10915 resultaten - Pagina 478 van 728
... 466 - 467 - 468 - 469 - 470 - 471 - 472 - 473 - 474 - 475 - 476 - 477 - 478 - 479 - 480 - 481 - 482 - 483 - 484 - 485 - 486 - 487 - 488 - 489 - 490 - 491 ...
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Kijk, dergelijke taferelen vinden hier vaker plaats, maar het is nauwelijks te geloven wat een hoge graad van zelfverloochening daarvoor nodig is. Want met armoede is maar al te vaak automatisch de eigenliefde bijna onverbrekelijk verbonden. Daarom vraagt een arme dan ook alleen hulp voor zichzelf. Heeft hij dan een kleinigheid bij elkaar gebedeld, dan is dat nauwelijks genoeg voor zijn eigen behoeften en zijn nood en armoede stellen hem nauwelijks in staat om zijn zeer karige bezit met een andere arme broeder te delen. Om die redenen vindt men op aarde onder de arme klasse dan ook vaak de afschuwelijkste afgunst. Daaruit volgt echter dat dergelijke arme bewoners van dit dal zich zoveel mogelijk voor de bedelaars verbergen. Om die reden zien jullie ook maar weinig mensen buiten hun huizen; maar degenen die jullie buiten zien, hebben al een goede gezindheid.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] De vrouw stapt heel vlug in de boot, maar de man krabt zich bedenkelijk achter de oren en weet niet wat hij moet doen. Om echter niet alleen achter te blijven en ook in zekere zin fatsoenshalve stapt hij in de boot. Nu wordt de boot losgemaakt en zie eens hoe hij als een pijl uit de boog stroomafwaarts wegschiet. Maar nu gaan wij ook snel, want zo vlug als dit vaartuig is, zijn ook wij en als het nodig is ook nog wat vlugger.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[29] Jullie vragen: moeten wij daar soms ook nog in afdalen? Ik zeg en zei immers toch al van tevoren dat jullie de hele ontwikkeling tot aan het einde mee moeten aanzien, omdat jullie anders maar de helft zouden weten van hetgeen de binding van zo'n dubbele liefde in een hart wil zeggen. Wees maar niet bevreesd voor deze vlammen, want ze zijn slechts een verschijningsvorm van het helse. Ter plekke echter zal alles er weer heel anders uitzien. Volg me dus zonder angst!
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Nu hebben jullie zo'n bevrijding gezien en nog wel een van de beste. Er zijn echter nog talloze en veel verschrikkelijker en hardnekkiger soorten, waarvan jullie de aanblik, zelfs in woorden uitgedrukt, maar moeilijk zouden verdragen. Daarom zullen we nu weer naar onze oorspronkelijke plek teruggaan en vandaar dan overstappen naar de omgeving van de middag. Dus genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] Daar echter het menselijke van de Heer de allerzuiverste liefde uitbeeldt, een liefde die nog heel anders geaard moet zijn dan ze hier is, zijn zij ook nog niet in staat om het menselijke van de Heer te aanschouwen en zodoende kunnen ze dus steeds verder vervolmaakt worden. Het gebeurt ook, hoewel maar zelden, dat de Heer deze streek ofwel rechtstreeks of door een hogere engelgeest bezoekt. Dan worden ook altijd de kleinsten van deze streek aangenomen en naar de morgen geleid.
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Aan de ene kant hebben jullie wel gelijk maar aan de andere kant weer niet. Want deze wezens, hoe armzalig ze voor jullie ook mogen lijken, zijn dat op hun manier, dat wil zeggen zoals zij zichzelf zien, helemaal niet. Hier wonen namelijk de zogenaamde stoïcijnen, of met andere woorden, mensen die aan zichzelf helemaal genoeg hebben. Zij handelden tijdens hun aardse leven rechtschapen, echter niet uit liefde tot de naaste en nog minder uit een of andere liefde tot God, maar uitsluitend omdat ze daarin de overwinning van hun verstand herkenden. Ze zeiden: de mens heeft niets nodig, hemel noch hel noch een God, maar alleen zichzelf en het hem leidende verstand als hoogste principe voor zijn handelen en hij zal zo handelen dat hij door zijn handelwijze niemand benadeelt, en daarom kan hij dat ook van zijn medemens verwachten.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Verder zeggen ze nog: mocht er al ergens een God bestaan, wat kan Hij mij geven of nemen als ik groot ben in mezelf en met verachting neerkijk op alles wat Hij mij wil geven of nemen? Wat echter zou een God mij ook geven of nemen? Het hoogste zou dit matte leven zijn dat ik met mijn verstand reeds lang diep heb leren verachten. Of is het niet aan mij zo lang te leven als ik wil? Als ik zou vinden dat het met het hoogste principe van mijn verstand te verenigen zou zijn mijzelf het leven te ontnemen, dan zou ik dat ook doen. Maar de door mijzelf erkende rechtschapenheid leert me, dat zoiets tegen het principe van het hoogste verstand zou indruisen. Wie mij het leven heeft gegeven, moet ook het recht hebben het mij weer af te nemen. De natuur heeft toch het recht de voeding die ik van haar heb gekregen, langs de natuurlijke weg terug te vorderen; de bekleding van mijn lichaam is een eigendom van de tijd en hij neemt dit pand eveneens weer terug. Dat moet het zuivere verstand goedkeuren; het moet zeggen en het zegt ook: ieder het zijne! Maar juist doordat de mens verstandelijk nog niet één zonnestofje het zijne noemt, is hij het meest verheven wezen, ja zelfs verheven boven iedere God, boven iedere hemel en is hij steeds meester over alles wat hel is. Als alle mensen zo dachten, zou iedereen genoeg hebben en niemand zou een ander ooit tot last zijn. Iedere vorm van hebzucht, afgunst, gierigheid, hoogmoed, heerszucht, vraatzucht en brasserij, ontucht, leugen en bedrog zou ons vreemd zijn. Waar leeft een God die, mocht hij het hoogste principe van het verstand zijn, tegen zulke grondbeginselen van het leven iets heeft in te brengen? Heeft hij er echter iets tegenin te brengen, dan is hij geen God en staat hij ver beneden het verheven menselijke verstand.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Beste vrienden en broeders, iets moeilijkers dan dat bestaat er bijna niet! Ze hebben slechts één enkele toegankelijke zijde en dat is de weg van de wetenschap! Er is echter een eindeloos geduld en uithoudingsvermogen voor nodig om deze verstandsmensen langs deze weg iets zó voor te stellen dat ze het als juist erkennen en het niet in tegenspraak met hun verstand is. Zij zeggen; er kan heel veel wetenschappelijk volkomen juist zijn, maar of het ook volkomen overeenstemt met de principes van het verstand, is een andere vraag. Om deze uitspraak volledig te bekrachtigen noemen ze een heleboel wetenschappelijke feiten op, die op zich volkomen juist zijn maar toch de hoogste principes van het verstand totaal tegenspreken. Ik zal jullie slechts enkele voorbeelden geven.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Ze zeggen bijvoorbeeld: de berekening van een verduistering is wetenschappelijk volkomen juist; maar vraag het vernuft en zijn handlanger het verstand waartoe die toevallige verduistering dient en wat de hele mensheid door de wetenschap daarbij aan belangrijks heeft gewonnen? - Zo is het ook wetenschappelijk juist dat de mens van het tot zich genomen voedsel een bepaald deel voor het onderhoud van zijn lichaamsdelen opneemt en het overtollige weer afgeeft. Wanneer jullie echter het vernuft vragen, dan kan het slechts lachen om zo'n slechte en ondoelmatig berekende verhouding. - Verder is het wetenschappelijk juist, dat water en ook andere beweeglijke stoffen door hun eigen gewicht naar de diepte worden gedreven. Wat zegt het vernuft daarop als het zijn blik langs kale bergwanden laat gaan, waarop niet eens een mosplantje kan gedijen omdat zulke hoog gelegen delen van de aarde de constant benodigde voedende vochtigheid moeten ontberen. - Kijk, uit deze enkele voorbeelden kunnen jullie voldoende opmaken hoe moeilijk het is om zulke kritische verstandsmensen een wetenschappelijk voorbeeld voor te houden dat door hen als volkomen in overeenstemming met het verstand wordt erkend. Opdat jullie echter de manier waarop zo'n bekering tot stand komt helemaal mogen doorzien en begrijpen, zullen we er de volgende keer een bijwonen. En hiermee is het genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Wanneer we echter vanuit deze omgeving de morgen zullen naderen, zullen we nog oneindig grotere en snellere bewegingen maken. En kijk, dat is geestelijk weer heel natuurlijk. Iets dergelijks is immers eveneens al duidelijk te zien bij de meer gewekte geesten op een hemellichaam, waar een geoefende denker een voorwerp dat men hem ter beoordeling voorlegt, heel vlug zal doorzien en in al zijn delen degelijk en grondig zal ontleden. Wel moet hij nog altijd een voorwerp voor zich hebben, want zonder zo'n voorwerp houdt de activiteit van zijn geest op.
Hoofdstuk 42: Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hebben jullie nooit gehoord hoe eens de oude Jacob droomde over een ladder waarlangs engelgeesten op en af gingen, terwijl de Heer zelf zich bovenaan de ladder bevond? Kijk, hier hebben we al een sport of trede van juist deze hemelladder. Daar echter elke trede van deze hemelladder beduidend meer te betekenen heeft dan een trede van een trap in jullie huizen, zien we op deze eerste trede dan ook talloze, wonderbaarlijke en heerlijke dingen, die we echter pas bij de volgende gelegenheid nader zullen bezien, en dus is het weer genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 42: Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Wanneer jullie op deze heerlijke plek wat rondkijken, wat zien jullie dan en wat valt jullie het meest op? Jullie zeggen: beste vriend, het zou gemakkelijk praten zijn als men maar woorden zou hebben om de talloze dingen die we hier zien te beschrijven! Wanneer men echter de woorden daarvoor niet heeft, blijft er niets anders over dan hoogstens met een vinger te wijzen naar datgene wat ons het meest opvalt.
Hoofdstuk 43: Merkwaardige omgeving en woning van zalige geesten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Kijk, beste vriend, dat is het nu, wat wij hier in eerste instantie op de rechteroever van deze prachtige rivier zien. Het lijkt echter of dit alles één geheel is. Onze ogen hebben nog nooit zoiets gezien en een mens kan zich zoiets ook nauwelijks voorstellen. Daarom weten we ook niet wat het is, waarvoor het dient en welke naam het heeft. Het biedt het oog weliswaar een buitengewoon merkwaardig en prachtig schouwspel, maar dat is ook het enige reële dat we er tot nu toe uit kunnen opmaken.
Hoofdstuk 43: Merkwaardige omgeving en woning van zalige geesten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Het tegenargument echter luidt: nadat het licht kennelijk is voortgekomen uit de duisternis, en dus vóór het licht slechts een totaal lichtloze toestand de hele oneindigheid doordrong, is het de vraag of de oneindigheid in lichtloze toestand minder oneindig was dan nu in het volle licht. Verder luidt het tegenargument: het is iedereen bekend dat het binnenste van de hemellichamen meestal volkomen lichtloos is en toch is de materie in zo'n lichtloze toestand evengoed en zelfs nog intensiever aanwezig dan op de oppervlakte van een hemellichaam, dat baadt in het licht. Als echter het hele hemellichaam, wat het inwendige betreft, heel goed kan bestaan zonder licht, dan lijkt het licht voor de dingen in de natuur toch zuiver een luxe te zijn. Verder luidt dit tegenargument: iedereen weet dat hij in de nacht van het moederlichaam werd verwekt en juist in deze nacht het leven heeft ontvangen. Om welke reden moet dan datgene wat in de nacht levend is geworden, aan het licht treden? Wie hierover ook maar een beetje nadenkt, moet vanaf het eerste moment inzien, dat het licht niet alleen totaal overbodig is, maar ook schadelijk voor de dingen omdat zij eraan wennen en vervolgens kennelijk ongelukkig worden als ze het door een of ander toeval verliezen. Bovendien zeggen ze nog: wanneer de mensen totaal blind geboren zouden worden, dan hoefden zij zich ook nooit zorgen te maken over het verlies van het licht; want het is voor een oog dat aan het licht gewend is toch het grootste ongeluk om blind te worden. Daar brengen de tegenstanders weliswaar weer het volgende tegenin: in zo'n blinde, gelukkige toestand zou er dan toch helemaal geen verschil zijn tussen een mens en een poliep diep op de zeebodem. Als een mens namelijk geen dingen zou zien, zou hij zich ook nooit een of ander denkbeeld kunnen vormen. Bij gebrek aan denkbeelden zou zich dan echter een grote vraag voordoen, namelijk hoe het er dan met het denken voor mag staan bij gebrek aan alle begrippen en vormen. Over het verlies van het gezichtsvermogen ten gevolge van een ongeluk zeggen de verdedigers van het licht: als men het als een ongeluk wil beschouwen en dit mede als argument gebruikt tegen het licht, kan men dat immers ook doen met betrekking tot de andere zintuigen die niet van het licht afhankelijk zijn. Om daarom ieder ongeluk te voorkomen zou de mens zonder enig zintuig in de duisternis geboren moeten worden. Hoe zich dan het denken van een mens zonder zintuigen kan ontwikkelen, zou men het beste aan een steen kunnen vragen! Kijk, zeer wijze man, tussen zo'n wirwar van gedachten wordt ons grote gezelschap heen en weer geslingerd. Wij hopen vol vertrouwen dat jij deze knoop zult ontwarren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)