Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 478 van 1088

...  466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491  ...
[10] Toen Rafaël klaar was met zijn voordrachten, waarbij hij ook de verhouding van de aarde en de maan tot de zon, de daarbij voorkomende verschijnselen alsook de overige planeten en vaste sterren aan de leerlingen verklaarde, zei de Romein tegen Mij: 'O Heer en Meester, nu is er voor mij weer een nieuw licht opgegaan! Onze uiterst onjuiste en totaal verkeerde opvattingen over onze aarde, de maan, de zon, de planeten, kometen, vaste sterren en alle andere verschijnselen aan de hemel hebben de mensen beslist in het diepste, meest blinde en zinloze bijgeloof moeten storten! Wie had hen daar ooit van kunnen bevrijden, als Uzelf niet met Uw dienaren uit de hemelen naar ons was afgedaald en ons de ware, wonderbaarlijke hoedanigheid van deze grote dingen van U had getoond? Hebben de mensen in de oertijd dan niets van al die dingen geweten? En als ze er iets van hebben geweten, dan vraag je je af hoe ze ooit van een zó lichtende waarheid tot het allerduisterste en domste bijgeloof hebben kunnen vervallen.'
Hoofdstuk 183: Het onderricht van Rafaël (12.5.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Wie met weinig moeite een valse van een ware, door Mij geroepen profeet en leraar wil onderscheiden, moet naar zijn werken kijken!
Hoofdstuk 185: Over valse en ware profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Jullie zijn nu het zout, de beste specerij, onder de mensen op deze aarde. Als jullie niet lui en lauw worden, zal het met de geestelijke spijzen goed lopen en zullen de mensen daar gretig naar verlangen; maar als jullie, die het zout zijn, bedorven raken en slecht van smaak worden, waarmee moet de geestelijke kost voor de mensen dan gezouten worden?
Hoofdstuk 185: Over valse en ware profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Maar Ik zei: 'Wie van jullie nu naar beneden wil gaan om zich met aardse spijs en drank te versterken, kan nu gaan en zijn lichaam tevreden stellen; Ikzelf zal vandaag echter tot vanavond op deze berg blijven. Wie bij Mij wil blijven, zal ook geen honger of dorst lijden!
Hoofdstuk 186: De genezing van de zieken uit Joppe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ze hebben zich weer tot de twee leerlingen gewend, met de vraag of die hen weer wilden genezen. Maar de leerlingen hebben gezegd: 'Ook al genezen wij jullie weer in naam van de Heer, jullie zullen toch weer opnieuw zondigen; daarom zeggen wij jullie: doe eerst echt boete, en als de Heer ziet dat jullie je leven ernstig en voorgoed hebben gebeterd, zal Hijzelf jullie wel helpen! Sta op en wandel vol berouw, geloof en vertrouwen naar de wonderbron aan het Meer van Galilea, die de Heer Zelf daar heeft geplaatst en gezegend, dan zullen jullie daar genezing vinden; laat de voetreis, die een zware opgave voor jullie is, een boetedoening voor jullie zijn!'
Hoofdstuk 186: De genezing van de zieken uit Joppe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[15] De naar beneden gestuurde dienaar zei tegen de arme gasten, die aan land waren gestapt, dat ze zo goed en kwaad als het ging buiten aan de tafels plaats moesten nemen, en liet direct de voor ons uitstekend klaargemaakte spijzen in overvloed op hun tafels zetten.
Hoofdstuk 186: De genezing van de zieken uit Joppe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop stonden de genezenen op van hun tafels, liepen naar het meer en vertelden alles wat hun overkomen was aan de nog aanwezige schippers.
Hoofdstuk 188: De genezenen en hun schippers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Waarlijk, het strekt jullie niet erg tot eer als wij als gewezen heidenen het licht, dat tot jullie is gekomen, eerder naar volle waarheid herkennen dan jullie, die volgens jullie Schrift een voor dat licht uitverkoren volk zijn!'
Hoofdstuk 189: De genezen visser bewijst de schippers de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Op deze woorden van de visser zeiden de schippers verder niets meer; want ze zagen in dat de visser bedrevener was in de Schrift dan zij, en ze wilden niet aan een woordenstrijd met hem beginnen. Maar tegelijkertijd begonnen ze onder elkaar na te denken en te zeggen, dat de visser uiteindelijk toch wel eens gelijk zou kunnen hebben, en daarbij werden sommigen van hen geloviger dan ze voorheen waren. Spoedig daarna maakten ze hun schepen los en voeren terug naar Tiberias, met de belofte dat ze de veertig genezen inwoners van Joppe hier over een paar dagen zouden ophalen, als zij dat wilden.
Hoofdstuk 189: De genezen visser bewijst de schippers de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar dezen (de genezenen) zeiden:'Wij danken jullie nu voor je goede wil; maar wij zullen een andere weg naar huis nemen!'
Hoofdstuk 189: De genezen visser bewijst de schippers de goddelijkheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Onze inwoners van Joppe bekeken de oever van het meer en spraken voortdurend over Mij. Ze bekeken ook het badhuis en verbaasden zich buitengewoon over de vele grote, zeer doelmatig ingerichte ruimten en de reinheid ervan; ze bekeken ook de hele grote tuin en roemden de eigenaar van het bad, de bouwmeester en de tuinman, die dat eens gemaakt moesten hebben. Ze vroegen ook aan deze en gene bediende van het badhuis hoelang die prachtige inrichting al bestond, wie de bouwmeester ervan was en waar hij vandaan kwam.
Hoofdstuk 190: De arts vraagt naar het manna in de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarop zei een genezene: 'Daar hebben jullie volgens jullie voorstellingen en kennis werkelijk helemaal gelijk in; maar wij zijn dit in onszelf wat anders gaan zien, en ik geloof niet dat wij ons vergissen. Die man, aan wie volgens jullie opvatting God zo'n grote macht heeft verleend, waarom jullie Hem als jullie God willen loven, schijnt de Heer Zelf in Zijn huis te zijn en met Zijn macht kan Hij geheel en al beschikken zoals Hijzelf wil, en de God, die jullie ter wille van die man willen loven en prijzen, schijnt in alle volheid in Hemzelf te wonen! Want afgaande op wat wij geheel naar waarheid van Zijn twee naar Joppe uitgezonden leerlingen hebben gehoord, spreekt Hij absoluut niet op de manier zoals vroeger de verschillende profeten tot het volk hebben gesproken -want die zeiden altijd: 'Luister, volk!' of 'Luister, koning, of jij, of jij! -Zo spreekt de Heer!', en dan pas sprak de geest van de Heer uit de mond van de profeet -maar Hij zegt: 'Ikzelf zeg jullie, en Ik wil het!'
Hoofdstuk 188: De genezenen en hun schippers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Toen het veertigtal in de tuin tot bijna tegen de avond alles had bekeken en zich erg verwonderd had, gingen ze weer naar buiten en overlegden met elkaar waar ze zouden overnachten; en toen ze op de berg verscheidene tenten en een groot, overdekt terras dat aan een tempel deed denken, in het oog kregen, vroegen ze aan een dienaar, die zich in hun buurt bevond, of zij in de tenten op de berg de nacht mochten doorbrengen, aangezien zij arme mensen waren.
Hoofdstuk 190: De arts vraagt naar het manna in de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Maar de dienaar zei: ' Als het tijd wordt voor de nachtrust, zullen jullie dat net als iedere andere gast mogen; heb nu echter geduld tot de heren die al bijna de hele dag aangenaam op de berg doorbrengen, naar huis komen!'
Hoofdstuk 190: De arts vraagt naar het manna in de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Toen Rafaël klaar was met zijn verhaal en de zon al sterk naar de horizon begon te neigen, liep de arts uit Melita nogmaals naar Rafaël toe en zei: 'Voorname vriend, sinds mijn geest hier door de woorden van de Heer uit jouw mond steeds wakkerder en helderder wordt, komt alles wat ik ooit heb gedaan, gezien en in boeken gelezen zo levendig terug in mijn herinnering, dat ik nu in staat zou zijn om alle boeken van Mozes, de profeten en nog veel andere dingen uit de boeken van de Joden woord voor woord voor je op te zeggen; en daarbij stoot ik nu op iets eigenaardigs in de tijd dat de Israëlieten in de woestijn verbleven en zich moesten voeden met het manna, dat met uitzondering van de sabbat dagelijks rijkelijk uit de hemelen op de aarde viel.
Hoofdstuk 190: De arts vraagt naar het manna in de woestijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491  ...