, en hoeveel er al gekruisigd waren. En ik gaf hem geheelovereenkomstig de waarheid ten antwoord: 'Tot nu toe nog niemand; want gelukkig was daar nog nooit een gegronde reden voor!'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[25] O Heer en Meester van alle bestaan en leven! Zal het met zo'n ziel eeuwig nooit beter gaan? Zal ze nooit meer een beter inzicht krijgen -en het volk van zielen, dat zich naar hem richt, evenmin?'
Hoofdstuk 169: De Romein in gesprek met zijn gestorven vader - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Omdat de boze geesten die jullie zagen, samen met nog vele anderen die volkomen aan hen gelijk zijn, nauwelijks het kleinste vonkje van het licht der volle waarheid in zich hebben en dus ook van hetgeen zich naar volle waarheid buiten hen bevindt niets kunnen zien en waarnemen -zoals ook iemand die diep slaapt niets ziet en waarneemt van wat er in de werkelijkheid om hem heen is -zien ze in hun innerlijke, uiterst zwakke bedrieglijke licht alleen datgene wat hun fantasie, die uit hun boosaardige eigenliefde voortkomt, schept met behulp van de herinnering die in hun bewustzijn is blijven hangen.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Zo'n vereniging moet dikwijls, al naargelang de kracht van zijn boosaardige eigenliefde, tot in de diepste grond van het rijk van het kwaad wegzinken en zichzelf gewoonweg vernietigen en als het ware te gronde richten; pas daarna is er een kleine mogelijkheid aanwezig om langzamerhand weer steeds meer naar het licht der waarheid op te stijgen.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  463 - 464 - 465 - 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488  ...