Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 478 van 1490

...  466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491  ...
[15] Daarop zei Ik: 'Als jullie watje ziel betreft blind waren, zou er aan jullie geen zonde kleven; maar daar jullie jezelf het getuigenis geven dat je ziende bent, blijft jullie zonde aan je kleven, en daarmee het gericht en de eeuwige dood!' (Joh.9.41) Want Ik ben in deze wereld gekomen, door God gezonden als de waarheid, het licht en het leven. Wie aan Mij gelooft en naar Mijn woord handelt, zal het eeuwige leven in zich hebben en zal de dood niet zien, noch voelen.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] (N.B. Wat er vanaf nu in de tempel werd besproken is ten dele door de andere evangelieschrijvers opgeschreven, maar niet in de juiste volgorde, waarom men hun aantekeningen ook onharmonisch noemde. En Johannes tekende het verdere verloop niet op, omdat deze dingen in Mijn toespraken zeer vaak voorkwamen en ook opgetekend zijn, wat de belangrijkste punten betreft.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Deze opmerking was nodig om jullie te laten weten in welke volgorde Mijn woord tot de joden en Farizeeën is gesproken.
Hoofdstuk 187: De Heer spreekt met de genezen jongen en de Farizeeën (Joh.9, 35-41) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Kijk eens naar de stenen die her en der op de grond liggen! Eerder overtuig Ik deze stenen ervan dat Ik Degene ben van wie Mozes en de profeten geprofeteerd hebben, dan jullie!
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als Ik tekenen verricht die vóór Mij nog nooit iemand heeft verricht, ook niet de grootste profeet, zouden jullie ogen toch moeten opengaan, zodat je de tekenen van deze tijd zou kunnen herkennen tot jullie heil! Maar jullie zijn blind, doof en verstokt van hart en zien, horen en voelen daarom niets. En zo ligt ook het gericht over jullie in jezelf en daarmee de zekere dood van jullie zielen.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik ben in deze wereld gekomen om jullie langs de vriendelijkste en liefdevolste weg door leer en daden op de juiste levenspaden te brengen; maar jullie achtervolgen Mij overal waar Ik ga of sta en proberen Mij te vangen en te doden, terwijl jullie beweren dat Ik een volksverleider en opruier ben. Maar Ik heb ook getuigen en God Zelf, die in Mij is zoals Ik in Hem, is Mijn getuige dat jullie allemaal boze leugenaars zijn voor God en het hele volk.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Als jullie de profeet Jesaja gelezen hebben en er slechts een beetje van hebben begrepen, moeten jullie toch weten wat dit wil zeggen: 'Een maagd zal ons een Zoon baren en Zijn naam zal zijn 'Emanuel', dat betekent 'God met ons' ! ' Is dit, zoals ook al het andere, nu niet juist door Mij in vervulling gegaan?! En als dit zo is en ook eeuwig nooit anders zal zijn, -zou Ik dan niet net als jullie een leugenaar zijn, als Ik nu omwille van jullie duistere mening zou bekennen dat Ik niet degene ben die Ik voor God, voor alle hemelen en voor alle schepselen hier op deze aarde ben?!
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] En zie, deze boze nacht in jullie ziel is dan ook jullie ondergang,jullie eigen gericht en jullie ware dood! Want Ik alleen ben de weg, het licht, de waarheid en het eeuwige leven. Wie in Mij gelooft en volgens Mijn woord leeft en handelt, verkrijgt van Mij de geest van het eeuwige leven, en Ik alleen zal hem tot leven wekken op zijn jongste dag in Mijn rijk. Wie Mij echter ontvlucht, veracht en vervolgt, die ontvlucht, veracht en vervolgt ook zijn eigen leven en kan het eeuwig nooit ergens anders vandaan krijgen dan enkel en alleen van Mij.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Maar wie het leven wil hebben, moet het van Hem nemen die het leven zelf is, dus het leven heeft en het kan geven aan wie Hij dat wil. Maar deze Hij geeft het leven alleen aan degene die er sterk naar verlangt.
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Een Farizeeër, die zichzelf voor een zeer wijs man hield, zei: 'Wel, door deze woorden van je, zie ik nu pas echt in, dat je staat te praten als een waanzinnige die van het ware wezen van God, van Zijn eindeloze wijsheid, macht en grootheid en van de wijze waarop Hij de omstandigheden van deze wereld en haar schepselen heeft ingericht, absoluut geen begrip heeft en ook niet kan hebben. Want kijk,je beweert dat het eeuwige leven van de ziel van een mens slechts afhangt van het volle geloof aan jou, aan je woord en aan je leer, en dat iedere ziel die dat niet doet -wat meestal het geval is, omdat zij buiten haar schuld niets van jou weet en ook niet kan weten -de eeuwige dood kan verwachten. Nu, dan ben jij en ook de God die jou in deze wereld heeft gezonden, het meest onwijze en onrechtvaardige almachtige wezen dat een verstandig mens zich maar kan voorstellen!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik beken hier openlijk dat ik, volgens jouw leer, in geen enkel opzicht enige dank verschuldigd ben aan de door jou gepredikte God; hij heeft mij immers niet op deze wereld gezet voor een of ander blijvend geluk, maar alleen voor het grootste ongeluk, dat gedurende mijn hele leven bitter aanvoelt. Hoe eerder hij mij weer vernietigt, des te groter is de weldaad die hij mij bewijst!
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik bedoel: voor het verkrijgen van het eeuwige leven van de ziel na het verlaten van het lichaam zou welhaast ieder hondenleven goed genoeg zijn geweest. Waarom zou je daarvoor mensen opvoeden en geestelijk opleiden?! Voor het verkrijgen van de zekere eeuwige dood van de ziel van een mens na de dood van het lichaam heeft de mens niets anders nodig dan dat hij, evenals de dieren, zijn dagelijks eten heeft. Waarom zou je hem dan leren denken, oordelen en redeneren? Dat vergalt immers onmiskenbaar zijn miserabele bestaan! Alle nu helaas geestelijk gewekte mensen zouden zelfs alle kinderen onmiddellijk na hun geboorte moeten wurgen, opdat deze later wanneer ze volwassen, en denkende, van zichzelf bewuste mensen zijn, niet meer met allerlei zaken geplaagd worden en ook nooit meer hoeven te vrezen, dat ze het vaak toch zoet smakende leven uiteindelijk voor eeuwig moeten verliezen.
Hoofdstuk 189: Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Met een ernstige uitdrukking op Mijn gezicht zei Ik: 'Je durft Mij veel onbillijke en onware dingen recht in Mijn gezicht te zeggen, waar het volk bij is. Als Ik evenzeer tot toorn geneigd zou zijn als jullie joden en Farizeeën, zou Ik je deze brutale, onware, zinloze en hoogmoedige woorden nu zodanig betaald zetten dat al het volk erdoor ontsteld zou zijn, omdat het daardoor snel tot het inzicht zou komen, dat Mij alle macht en zeggenschap in de hemel en op aarde is gegeven; maar Ik ben met heel Mijn hart zachtmoedig, ben Zelf vol deemoed en Ik zal jou ten overstaan van het volk slechts met Mijn woord straffen!
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Domme en blinde Farizeeër! Wat is dan volgens jouw hoogst materiële voorstelling het eeuwige leven van de ziel in Mijn rijk, dat niet van deze wereld is, en wat is dan het gericht en daarmee de eeuwige dood?
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Is de eeuwige dood van de ziel en haar -laten we zeggen -onmogelijke totale eeuwige vernietiging voor jou dan één en hetzelfde? Kijk, jij en al je collega's zijn wat jullie ziel betreft allang geheel en al dood; maar zijn jullie daarom ook vernietigd? Jullie zullen ook eeuwig nooit vernietigd worden, maar zoals jullie nu zijn zullen jullie blijven, in je zonden die de dood van je ziel zijn, omdat deze in zo'n toestand nooit tot een hoger en zuiverder bewustzijn kan opstijgen, maar in haar duisternis moet blijven en in haar oude wereldse twijfels, waar jullie ziel vol mee zit.
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491  ...